De Nederlandse wet en de wet
van God
Terwijl tot voor kort iedereen onder het huwelijk de
door de wet bevestigde relatie tussen één man en één vrouw verstond, is dit
sinds een aantal jaren niet het geval. Volgens ons burgerlijk wetboek kan het
een relatie m/v zijn. Dat wil zeggen dat het ook om twee personen van hetzelfde
geslacht kan gaan. Dat is een zienswijze die volstrekt haaks staat op de
Bijbel. Heel duidelijk verwoordde Mike Pence, de huidige Amerikaanse
vicepresident, dit een vijftal jaar geleden. Hij was toen nog gouverneur van
de staat Indiana. In het Huis van Afgevaardigden van deze staat werd gedebatteerd
over een wetsvoorstel dat het huwelijk zou openstellen voor personen van
hetzelfde geslacht.
Pence bracht toen het volgende in: ‘Ik geloof dat
het huwelijk (tussen één man en één vrouw moet worden beschermd, omdat het niet
ons idee is. Ettelijke duizenden jaren geleden werden de woorden geschreven
dat een man zijn vader en moeder moet verlaten en zijn vrouw aanhangen en dat
die twee tot één vlees zullen zijn. Dit was niet onze gedachte, maar Gods
gedachte. En ik zeg dit, voorzitter onbeschaamd in een zaal waar boven uw
stoel de woorden staan: In God we trust.’
Vanuit de scheppingsorde moeten we de uitdrukking
‘huwelijk’ alleen voor een voor de wet bevestigde relatie tussen één man en één
vrouw gebruiken. Onder de oude bedeling heeft God polygamie getolereerd.
Echter, onder de nieuwe bedeling wordt de scheppingsorde niet alleen norm maar
ook absolute eis. De Nederlandse wetgever kan normen veranderen. God doet dat
niet. Hij blijf bij Zijn omschrijving van het huwelijk. Iedere man zal zijn
eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.
Wanneer geldt trouw?
Wonen een man/jongen en een vrouw/meisje samen
zonder te zijn getrouwd, dan moeten zij ertoe worden opgeroepen te trouwen. Als
er sprake is van schuldbesef en de bereidheid is dat te belijden, is er in
principe geen verhindering om over dat huwelijk in een kerkdienst Gods zegen
te vragen. Trouw aan elkaar totdat de dood scheiding maakt, geldt in het
huwelijk tussen één man en één vrouw. Dat geldt niet voor een homoseksuele
relatie. Evenals bij een overspelige relatie moet worden opgeroepen tot het
verbreken ervan. Hier mogen wij nooit het woord ‘trouw’ gebruiken. De uitdrukking homoseksuele relatie in liefde en trouw
is bijbels gezien versluierend. Liefde en trouw worden hier namelijk verbonden
met gedrag dat haaks staat op Gods gebod.
Wij moeten predikanten, politici, opinieleiders die
dat wel doen, niet volgen, maar vasthouden aan het Bijbelse getuigenis.
Overspelers en zij die bij mannen liggen, kunnen tenzij zij zich bekeren het
koninkrijk van God niet binnengaan. Overigens geldt dit ook voor hebzuchtigen,
dronkaards en dieven. We moeten niet het ene noemen en het andere verzwijgen.
Duidelijk is dat trouw niet geldt voor relaties die
onder Gods oordeel liggen. Er mag geen trouw zijn aan de zonde. De trouw moet
altijd trouw zijn in overeenstemming met Gods Woord. Zowel onder de oude als
nieuwe bedeling was en is homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook een verhindering
om Gods koninkrijk binnen te gaan, als er geen bekering volgt. Meeleven met
hen die er achter komen of erachter gekomen zijn dat zij homoseksueel geaard
zijn, is geboden, maar moet wel altijd gestalte krijgen binnen de kaders van
het bijbelse getuigenis.
