zaterdag 28 maart 2015

From the Mouth of God

Why should we believe that – as Jesus our Lord and Savior – that the Bible is the mouth of God. In From the Mouth of God Sinclair Ferguson, a former minister of the First Presbyterian Church in Colombia, South Carolina and a former professor of systematic theology at Westminster Theological Seminary in Philadelphia, answers this question. His book is highly relevant especially in a day when a growing number of people, although calling them-selves Evangelicals, question whether the Bible is the infallible and inerrant Word of God.
With regards to the fact the books of the Bible were written by human authors Ferguson point to the fact undoubtedly the human writers of Scripture were conscious that they were expressing their own words as they wrote. Btu at the same time they were under the sovereign direction of the Spirit. God prepared the human writes of the Bible with regards of all aspects of their lives to express his Word in their words.
Both the Old Testaments prophets and New Testament apostles were aware they what they preached and what was written by them was not merely an expression of their witness to the God of Israel and Jesus Christ. They believed that what they said and wrote was to be heard and read as God’s Word.
We can trust the Bible as God mouth. But how must we apply the Bible in our lives. Ferguson gives several keys for reading and applying the Bible in the right way. We should read passages and text of the Bible in their context and understand how to read different kinds of genre. All important is to realize that both the Old Testament and the New Testament point us to Jesus Christ.
The Bible is given that we as fallen creatures may be reconciled with our Creator through Him. Ferguson rightly urges that is im-portant to read the whole Bible. He advises to read every year the entire Bible. He also says it can be very helpful to read just a whole book of the Bible in one of two sittings. I heartily agree. How can the Bible shape our lives when we do not know its content?!
The book of Ferguson is well written and easily to follow also for them who do not have English as their native language. I heartily recommend it. May the Lord use it to teach is to honor and obey Him.

Sinclair Ferguson, From the Mouth of God: Trusting, Reading, and Apply­ing the Bible, The Banner of Truth, Edinburgh 2014; ISBN 978-1-84871-242-3; pb. 209 pp., price £7,50.

donderdag 26 maart 2015

Schepping of evolutie? Is de verontrusting van ds. Mensink terecht?


