donderdag 5 december 2013

Het huwelijk is eerlijk onder allen

Het heeft mij verheugd dat de CGK in haar rapport zowel aan-dacht heeft voor de mens die een homoseksuele gerichtheid heeft als dat homoseksueel gedrag (ook als het om een vaste relatie gaat) wordt afgewezen. Om met het eerste te beginnen. Een homoseksuele gerichtheid is niet in overstemming met Gods bedoeling als Schepper.
Wat een gevoelens van verwarring en onzekerheid kunnen en zullen er echter bij hen opkomen die zo’n gerichtheid bij zichzelf waarnemen. Dan is meeleven en meedogen op zijn plaats. Juist als wij op grond van de Schrift homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook afwijzen. Dat betekent immers voor hen die homo-seksueel gericht zijn een blijven, dan zij een levenslange strijd met een diepe geneigdheid in henzelf moeten voeren.
Het betekent ook een celibatair leven en dat brengt eenzaamheid met zich mee. Daarmee moeten wij niet vergeten dat ook meerderen die niet homoseksueel gericht zijn, geen levensgezel of gezellin vinden en dat ook van hen een leven in onthouding wordt gevraagd. Nergens in de Schrift wordt ook de indruk gewekt dat wij zonder het opnemen van het kruis het koninkrijk der hemelen kunnen binnengaan, al is het kruis dat de een moet dragen wel zwaarder dan dat van de ander.
Verbaasd ben ik over de zienswijze van dr. Loonstra dat de CGK met dit rapport iets toevoegt aan de belijdenis. Immers, er wordt niets anders gedaan dan aangeven dat men ernst wil maken 41 van de Heidelbergse Catechimus. Daar is het uitgangspunt dat beleving van seksua­liteit binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw thuishoort. Wat de lutherse confessie betreft, kan ver-wezen worden naar artikel 23 van de Augsburgse Confessie. Ook het Book of Common Prayer van de Anglicaanse Kerk spreekt, hier duidelijke taal.
Een kerk die ruimte biedt aan homoseksueel gedrag, distantieert zich trouwens niet alleen tegen de erfenis van de Reformatie, maar ook van de katholiek of orthodoxe kerk zowel in haar Oosterse als Westerse gestalte. Hij lijkt of dr. Loonstra onbekend is met getuigenis van de Vroege Kerk en in het algemeen met dat van de Kerk der eeuwen. Augustinus maakt in zijn Confessiones duidelijk dat God onder de oude bede­ling polygamie tolereerde, maar dat homoseksueel gedrag nooit door God is getolereerd.
In de Vroege Kerk was het ondenkbaar dat iemand die met een dergelijk gedrag niet had gebroken tot de Heilige Doop werd toegelaten of aan het Heilig Avondmaal mocht deel­nemen. De Schrift zelf spreekt in 1 Kor. 6:10 duidelijk taal. Allerlei zonden worden genoemd, waaronder homo-seksueel gedrag. Dan schrijft Paulus niet: ‘Dit zijn sommigen van u’, maar ‘Dit waren sommigen van u.’
Mij heeft zeer diep teleurgesteld dat in uitzonderlijke situaties een kerklid die een homo­seksuele relatie heeft belijdenis van het geloof kan afleggen en tot de sacramenten kan wor­den toege-laten. Hoe kan iets heel terecht zonde worden genoemd en vervolgens een dergelijke uitzondering worden gemaakt. Mensen die nog de keuze die Christus van hen vraagt, het kruis op te nemen en Hem na te volgen niet kunnen en ook niet willen maken, mogen we niet uit kerkdiensten weren en hoeven niet van catechese te worden uitgesloten. Integendeel. Anders ligt het met de sacramenten. Deze verzegelen namelijk de zaligheid.
In alle gemeenten die ik tot nu toe heb gediend, is mij wel de vraag gesteld of op de regel dat om in de zaligheid te delen het nodig is jezelf vanwege je zonde te veroordelen, op Christus te steunen en Hem na te volgen geen uitzonderingen zijn. Ik heb altijd geantwoord dat ik wel ja kan zeggen maar dat de Bijbel nee zegt. Op de regel dat een mens wedergeboren moet worden om het koninkrijk der hemelen in te gaan zijn echt geen uitzonde-ringen.
Het is ook niet pastoraal om iemand aan de sacramenten deel te laten nemen als hij in een zonde leeft die openlijk bekend is. Immers het gebruik van de sacramenten zal dan het oordeel van alleen verzwaren indien men zich niet bekeert. Het getuigt ook niet van een pastoraal hart naar de gemeente. Immers met zo’n houding veroorzaakt een kerkenraad dat de toorn van God op de gehele gemeente komt te liggen.
Meer dan eens wordt het argument gebruikt dat wij als het gaat om (homo)seksueel gedrag niet alleen naar de Bijbel maar ook naar onze cultuur moeten kijken. Echter, de christelijke kerk deed intrede in een samenleving waar niet alleen homoseksuele maar ook pedoseksuele relaties als aanvaardbaar werden gezien.
In zo’n samenleving heeft de christelijke kerk ernst gemaakt met het bijbelse getuigenis:Het huwelijk moet eerlijk onder allen zijn en het bed onbevlekt. Laten wij dit in de eenentwintigste eeuw ook doen en zo betonen niet alleen gereformeerde maar ook katholieke en orthodoxe christenen te zijn.