Het is
mogelijk dat homofiele gevoelens zo niet verdwijnen toch gaan sluimeren. Ik zou
met het wijzen op die mogelijkheid toch heel terughoudend willen zijn. Ook van
deze zondige gevoelens kan gelden dat er levenslang een strijd tegen moet
worden gevoerd. Laten degenen die homofiele gevoelens hebben gewezen worden op
Jezus Christus Wiens bloed van allen zonden reinigt en Die ook kracht geeft
tegen gevoelens strijdig met Gods goede beeld waarnaar we zijn geschapen te
strijden. In het bloed van Jezus Christus is ook vergeving voor zondige
begeerten en gevoelens. Laten zij die in homo-seksuele praxis zijn vervallen,
met klem en liefde tot het breken met hun zondige gedrag worden opgeroepen.
Hoe gebruiken we de woorden
huwelijk, echtgenoot enz.?
Helaas zien we ook binnen de kerken verschuivingen.
De woorden huwelijk, echtgenoot, schoonzus, schoonzoon, zwager en schoonzuster
worden ook in het kader van een door de Nederlandse wet bevestigde homoseksuele
relatie gebruikt. Het zal duidelijk zijn dat met dit spraakgebruik duidelijk
wordt dat men een wissel heeft omgezet. Immers wie over echtgenoot in een
homoseksuele relatie spreekt, kan nooit meer onverkort de Bijbelse boodschap
laten klinken dat zo’n relatie verbroken moet worden, omdat men anders Gods
koninkrijk niet kan binnengaan. Dan zal men immers aan-sluitend bij eigen spraakgebruik
het gebod: ‘Gij zult niet echtbreken’ voorgehouden krijgen.
Erkenning van het Bijbelse onderwijs over het
huwelijk is onverenigbaar met spreken over ‘huwelijk’, echtgenoot, schoon-zoon,
enz. als het gaat om een homoseksuele relatie. Wie dat doet de Nederlandse wet
boven dat van de onveranderlijke wet van de levende God. Het belijden van
Christus houdt juist in dat de wet van Gods koninkrijk boven alles gaat. Niet
alleen boven de maatschappelijke opinie, maar ook boven de aardse wetgeving.
Wie Christus echt belijdt, volhardt daarin ook blijft
zo als het smaad oplevert, uitsluiting en zelfs leidt een confrontatie met de
rechterlijke macht. Immers wie echt een christen is, is tot lijden bereid. Ook
als dat offers vraagt en zelfs tot een rechterlijke veroordeling en vervolging
zou leiden. Juist op het punt van de bijbelse visie op het huwelijk moet een
christen in de westerse samenleving een helder en ondubbelzinnig geluid laten
horen.
We kunnen niet in Gods liefde
in Christus delen zonder geloof en bekering
In onze samenleving worden homoseksuele relaties
verdedigd met het feit dat niemand belemmerd mag worden in zijn
zelfontplooiing. Ieder mens mag volgens eigen inzichten gelukkig zijn. In de
kerken zien we dat homoseksuele relaties worden verdedigd met een beroep op
het feit dat Gods liefde onvoorwaardelijk is. Echter, dat is een heel onbijbels
beroep op Gods liefde. Gods onvoorwaardelijke liefde betekent dat de
grootste der zondaren welkom is bij Christus. Nooit is het in dit leven te laat
de zonde te belijden en na te laten en door geloof vergeving van alle zonden te
ontvangen.
Helaas komt het meer en meer voor dat toegegeven
wordt dat homoseksuele relaties zondig zijn, maar intussen de zienswijze wordt
verdedigt dat ter voorkoming van erger stabiele homoseksuele relaties als
noodoplossing aanvaardbaar zijn. Deze opvatting dringt ook de gereformeerde
gezindte binnen. Onder andere rouwadvertenties zijn daarvan een bewijs.