Het is de roeping van een prediking de bijbelse leer te verbreiden en als het moet ook te verdedi­gen. In het licht van het laatste moeten we de publieke uiting van verontrusting van ds. A.J. Mensink zien dat prof. dr. G. van den Brink de evolutieleer geheel in het christelijke geloof wil integreren. Terecht heeft hij aange-geven dat hier zeer belangrijke zaken op spel staan. Het bijbelse getuigenis over de oorsprong van de mens en de zonde vormt het kader waarbinnen in de Schrift de boodschap van het Evangelie tot ons komt.
De verontrusting van Mensink wordt kennelijk niet gedeeld door dr. K. van Bekkum, die als weten­schappelijk medewerker Oude Testament aan de Theologische Universiteit van Kampen is ver-bonden. In een bijdrage die hij op theologenblog plaatste, verwijt hij Mensink een rationele in plaats van een bevindelijke toon aan te slaan. Hij vreest dat Mensink het bevindelijke erfgoed van onder andere ds. G. Boer dreigt weg te gooien. Zowel inhoudelijk als vanuit historisch opzicht voel ik mij geroepen kanttekeningen bij de ziens­wijze van Van Bekkum te plaatsen.
Allereerst wil ik aangeven dat ik op een protestants christelijke dorpsschool op gereformeerde grondslag (de enige school in het dorp) heb gezeten met onder andere klasgenoten zowel van rooms-katholieke huize (kinderen van Spaanse gastarbeiders) als van de Vergadering van Gelovigen. Daarna ging ik naar een qua grondslag behoorlijk wat bredere protestants-christelijke middel-bare school.
Discussies over de aard van het Schrift die er nu zijn in de kringen van de Gereformeerde Bond, de Christelijke Gereformeerde Ker-ken en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt brengen mij dis-cussies met gereformeerde en confessioneel-hervormde klasge-noten in herinnering. In die kringen begon­nen de dingen vooral in de jaren zestig te verschuiven.
Toen de Gereformeerde Kerken in 1967 de besluiten van de synode van Assen van 1926 her­riepen, schreef ds. G. Boer in De Waar­heidsvriend: ‘Bakens worden verzet. Maar het is toch wel zo, dat thans niet de Waarheid ons vrij maakt, maar dat wij de Waar-heid vrij moeten maken van allerlei kortzichtigheden en verou-derde opvattingen en denkwijzen. Jammer is alleen, dat bij elke vordering van de weten­schap en bij elke ontdekking, de Bijbel opnieuw wordt aan­ge­past bij de nieuwe stand van zaken.’ Zulke woorden gaven mij als middelbare scholier steun.
Boer gaf aan dat men wel kan zeggen dat de eerste hoofdstukken van Genesis een speciale geschiedschrijving bevatten, maar als er sprake is geschiedschrijving de vraag blijft of er tenslotte iets gebeurd is of niet, en wat er in feite plaats vond. Is de mens ge-vallen of is hij niet gevallen? Lucas zegt, dat Christus de zoon was van Adam, den zoon van God. Was Christus de zoon van een naam, van een gefingeerde, of was hij de zoon van ons aller vader?
De vraag: ‘Christus, wiens zoon was Hij?’, heeft volgens Boer een dubbel aspect. Voor hem stond vast dat een ver­tegen­woordiging door Christus zijn fundament verliest, wanneer Adam verdwijnt. Eenzelfde geluid hoorde ik in mijn studententijd van de confes-sionele oud-hoogleraar dr. G.P. van Itterzon. Een man die onder andere blijkens zijn sympathie voor Bunyan ook een gerefor-meerd bevindelijke zijde had.
Wanneer Van Bekkum  zijn zienswijze met de aanduiding ‘bevin-delijk’ wil typeren, gaat het om een geheel ander vorm van bevin-ding dan die waarover men in hervormd-gereformeerde kring sprak. Men bedoelde daarmee dat wij niet alleen de gerefor-meerde leer moeten vast­houden, maar dat wij ook persoonlijk moeten weten dat de Heilige Geest ons het heil in Christus heeft toegeëigend. In de prediking moet concreet gesproken over de kenmerken van een ware christen. Zelfonderzoek is nodig, omdat het geloof niet aller is.
Nadrukkelijk sprak men ook over Schriftuurlijk-bevindelijk. Vooral als het ging over de prediking. Daarmee werd aangegeven dat niet alle bevinding bijbelse en door Gods Geest gewerkte bevin-ding is. De Schrift is het middel dat de Heilige Geest gebruikt om bevinding te werken, maar ook de toetssteen waarin bevinding getoetst moet worden.
De wijze waarop Van Bekkum over bevindelijk spreekt is de laat-ste jaren in zwang gekomen. Echter, dan gaat het om een wijze van spreken over geloofservaring die aansluit bij de oude ethische theologie. Het benadrukken van ervaring ten koste van de leer-stellige inhoud van het christelijke geloof en met relativering van de gereformeerde belijdenis en gaat bepaald niet gepaard met een herleving van de notie van zelfonderzoek.
Ik doe G. van den Brink geen onrecht als ik zeg dat dit ook bij hem het geval. De Christelijke dogmatiek die hij samen met dr. C. van der Kooi schreef, presenteert zichzelf niet als een gerefor-meerde dogma­tiek en is dat ook bepaald niet. Dat blijkt niet in de laatste plaats uit de gehanteerde Schriftvisie. In aan­sluiting bij de ethische theologie wordt de Bijbel wel als enige norm maar niet als enige bron van het geloof gezien.
Echter, als de bijbel niet de eerste en uiteindelijke bron is van onze kennis over God en Zijn relatie tot de mens, dan kan de Bijbel ook niet echt als enige norm functioneren. Naast de ethische theologie kan ten aanzien van de Schriftleer ook die van Barth worden genoemd. Diens Schriftvisie wordt kritiekloos geaccepteerd. Daarmee is deze dogmatiek niet alleen geen gereformeerde dogmatiek maar kan het in termen van de wereldkerk ook niet als niet als classic Evangelical worden getypeerd. Dan gaat het niet alleen om de  Schriftvisie maar om meerdere andere fundamentele thema's. 
Een andere Schriftvisie pleegt nooit zonder gevolgen voor de visie  op de inhoud van de bijbelse boodschap te zijn. In de Christelijk dogmatiek van Van den Brink en Van der Kooi blijkt niet alleen uit de visie op de evolutie en de zondeval maar ook uit het feit dat over de hel als eeuwige realiteit geen klaar geluid wordt gegeven. Dit was in de negentiende eeuw één van de belangrijkste redenen dat de grote en bevindelijke prediker Spurgeon zijn openlijke ver-ontrusting uitsprak over de koers van de Baptist Union.
Ik keer nog even terug naar Boer. Veel heb ik vooral in mijn stu-dententijd gehad aan publi­ca­ties van Boer. Hij wijst erop de Bijbel geen handboek van wetenschap is en dat de weten­schap haar taak mag vervullen om de geheimen van het heelal te ontsluieren. Heeft Boer zelf ten aanzien van de verhouding van wat er staat in Gen. 1 en uitkomsten van weten­schappelijk onderzoek gedacht in de richting van de kadertheorie?
Het zou kunnen. Zeker zou hij zich hebben kunnen vinden in wat dr. J. van Genderen en dr. W.H. Velema in hun Gerefor­meerde Dogmatiek schrijven over werkdagen van God. Als het gaat om een meer recente publicatie noem ik die van John Lennox Six Days that Divide the World.
Zeker is dat het gespreksmodel van geloof en wetenschap wat Mensink voorstaat, helemaal in de lijn ligt van de uitlatingen van G. Boer. Daarbij heeft het getuigenis van de Schrift principieel het primaat boven een wetenschappelijke theorie. Een theorie die trouwens heel belangrijke zaken als de oorsprong van het leven en de uniciteit van de mens met zijn bewustzijn, geweten en taal-vermogen niet kan verklaren. Van belang is ook het beperkte ka-rakter van onze wetenschappelijke kennis te onderstrepen, opdat onderwerping aan het getuigenis van de Schrift principieel voor-rang houdt.
Voor Boer stond in ieder geval als een paal boven water de staat van rechtheid en de zondeval als historische feiten waren en was er bij hem geen spoor van twijfel aan het feit dat de gehele mens-heid van Adam en Eva afstamt. ‘De woorden Adam niet geleerd dan Christus niet begeerd’ heeft Boer meer dan eens in zijn pre-ken gebruikt. In deze woorden ligt zowel inhoudelijk als bevin-delijk de zaak waar het om gaat besloten.

