maandag 5 mei 2014

Onderzoek naar de refozuil 2

De gereformeerde gezindte: een historische verkenning
Graag geef ik paar hints als het gaat om waar historici op moeten letten en die nader historisch onderzoek hoeven. De uitdrukking ‘gereformeerde gezindte’ is met een beroep op de toen­ma­lige grondwet door Groen van Prins­terer in de negentiende eeuw gebruikt om de geloofs­een­heid van gereformeerden binnen en buiten de Hervormd Kerk te onderstrepen. Ook de ge­re­formeer-den buiten de Hervormde Kerk behoren bij de gereformeerde gezindte.
Voor Groen was gereformeerde of hervormde gezindte allereerst een theologische aan­duiding. Het gaat hen die het gezag van Gods Woord, het evangelie van verzoening door voldoening en de bood­­schap van Gods genade belijden. Uiteraard had die uitdrukking ook in zijn tijd een so­cio­logische component. Het ging om de gereformeerd-confessionele richting in de Her­vormde Kerk en de Afgescheiden daarbuiten. Daarbij was er zowel binnen gerefor­meerd-con­fes­sio­nele richting in de Her­vormde Kerk als onder de Afgescheiden een theo­logisch diver­siteit.
Gaan we naar het begin van de twintigste eeuw, dan vormen de gereformeerd-confesionele rich­­ting binnen de Hervormde Kerk (die zelf weer onderverdeeld kan worden in Confessio­ne­len, Gereformeerde Bonders en gereformeerden binnen de Her-vormde Kerk die niet bij één van deze modaliteiten behoorden) en de Gereformeerde Kerken in Nederland de hoofd­groep. Klei­­nere kerken uit de Afscheiding voortgekomen zijn een minderheid. Leden van de Gere­for­­­meerde Kerken plachten het voortouw te nemen bij organisatievorming op levens­be­schou­we­lijke grondslag en zetten zo een zwaar stempel op de toenmalige gerefor­meerde ge­zindte.
De theologische verschuivingen binnen de Gereformeerde Kerken en - zij het in mindere mate - binnen de confessionele richting van de Hervormde Kerk zijn de belangrijkste reden ge­weest voor de opkomst van de refozuil in de jaren zeventig. Het werd steeds duidelijke dat de Ge­re­for­meerde Kerken theologisch niet meer tot de gereformeerde gezindte konden worden ge­rekend.
Het­zelfde gold op enkele uitzonderingen na voor de confes-sionelen in de Hervormd Kerk. Daar zien we echter dat menig gemeente die altijd een confessionele predikant had be­roe­pen, over­ging tot het beroepen van een bonder. Het type confessioneel predikant dat men zocht, was na­me­lijk nauwelijks meer voor-handen. Men gaf het zingen van gezangen op om qua pre­di­king en theologie niet te hoeven verschuiven.
 
De refozuil
Inmiddels zijn we zo’n veertig/vijftig jaar verder. De zogenaamde refozuil wankelt. De vraag is wat men binnen wat dan gemaks-halve de refozuil noemen, niet alleen qua levensstijl maar ook theologisch nog gemeenschappelijk heeft. Vanuit de Bijbel acht ik van groot belang dat men leert onder­schei­den tussen hoofd- en bijzaken en dat men ook bij verschil in hoofdzaken res­pectvol met an­deren blijft omgang.
Wie echter historisch denkt, leert beseffen dat de ver­schillen in theologie en spiritualiteit binnen de refozuil eerder groter dan kleiner zijn dan tussen de neogereformeerde Kuyper en de oud-gereformeerde Boone aan het begin van de twin­­­tigste eeuw.
Reken je ook de linker­vleugel van de Gereformeerde Bond en van de Chris­telijke Gereformeerde Kerken tot de gereformeerde ge-zindte, dan zou dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw ook voor het overgrote deel van wat toen middenorthodoxie heet­te, gelden. Hier is naast historische ook theologisch kennis nodig om dit te onder­ken­nen.