De
relativering van het bijbelse onderwijs wordt dan nog al eens verdedigd dat wij
allen maar ten dele kennen. Weliswaar heeft de Kerk der eeuwen elke vorm van
homoseksuele praxis afgewezen, maar zetten wij werkelijk onze zaligheid op het
spel als wij hierin van de Kerk der eeuwen verschillen?! Ingaan tegen de
zienswijze van de Kerk der eeuwen mag arrogant, maar deze arrogantie houdt je
toch nog niet buiten de hemel?! Het antwoord moet zijn dat wij met aanvaarding
van homoseksuele relaties niet alleen tegen de Kerk der eeuwen maar tegen de
levende God Zelf ingaan. Daarbij heeft God uitdrukkelijk bekend gemaakt welke
consequenties het heeft hierin tegen Hem in te gaan.
Het
feit dat God slechts ten dele kennen, heeft allereerst te maken met het feit
dat Hij niet alles van Zichzelf bekend heeft gemaakt in Zijn Woord. Daarnaast
geldt dat met de oprechtste bedoelingen de Schrift fout worden begrepen. Niet
alle zaken die God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, zijn even klaar en
duidelijk. Dat neemt niet weg dat er ook zaken zijn waarover geen enkele
twijfel kan en mag bestaan. Dan moeten we allereerst denken aan het feit dat de
levende God de Drie-enig God is en dat niemand tot de Vader kan naderen dan door
de Middelaar Jezus Christus. Buiten het geloof in Hem is geen behoud.
Bij geloof behoort ook bekering. Er zijn concrete zonden die een mens buiten het koninkrijk van God houden, als hij er niet mee breekt. In 1 Kor. 6:9-11 betuigt de Heilige Geest bij monde van Paulus: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Sommigen van u zijn dit wel geweest (cursivering van mij; er staat niet: zijn dit nog altijd); maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van den Heere Jezus en door de Geest van onze God.’ (1 Kor. 6:9-11)
Bij geloof behoort ook bekering. Er zijn concrete zonden die een mens buiten het koninkrijk van God houden, als hij er niet mee breekt. In 1 Kor. 6:9-11 betuigt de Heilige Geest bij monde van Paulus: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Sommigen van u zijn dit wel geweest (cursivering van mij; er staat niet: zijn dit nog altijd); maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van den Heere Jezus en door de Geest van onze God.’ (1 Kor. 6:9-11)
Wie met een
beroep op het feit dat wij in 1 Kor. 13:9 lezen dat wij in dit leven slechts ten
dele kennen het onderwijs van de Heilige Geest uit 1 Kor. 6:9-11 relativeert,
distantieert zich van het feit dat de Schrift zonder enige reserve met Woord
van God mag en moet worden gelijk gesteld. Zo wordt ook het fundamentele
beginsel door de Reformatie krachtig naar voren gebracht dat de Schrift volkomen
genoegzaam is en in zichzelf helder en duidelijk wordt van een vraagteken
voorzien. De woorden over het ten dele kennen houden in dat meerdere vragen in
dit leven onbeantwoord blijven. Het wil echter niet zeggen dat wij een
vraagteken mogen zetten bij zaken waarin Gods Woord volstrekt eenduidig is.
Omkering van het Bijbelse
getuigenis
In onze tijd worden de woorden van de Heere Jezus
dat een boom aan zijn vruchten wordt gekend, meer dan eens zo verstaan dat het
principieel en volledig afwijzen van een homoseksuele relatie strijdig is met
het liefdesgebod. Een dergelijke houding zou daarom onverenigbaar zijn met het
echte christen-zijn. Zondermeer is waar dat mensen die de brede weg bewandelen
daarop niet liefdeloos, onbewogen en hooghartig moeten worden gewezen. Is
dat wel het geval dan moet de vraag rijzen of degene die zo doet, ook niet zelf
de brede weg bewandelt.