vrijdag 6 maart 2015

C.S. Lewis, Koppige overtuiging en andere essays

In 2010 kwam bij uitgeverij van Wijnen te Franeker een bundel met essays van C.S. Lewis uit onder de titel Koppige overtuiging, het tweede essay in de bundel. Lewis brengt daar naar voren dat geloof vooral een overtuiging is.
Hier had zijn betoog aan kracht gewonnen als hij had gesteld dat voor een christen die overtuiging een zeker weten is, omdat hij door het getuigenis van de Heilige Geest weet dat de Schrift de bron is van de ware kennis van God.
Van belang is echter hoe Lewis verder gaat. Als je eenmaal over-tuigd bent van Gods bestaan, betekent geloven allereerst dat jij als persoon in de aanwezigheid bent van God als persoon. Vanuit de relatie plaatst een christen zijn vragen over Gods leiding en andere zaken die soms zo tegenstrijdig lijken met wat God van Zichzelf heeft gezegd en geopen­baard. Een christen leeft niet uit de houding van achterdocht maar vertrouwen.
De bundel begint met het essay Is theologie een vorm van poëzie? Dit onderwerp was Lewis op­­gegeven. Terecht geeft hij ontkennend antwoord, al heeft theologie wel poëtische waarde. Het christelijke geloof is gebaseerd op waar gebeurde feiten.
In dit essay wordt dan wel merk­baar dat Lewis hier een ont-wikkeling ziet van het Oude naar het Nieuwe Testament en meent dat de oudste lagen van het Oude Testament wel een mythisch karakter dragen. Dat zeg ik hem niet graag na en is ook niet in overeenstemming met het getuigenis van het Nieuwe Testament over het Oude Testament.
In het essay Als deze nach de laatste was? neemt Lewis het nadrukkelijk op voor de weder­komst en het laatste oordeel als komende realiteiten. De leer van de wederkomst maakt ons dui-delijk dat de wereldgeschiedenis eenmaal een einde neemt, maar dat wij niet weten en ook niet kunnen weten wanneer dat zal zijn.
Juist daarom moeten wij er altijd op voorbereid zijn. De vraag ‘Als deze nach de laatste was?’ is op elk moment van het jaar zinvol. Lewis besluit dit essay met de vraag voor ieder mens is niet hoe hij zich kleedt bij het kunstlicht voor deze wereld, maar voor het licht van de komende wereld.
De bundel besluit met een essay die Lewis als leek in 1956 in Magdalen College te Cam­bridge hield. Hier komt Lewis zowel in zijn zwakte als kracht naar voren. De zwakte is dat Christus in de preek nauwelijks naar voren komt en als Hij wordt genoemd is het met een citaat uit De navolging van Christus van Thomas à Kempis.
In deze preek wordt echt duidelijk dat Lewis geen evan­gelical is maar een hoogkerkelijke anglicaan. In de hoogk­erkelijke vroom-heid staat het verschil tussen tijd een eeuwigheid meer centraal dan de tegenstelling van zonde en genade. Meer de navolging van christus dan de verzoening met God door de verdiensten van Christus.
Behartigens­waar­dig is wel de opmerking die Lewis doorgeeft van William Law, een hoog­ker­ke­lijke angli­­caan uit de achttiende eeuw. Ik merk terzijde op dat meerder leiders van de Evan­gelical Revival uit de achttiende eeuw aanvankelijk tot de hoogkerkelijke richting behoorden en in die periode ook de werken van William Law lazen. Zij gingen daarin een gebrek ervaren dat Lewis niet ervoer. Dat neemt niet weg dat zij bij hem ook dingen hadden gevonden die zij vast hebben gehouden.
Dat wordt het citaat van Law dat bij Lewis te vinden is duidelijk: ‘Hebt gij niet het koninkrijk van God geko­zen, dan maakt het uit­eindelijk niet uit wat gij wel hebt gekozen.’ In het licht van de eeuwig­heid maakt het geen ver­schil of dat vrou­wen waren, het vader­land of je carrière. Laten wij deze woorden ter harte nemen.
 
C.S. Lewis, Koppige overtuiging en andere essays, vertaling Arend Smilde, Van Wijnen, Franeker 2010; ISBN 90-5194-370-2; pb. 127 pp., prijs €9,95.