woensdag 4 december 2013

Homoseksualiteit in het licht van de Schrift

De scheppingsorde
Het thema homoseksualiteit komt telkens opnieuw naar voren. Dat geldt in de samenleving en in de kerk. Voor de kerk moet toch datgene wat de Bijbel als het onfeilbare Woord van God on hierin leert maatgevend zijn. De bijbel leert ons dat de Heere de mens als man en vrouw schiep. Een man zal zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aankleven en die twee zullen tot één vlees zijn. Het huwelijk is een scheppingsinstelling van God.
Homoseksualiteit is in strijd met deze scheppingsorde en wordt zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament veroordeeld. Het is tegen de natuur zoals God die heeft bedoeld. Ik noem een paar Schriftgedeelten: Lev. 18: 22; 20:13, Rom. 1:26-27, 1 Kor. 6: 10; 1 Tim. 1:10. Het feit dat er zich bij mensen een homoseksuele gerichtheid ontwikkeld is een gevolg van de zondeval. In allerlei op-zichten heeft de zondeval Gods goede schepping ontwricht.
In onze tijd wordt alom de gedachte gepropageerd dat men geen normen op dit gebeid mag hanteren en dat iedereen volgens eigen seksuele gerichtheid mag leven. Daarmee wordt het gezag van God en van Zijn Woord miskend.
 
De overheid: Gods dienares
Uitgaande van het voorafgaande zal het duidelijk zijn dat we in het licht van de Schrift de regi­stra­tie van een homoseksue­le verbintenis door de overheid volledig van de hand moeten wijzen. De uitdruk-king homohuwelijk is eigenlijk een tegenspraak. Een huwelijk is een verbintenis tussen man en vrouw. De kinderen die men ontvangt, verbinden aan elkaar en dient men en mag men gezamenlijk opvoeden.
De overheid is Gods dienares. Haar taak is om het maatschap-pelijke leven zo te ordenen dat de Heere aan Zijn eer komt. We vinden dat aan het begin van Romeinen 13. Daarbij is de wet van God het richtsnoer. De unieke plaats van huwelijk en gezin behoort in de wetgeving verankerd te zijn.
Helaas schiet onze overheid op dit punt ernstig tekort. In onze samenleving zien we een verzet tegen Gods geboden. Niet Gods Woord is de norm, maar de mens die niet gebonden wil zijn. Deze ongebondenheid wordt tot nieuwe norm verheven. Iedereen mag leven zoals hij zelf wil. Alleen het is niet geoorloofd deze houding af te wijzen.
De wetgeving laat nauwelijks ruimte aan christelijke scholen om op dit punt naar buiten toe een bijbels beleid te verwoorden, laat staan dat iemand met een bijbelse visie op seksualiteit die in het openbaar onderwijs openlijk zou mogen uitdragen. In Rom. 1:18-32 stelt Paulus dat de heidense samenleving van zijn tijd onder andere seksuele ver­wording getypeerd wordt. Dat zien we nu opnieuw. Nodig is een wederkeer tot de Heere. Niets wijst erop dat onze overheid dat doet. Laten we als kerk echter het ons toevertrouwde pand bewaren, ook al betekent dit dat de kloof met de omliggende samenleving steeds groter wordt.
 