We moeten echter geen twee vormen van het bewandelen
van de brede weg naast elkaar stellen, maar het bewandelen van de brede en de
smalle weg. Dan is de Bijbel niet onduidelijk dat zij die een homoseksuele
relatie hebben de brede weg bewandelen. Het antwoord op farizeïsme is niet het
goed-keuren of relativeren van de zonde maar in bewogenheid oproepen tot geloof
en bekering, tot navolging van Christus en zelfverloochening.
Nogmaals: Wij kunnen nooit in Gods liefde delen
zonder geloof en bekering. Dan hoeven we maar te verwijzen naar de Bijbeltekst
die wel het Evangelie in het klein wordt genoemd: ‘Want alzo lief heeft God de
wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk
die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.’ (Johannes
3:16). Ik noem ook Lukas 24:27. Daar lezen we dat de Heere Jezus Christus zegt
dat in Zijn Naam bekering en vergeving van zonden aan alle volkeren moet
worden verkondigd. We kunnen geen vergeving ontvangen zonder bekering.
God maakt ons in Zijn Woord duidelijk van welke
zonden wij ons moeten bekeren. Mensen kunnen wetten veranderen. God verandert
Zijn normen niet. Ik verwijs hier naar het indrukwekkend boek van R. Albert
Mohler Jr. We Cannot Be Silent (Wij mogen niet zwijgen) dat in
2015 bij Nelson Books verscheen. Mohler is president van Southern Baptist
Theological Seminary. Zonder reserve belijdt hij het Evangelie van Gods genade
en weet hij zich gebonden aan de Bijbel als het onfeilbare Woord van God.
Vanuit deze gezindheid analyseert hij ontwikkelingen in de kerk en de
samenleving. Voor wie er belangstelling voor heeft, verwijs ik naar zijn
website https://albertmohler.com.
De ondertitel van We Cannot Be Silent is een
korte weergave van de inhoud van het boek Speaking
truth to a culture redefining sex, marriage, & the very meaning of right
and wrong (Het spreken van de waarheid in een cultuur die
seksualiteit, huwelijk en de werkelijke betekenis van goed en kwaad
herdefinieert). Deze ontwikkelingen zien we wereldwijd. Ik spreek de hoop
uit dat een Nederlandse uitgever de moed en durf heeft dit boek van Mohler te
vertalen. Een analyse van dit niveau met betrekking tot de genoemde problematiek
is in de Nederlandse taal tot dusver niet verschenen. Het feit dat de auteur de
problematiek vanuit de Amerikaanse context behandeld zal voor de
geïnteresseerde lezer geen verhin-dering zijn,
Er is
vergeving voor alle zonden en ook voor zondige gevoelens, waartegen wij ons
leven lang moeten strijden
Het
grote wonder is dat het bloed van Jezus Christus van alle zonden reinigt. Wie
daarvan persoonlijk mag weten, heeft zijn zonden leren belijden en nalaten.
Belijdenis van zonden is voor iedereen nodig en daarmee een leven tot eer van
God, gedrongen door de liefde van Christus. Dan is ook waar dat een nette
kerkganger die nooit zondaar voor God werd, buiten moet blijven staan. Een
overspeler of iemand die een relatie had met een persoon van hetzelfde geslacht
en die daarmee vastliep en voor God in de schuld kwam, mag binnen gaan.
Met
nadruk onderstreept ik nogmaals dat zondige gevoelens als zodanig een mens niet
uit de hemel houden. Zijn hele leven moet een christen tegen zijn zondige aard
en zondige gevoelens strijden. Het feit dat je dat wilt doen, is weer een
bewijs van het ware christen-zijn.
Er is geen enkele christen die geen zondige gevoelens heeft. Bij zondige gevoelens kunnen we aan gevoelens van hoogmoed en van hebzucht denken, aan overspelige gevoelens en ook homoseksuele gevoelens. In Christus’ bloed is er ook vergeving voor onze zondige aard en zondige gevoelens, waartegen wij tot onze dood toe moeten strijden. Dat getuigenis mogen wij hen die homoseksueel geaard zijn steeds voorhouden en zo mogen we en behoren we met hen mee te leven en te worstelen.
