Als
studenten of predikanten mij vragen naar een commen-taar dat zowel academisch is
als behulpzaam voor de predi-king noem ik altijd de Concordia Commentary. Hoge
acade-mische kwaliteit paart zich hier met bruikbaarheid voor de prediking. De
auteurs van deze serie zijn allen lutheranen die de Bijbel als Gods stem
erkennen en zich van harte ver-bonden weten met de lutherse belijdenis.
Nu hebben de lutherse en gereformeerde belijdenis veel gemeenschappelijk. Verschillen zijn er vooral als het gaat om de sacramenten.Van Luther zelf kunnen we zeggen dat zijn leer het potentiële gevaar van sacramentalisme heeft. Bij menige navolger van Luther is dat gevaar groter of zelfs een realiteit.
Nu hebben de lutherse en gereformeerde belijdenis veel gemeenschappelijk. Verschillen zijn er vooral als het gaat om de sacramenten.Van Luther zelf kunnen we zeggen dat zijn leer het potentiële gevaar van sacramentalisme heeft. Bij menige navolger van Luther is dat gevaar groter of zelfs een realiteit.
Wie de commentaren uit deze serie Concordia Commentary
gebruikt, moet zich hiervan bewust zijn. Het geldt zeker voor de delen over de
nieuwtestamentische brieven. Gedoopt zijn en gelovig zijn lijken soms samen te
vallen. Dan nog blijft er veel goeds over voor wie dit sacramentalisme
uitfiltert.
Temeer omdat in de Concordia Commentary in de lijn van Luther naar voren komt dat het verbonden zijn met Christus een existentieel karakter heeft. Beide zaken zijn terug te vinden in het commentaar dat Michael P. Middendorf op de brief aan de Romeinen schreef. Een commentaar dat in twee delen verscheen en waarvan in het eerste deel de hoofd-stukken Romeinen 1-8 worden behandeld.
Temeer omdat in de Concordia Commentary in de lijn van Luther naar voren komt dat het verbonden zijn met Christus een existentieel karakter heeft. Beide zaken zijn terug te vinden in het commentaar dat Michael P. Middendorf op de brief aan de Romeinen schreef. Een commentaar dat in twee delen verscheen en waarvan in het eerste deel de hoofd-stukken Romeinen 1-8 worden behandeld.
In
deze recensie beperk ik mij tot het eerste deel. Dit deel bevat ook een
uitvoerige inleiding op deze zo belangrijke brief van Paulus. Zoals de meeste
exegeten gaat Middendorf ervan uit dat de lezers van deze brief in meerderheid
christenen waren van heidense achtergrond met een substantiële Joodse
minderheid. Dat verklaart de aandacht van Paulus voor de blijvende betekenis
van het Joodse volk in het licht van het ongeloof van het grootste deel ervan
in het heden.
Van
belang is wat Middendorf in zijn inleiding schrijft over her-meneutiek. Hij
wijst de moderne arrogantie van een autonome rede van de hand. Tegen het
postmodernisme houdt Middendorf vast aan een objectieve betekenis. Taal maakt
commu-nicatie mogelijk. Dat geldt ook voor teksten uit het verleden en zeker de
Bijbeltekst.
De exegese heeft als doelstelling datgene wat de Bijbel-schrijver bedoelde – en dat is in het geval van de brief aan de Romeinen Paulus – op het spoor te komen. Als wij de fun-damentele uitgangspunten van Paulus over God en de mens en het geloof in Christus delen, verruimt dat zeer onze moge-lijkheden om Paulus op de juiste wijze te verstaan.
De exegese heeft als doelstelling datgene wat de Bijbel-schrijver bedoelde – en dat is in het geval van de brief aan de Romeinen Paulus – op het spoor te komen. Als wij de fun-damentele uitgangspunten van Paulus over God en de mens en het geloof in Christus delen, verruimt dat zeer onze moge-lijkheden om Paulus op de juiste wijze te verstaan.
Zonder
waarheidselementen in het nieuwe perspectief op Paulus te ontkennen, houdt
Middendorf vast aan de klassiek reformatorische visie dat de rechtvaardiging
door het geloof een soteriologische categorie is. Van fundamenteel belang is
het juiste zicht op de plaats van de wet bij Paulus. De wet is bovenal een
belichaming van waarheid, maar ze geeft aan de zondige mens niet de
mogelijkheid rechtvaardig te zijn.