Bij God is vergeving
De Schrift leert duidelijk dat zij die zich aan homoseksueel gedrag schuldig maken, het koninkrijk der hemelen niet kunnen ingaan. Echter ook voor de zonde van homoseksualiteit is vergeving. Dat blijkt duidelijk uit 1 Kor. 6:10. Paulus schrijft daar aan de Korinthiërs onder andere met betrekking tot wat hij het liggen bij mannen noemt: "Dit waart gij sommigen". Er volgt dan dat zij gewassen en gereinigd door Christus' bloed. Voor wie zich bekeert en breekt met zijn zondig gedrag is, er genade en vergeving.
Aan de kerk wordt meer dan eens verweten dat zij aan hen die homoseksueel gericht zijn te weinig pastorale zorg heeft besteed. Dat verwijt is niet altijd onterecht. Bedenkelijk wordt het echter als dat verwijt staat in het kader van acceptatie van (duurzame) homoseksuele relaties. Is dat het geval, dan geeft men er blijk van het uitdrukkelijke onderwijs dat de Schrift niet als de beslissende norm te zien.
Een vraag die niet uitdrukkelijk door de Schrift wordt beant­woord, maar waarover wij in het licht van de Schrift wel het een en ander kunnen zeggen, is of iemand van zijn homoseksuele geaardheid verlost kan worden en of dit ook altijd zal gebeu­ren als iemand homoseksualiteit als zonde voor God belijdt. Ongetwijfeld kan de Heere mensen van hun homoseksuele gericht­heid verlossen. Ik zou echter niet durven stellen dat dit altijd gebeurd.
Er zijn trekken in ons karakter waartegen we ons hele leven moeten strijden. De homoseksuele gericht-heid kan zo diep zitten dat iemand daar zijn hele leven mee te kampen heeft. Dan is maar de vraag is dat degene die het betreft van harte leed is en hij of zij begeert ertegen te strijden. Is dat het geval dat gaat iemand niet verloren vanwege zijn homoseksu­ele gerichtheid. Het bloed van de Heere Jezus reinigt immers van alle zonden.
De zondeval heeft diep ingegrepen. Heel de schepping zucht eronder. Wat is het ingrijpend als iemand in een met de scheppings-orde strijdige gerichtheid ten aanzien van seksualiteit bij zichzelf waarneemt. Wie God gehoorzaamt, zal dan zijn leven lang op dit punt een strijd die soms heel zwaar en heel eenzaam is, moeten voeren.
Echter, die strijd hoeft niet alleen te worden gestreden. Ook hierin mag worden gezien op de overste Leidsman en Voleinder van het geloof. Wie met de Heere de strijd tegen de zonde – op welk terrein die zich ook openbaart – mag strijden, zal eenmaal in de over-winning delen. Ja, die is reeds hier meer dan overwinnaar. In het nieuwe Jeruzalem zal de strijd voorbij zijn. De strijd tegen vijanden van buiten, de strijd tegen het eigen zondige ik. Daar zal God alle tranen afwissen en alles in allen zijn.