Er is geen enkele christen die geen zondige gevoelens heeft. Bij zondige gevoelens kunnen we aan gevoelens van hoogmoed en van hebzucht denken, aan overspelige gevoelens en ook homoseksuele gevoelens. In Christus’ bloed is er ook vergeving voor onze zondige aard en zondige gevoelens, waartegen wij tot onze dood toe moeten strijden. Dat getuigenis mogen wij hen die homoseksueel geaard zijn steeds voorhouden en zo mogen we en behoren we met hen mee te leven en te worstelen.
De
Heere vraagt van ons allen geloof en bekering. Dan geldt wat bij mensen onmogelijk
is, is mogelijk bij God. Dat geldt voor hen die homoseksueel geaard zijn.
Juist dan kunnen deze woorden een bijzondere klank krijgen. Echt gelukkig worden
we niet als zelfontplooiing onze hoogste norm is, maar wel als we Gods wil doen
en in verband daarmee onszelf verloochenen. Het feit dat wij in dit leven
een god hebben aanbeden en gediend die alles toestond wat wij graag wilden en ons
aanvaardde zoals wij van nature zijn, zal ons niet baten als wij gedaagd worden
voor de rechterstoel van de levende God.
Dan is
de vraag of wij door genade in dit leven de levende God zijn gaan verheerlijken,
omdat Hij ons door Christus verloste van de toekomende toorn en ons zo de
kracht gaf Hem te dienen. Is dat het geval dan mogen we eeuwig in de nabijheid
van de levende God zijn. Is dat niet het geval dan moeten we eeuwig zijn
genadige en liefdevolle tegenwoordigheid missen. Dan zullen we tot in alle
eeuwigheid vergaan onder zijn toorn.
De Naam van Jezus als Heere
belijden
Laten
wij deze boodschap belijden. Dan zullen we de woorden huwelijk, echtgenoot,
schoonzoon, enz. niet anders willen gebruiken dan de Bijbel doet. Ook hier
geldt wat de Heere Jezus zei: ‘Een iegelijk dan, die
Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die
in de hemelen is. Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien
zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ (Mat.
10:32-33).
Nooit mag er van vaagheid in deze zaken
sprake zijn. Opnieuw citeer ik het onderwijs van onze Heere Jezus Christus:
‘Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die
verstrooit.’ (Mat. 12:30). Dit belijden zal ons in onze samenleving
bepaald niet in dank worden afgenomen. Er zullen deuren dichtgaan. Smaad en
spot zal ons deel zijn. Jezus Christus is het waard dat wij Hem als Heere
belijden. Is dat een zaak van ons hart dan vragen wij telkens weer: Heere, wat
wilt Gij dat ik doen zal?
Wie echt een belijder is, is tot lijden om
Christus’ wil bereid en wie tot lijden om Christus’ wil niet bereid is, is geen
echte belijder. Wat wij in onze tijd nodig hebben, zijn echt belijdende
christenen. We dienen het zelf te zijn om zonder vrees voor de rechterstoel van
Christus te kunnen verschijnen. Dan gelden nog altijd de
woorden van onze Heere Jezus Christus: ‘Zalig zijt gij, als u de mensen smaden,
en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. Verblijdt
en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij
vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.’
De
botsing tussen het belijden van Christus als Zaligmaker en Heere voltrekt zich
in onze tijd niet in de laatste plaats op het punt van het bijbelse getuigenis
over huwelijk en seksualiteit. Wie echt een christen is, is bereid op dit punt
de confrontatie met de samenleving aan te gaan. Als christenen hierin nalatig
zijn, zijn ze de naam christen feitelijk niet waard. Een kerk die hier gene
helder getuigenis geest mogen we niet zien als een zichtbare openbaring van de
ene heilige, algemene of katholieke christelijke kerk.