De brief aan de Romeinen maakt ons duidelijk
dat het recht-vaardig zijn voor God te maken heeft met vrijspraak in Gods
gericht en daarmee verbonden persoonlijke toegang tot God. Dit goddelijke
perspectief is gerelateerd aan de verlorenheid van de mens als een universele
categorie. In dit verband spreekt Middendorf terecht over het antropologisch
pessi-misme van Paulus. Een pessimisme dat hem onderscheidt van het
(proto)rabbinale Jodendom.
Met
betrekking tot de gerechtigheid van God waarvan in de brief aan de Romeinen
sprake is, stelt Middendorf dat wij aller-eerst moeten denken aan het goede
nieuws van Gods recht-vaardigheid in actie. Dat is Gods heilrijk handelen. Het
woord hislatèrion in Rom. 3:25 wordt door de auteur opgevat als
verzoenend offer en dan verzoenend in de zin dat de toorn van God erdoor wordt
weggenomen. Hij wijst erop dat dit woord in de Septuaginta de vertaling is van
het verzoendeksel.
Met instemming constateer ik dat Middendorf meer dan menig ander nieuwtestamenticus het belang van de offerdienst voor het verstaan van de boodschap van Paulus onderstreept. Ik noem in dit verband ook zijn verstaan van de uitdrukking peri hamartias in Rom. 8:3. Zonder te bestrijden dat dit ‘vanwege de zonde’ of ‘omwille van de zonde’ kan betekenen, brengt hij onder de aandacht dat hiermee in de Septuaginta het zondoffer wordt aangeduid. Hij bepleit dan ook de vertaling ‘als een zondoffer.’
Met instemming constateer ik dat Middendorf meer dan menig ander nieuwtestamenticus het belang van de offerdienst voor het verstaan van de boodschap van Paulus onderstreept. Ik noem in dit verband ook zijn verstaan van de uitdrukking peri hamartias in Rom. 8:3. Zonder te bestrijden dat dit ‘vanwege de zonde’ of ‘omwille van de zonde’ kan betekenen, brengt hij onder de aandacht dat hiermee in de Septuaginta het zondoffer wordt aangeduid. Hij bepleit dan ook de vertaling ‘als een zondoffer.’
In de
brieven van Paulus neemt de uitdrukking ‘het geloof van Christus’ een belangrijke
plaats in. De eeuwen door is deze uitdrukking verstaan als het geloof in
Christus. De Griekse genitivus van Christus wordt als een genitivus objectivus
opgevat. In de twintigste eeuw is door meerdere nieuwtesta-mentici gepropageerd
dat het om een genitivus subjectivus gaat. Dan betekent de uitdrukking ‘het
geloof van Christus’ ‘de trouw van Christus’.
Middendorf wijst erop dat de
kerkvaders voor wie Grieks de eerste taal was en die in de tijd veel dichter
bij de apostelen stonden dan wij, nooit die gedachte hebben gehad. Het feit dat
in de brieven van Paulus het geloof als geloof in Christus steeds tegenover de
werken van de wet staat, is een door-slaggevende reden om aan een genitivus
objectivus de voorkeur te geven.
Nergens
laat het Nieuwe Testament zich expliciet uit over de vraag of kinderen gedoopt
mogen worden. Is het dopen van kinderen een ontwikkeling die hoe oud ze ook mag
zijn, pas in de na-apostolische tijd is opgekomen? Deze veel voor-komende
gedachte wordt door Middendorf bestreden. Ook kinderen van gelovigen werden bij
de gemeente gerekend en konden daarom de doop als sacrament van intrede in de
kerk ontvangen.
De doop van kinderen sloot aan bij de besnijdenis van jongetjes
op de achtste dag. Daarom is de doop van kinderen nooit een discussiepunt in
de Vroege Kerk geweest. Ik wijs er nog op dat als Tertullianus zijn voorkeur
uitspreekt kinderen normaal gesproken ongedoopt te laten, dat niet te maken
heeft met bezwaren tegen het dopen van kinderen als zodanig, maar met zijn
vrees dat de doop die tot een heilige wandel verplicht, ontheiligd zou worden.
Daarom achtte hij uitstel beter.
