woensdag 28 mei 2014

Het verstaan van de tekenen van de tijden

De Heere vraagt dat wij de tekenen van de tijden verstaan. In het keizerlijke Rome was de goddelijke keizerverering het teken van het Beest. Je hoefde slechts een papier bij je te dragen dat je een wierookkorrel had geofferd. In de tijd van de Reformatie was deelname aan de mis het bewijs dat je de beginselen van de Reformatie niet was toegedaan. In islamitische landen kan het zeer gevaarlijk zijn te betuigen dat je Mohammed als een valse profeet ziet. In onze samenleving is de klassiek christelijke visie op huwelijk en seksualiteit de steen des aanstoots.
Ik geef een drietal citaten van Groen van Prinsterer: ‘De belij­denis, waartoe men wordt geroe­pen, staat tel­kens met den aard der tij­den waarin men leeft, in verband. Het belij­den, waar de kracht des Christelijken ge­loofs zich openbaart, ligt niet altijd in het getrou­welijk opzeggen van al de Artikelen des Ge­loofs; niet altijd in een on-voorwaardelijke onderschrijving van de Symboli­sche Schrift; zelfs niet in eene predi­king waarin geen enkel woord aange­troffen wordt, dat den meest regtzinnigen keurmeester erge­ren zou. Het belij­den is het uitkomen voor de waarheid waar de verde­diging bezwaar­lijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is. Ge­lijk de aanval het kritieke punt aanwijst, zoo volgt, uit den aard der ver­looche­ning, de aard der be­lijdenis, welke in ieder tijds­ge­wricht de geloovi­gen voegt.’ Aan zulke belijders is dringend be­hoefte. Laat onze bede zijn: ‘O, Heere, open Gij mijn lippen door Uw kracht.’
In het decembernummer van 1875 van Nederlandse Gedachten heeft Groen bij zijn naderend levenseinde zelf zijn geestelijk testament geformuleerd. Dat luidt als volgt: ‘Met de tolle­naars­bede: O God, wees mij zondaar genadig! Met de Heidelberger Catechismus­wijsheid: mijn enige troost in leven en sterven. Met de juichtoon: Ik danke God door Jezus Christus onzen Heere. Met de strijdleus der Reformatie: Doet aan de gehele wapenrusting Gods en het zwaard des Geestes hetwelk is Gods Woord. Met de zinspreuk: Een Staatsman niet! Een Evangeliebelijder.’
Dan nu het derde citaat. In 1831 schreef Groen aan zijn vriend Van Rappard: ‘Maar het ge­loof, waardoor men een nieuw schepsel wordt, waardoor, in plaats van een eigen wil, de zucht om God te dienen de heersende is, dat geloof bezit ik niet, of althans in nog zó geringe mate, dat ik er mijzelf nog bijna onbewust van ben. Maar dat geloof is wel volstrekt nodig. Het moet ons gegeven worden. Dagelijks gebed en bijbellezing zijn de middelen het te krijgen. Ik erken gedurig de leiding van God in mijn lotgevallen en begin meer te vertrouwen op Gods hulp, Die Zijn goede werk in mij voleindigen zal.’