Laten
wij niet denken dat wij zelf immuun zijn voor onbijbels denken over
homoseksualiteit. Wij ademen allemaal dagelijks een geestelijke lucht in waarin
de mens en zijn noden en behoeften centraal staat. Ook op dit terrein geldt dat
wij daar niet moeten beginnen, hoe groot de noden ook zijn. We moeten altijd
met God beginnen en de menselijk nood in het licht van Zijn Woord zien. Dan
weten we dat de mens alleen tot zijn diepste bestemming kom als hij God
verheerlijkt (dat houdt ook een hartelijke begeerte in naar al Gods geboden te
leven) en zich zo in God verheugt. Die vreugde maakt het ook mogelijk elk kruis
te dragen.
In een
gemeente waar het Woord van God recht wordt bediend, zal gehoord worden tot
geloof een gave Gods is, maar ook dat ongeloof abnormaal. Nooit kan worden goed
gepraat dat leden van de gemeente dode leden zijn. Er is bewogenheid met hen
die in handel en wandel betonen buiten te staan. Er is medeleven met hen die
met zondig gedrag hebben gebroken en medeleven ook opdat degenen die dat deden
in godzaligheid volharden.
Een
gemeente moet een veilige gemeente zijn, zo horen we nog al eens. Dat is waar, maar
de vraag is wel hoe dit wordt ingevuld. Dat betekent dan allereerst dat de
boodschap van de twee wegen klinkt. Wie die boodschap ter harte neemt, mag
weten dat hij veilig in het nieuwe Jeruzalem aankomt. Waar de sleutels van het
koninkrijk der hemelen niet worden bediend is in geestelijke zin niet van een
veilige gemeente sprake. Voor iemand die in zonde leeft en onbekeerd is, zal
een bijbelse prediking altijd verontrustends zijn. Dat is ook de bedoeling. Het
is geen best teken als onbekeerde mensen zich echt thuis voelen in een
gemeente. Of zij luisteren dan niet goed naar de prediking of de prediking is
zelf onbijbels. De prediking kan trouwens bijbels zijn, terwijl er aan het
onderlinge vermaan veel ontbreekt.
Een
veilige gemeente is een gemeente met een bijbelse prediking van zonde en genade
en met gemeenteleden die zich zondaren weten gereinigd door Christus’ bloed en
wedergeboren door Zijn Geest. Heel ontroerend is in dit verband het getuigenis
van Rosaria Champagne Butterfield Een onwaarschijnlijke bekering. Hoe
zich werd bejegend door een predikant van Reformed Presbyterian Church een ook
door zijn gemeente is een voorbeeld van hoe het wel moet. Zonder dat gezwegen
werd over haar zondige gedrag werd deze vrouw liefdevol ontvangen. Dat heeft
tenslotte tot haar onwaarschijnlijke bekering geleid.
Ik
besluit deze bijdrage met woorden die de grote christen-staatsman Groen van
Prinsterer in de negentiende eeuw schreef. Groen wilde naar eigen getuigenis
niet allereerst een staatsman, maar een belijder van het Evangelie zijn: ‘De
belijdenis, waartoe men wordt geroepen, staat telkens met den aard der tijden
waarin men leeft, in verband. Het belijden, waar de kracht des Christelijken
geloofs zich openbaart, ligt niet altijd in het getrouwelijk opzeggen van al
de Artikelen des Geloofs; niet altijd in een onvoorwaardelijke
onderschrijving van de Symbolische Schrift; zelfs niet in eene prediking
waarin geen enkel woord aangetroffen wordt, dat den meest regtzinnigen
keurmeester ergeren zou. Het belijden is het uitkomen voor de waarheid waar
de verdediging bezwaarlijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is. Gelijk
de aanval het kritieke punt aanwijst, zoo volgt, uit den aard der verloochening,
de aard der belijdenis, welke in ieder tijdsgewricht de geloovigen voegt.’