Romeinen
6-8 laten ons zien dat een christen niet meer onder de macht van de zonde, de
wet en de dood is, maar dat die de gelovigen toch nog beïnvloeden. Gelovigen
zijn bevrijd van de slavernij van de wet en de zonde, maar toch moeten zij tot
hun dood toe tegen de zonde strijden.
Vooral vanwege de goede bespreking van Romeinen 7 is de commentaar van Middendorf de moeite waard. Hij weerlegt dat het 'ik' in Rom. 7:7-26 niet op Paulus zelf zou slaan. In Rom. 7:7-13 kijkt Paulus vanuit het christelijke heden terug op zijn farizese verleden. Rom. 7:14-26 tekent de strijd van Paulus als christen.
Vooral vanwege de goede bespreking van Romeinen 7 is de commentaar van Middendorf de moeite waard. Hij weerlegt dat het 'ik' in Rom. 7:7-26 niet op Paulus zelf zou slaan. In Rom. 7:7-13 kijkt Paulus vanuit het christelijke heden terug op zijn farizese verleden. Rom. 7:14-26 tekent de strijd van Paulus als christen.
Middendorf
sluit hier aan bij James D.G. Dunn. Dunn is één van de verdedigers van het
nieuwe perspectief, maar geeft als het gaat om Romeinen 7 een zeer klassiek
geluid. In onder-scheid van Dunn verbindt Middendorf het woord nomos in alle
gevallen waar het voorkomt, met de Pentateuch en de mozaïsche wetgeving.
Als het gaat om het feit dat Paulus in Rom. 7:14-26 spreekt als christen noemt Middendorf ook de uitdrukking ‘inwendige mens’. De manier waarop Paulus elders deze uitdrukking gebruikt, laat zien dat het gaat om een mens die met Christus verbonden is.
Als het gaat om het feit dat Paulus in Rom. 7:14-26 spreekt als christen noemt Middendorf ook de uitdrukking ‘inwendige mens’. De manier waarop Paulus elders deze uitdrukking gebruikt, laat zien dat het gaat om een mens die met Christus verbonden is.
Middendorf
laat zien dat Rom. 8:1-4 zowel het voorafgaande afsluit, als het erna opkomende
inleidt. De commentaar van Middendorf op het eerste deel van de brief aan de
Romeinen loopt uit op een bespreking van Rom. 8:31-39. De passage die bekend
staat als het zegelied van de apostel Paulus.
Met betrekking tot ‘deze dingen’ in Rom. 8:31 merkt Middendorf op dat wij daarbij moeten denken aan alles wat aan deze passage vooraf is gegaan. Hij brengt ook naar voren dat de uitdrukking ‘voor ons’ in Rom. 8:31, 32 en 34 in alle ge-vallen een forensische klank heeft. God neemt het als Rechter Die ons heeft vrijgesproken voor ons op.
Nogmaals: Middendorf biedt een diepe uitleg van de brief aan de Romeinen. Het eerste deel eindigt, zo geeft hijzelf aan, op een bergtop in de brief aan de Romeinen. Zoals het eerste lezers nieuwsgierig zal hebben gemaakt naar wat nu nog volgt, kan het ons nieuwsgierig maken naar het tweede deel van de commentaar van Middendorf op de brief aan de Romeinen.
Met betrekking tot ‘deze dingen’ in Rom. 8:31 merkt Middendorf op dat wij daarbij moeten denken aan alles wat aan deze passage vooraf is gegaan. Hij brengt ook naar voren dat de uitdrukking ‘voor ons’ in Rom. 8:31, 32 en 34 in alle ge-vallen een forensische klank heeft. God neemt het als Rechter Die ons heeft vrijgesproken voor ons op.
Nogmaals: Middendorf biedt een diepe uitleg van de brief aan de Romeinen. Het eerste deel eindigt, zo geeft hijzelf aan, op een bergtop in de brief aan de Romeinen. Zoals het eerste lezers nieuwsgierig zal hebben gemaakt naar wat nu nog volgt, kan het ons nieuwsgierig maken naar het tweede deel van de commentaar van Middendorf op de brief aan de Romeinen.
Michael P. Middendorf, Romans 1-8, Concordia
Commentary (Saint Louis: Concordia Publishing House, 2013), hb. xxxix + 802
p., $54,99 (ISBN 978-0-7586-3882-3)