vrijdag 27 februari 2015

Het karakter van de theologie van de theologen van Old Princeton

Tot 1929 hebben theologen verbonden aan Princeton Theological Seminary een belangrijk aan­­­deel gehad in de verdediging van het klassiek christelijke geloof in het algemeen en het ab­­solute gezag van de Schrift in het bijzonder. Dan moeten we denken aan man-nen als C. Hodge, B.B. Warfield en J. Gresham Machen.
Tot ver buiten presbyteriaanse kringen hebben zij betekenis gehad voor het christelijke geloof en de christelijke kerk in Amerika. In 1929 jaar werd de hogeschool gereor­ga­ni­seerd en ging zij theo-logisch een andere koers varen. Voor Machen was dat de reden Prince­ton te verlaten. Samen met anderen richtte hij Westminster Theo­­logical Seminary op. De leer­stoel apologetiek van dit laatst genoemde seminarie is jarenlang bekleed door C. Van Til.
Van Til viel de oude generatie van Princeton theologen bij in hun erkentenis dat de Schrift een ob­jec­tieve leerstellige inhoud heeft. In de lijn van Kuyper en Bavinck betwistte hij echter dat wij van objectieve en voor ieder toegankelijke bewijs­kracht voor het chris-telijk geloof kun­nen spre­ken. Naar zijn overtuiging deed de ouder gene­ratie van Princeton theologen geen recht aan de gevolgen van de zondeval voor de kenleer.
Het bezwaar van Van Til is door vele zo­ge­naamd postconser-vatieve theologen over­genomen. Aan de Princeton theologen wordt ratio­nalisme verweten. In onderscheid met Van Til zien we dat deze postconservatieve theo­lo­gen het absolute Schriftgezag plegen te rela­ti­ve­ren. Deze laatste ontwikkeling is wereldwijd waar­neembaar en niet in de laatste plaats in Nederland. De toe-nemende waardering voor een theo­loog als Karl Barth binnen de gere­for­meerde gezindte is niet los te zien van een ver­an­derde visie op de aard van de Schrift en haar gezag.
Is echter het verwijt van rationalisme aan de Princeton theologen terecht? Paul Kjoss Helseth, verbonden aan Northwestern College in St. Paul, Minnesota, heeft het een studie voor hen op­ge­­­nomen. Hij spreekt van een onorthodox voorstel, omdat het verwijt van rationalisme rich­ting de genoemde theologen inmiddels gemeen-goed is.
Terwijl Kuyper en Bavinck spraken over tweeërlei wetenschap, spraken Warfield en Machen over een wetenschappelijke ver­dedi­ging van het christelijke geloof. Zij waren er diep van overtuigd dat alleen het klassieke en in het bijzonder gereformeerde christen-dom recht doet aan alle Bijbelse en daarmee verbonden his­torische gegevens. Bij dat laatste moeten wij met name denken aan de heilsfeiten en wel in het bijzonder de opstanding van Jezus Christus.
Het feit dat er objectieve gegevens met ob­jec­tieve bewijskracht ten grondslag liggen aan het christelijke geloof, betekent echter voor man­nen als Warfield en Machen niet dat iedereen zomaar voor die bewijskracht zwicht. Dat laat­ste is het werk van de Heilige Geest. Het overtuigd worden van de bewijskracht voor het chris­­telijke geloof in niet alleen een intellectuele maar ook morele en religieuze zaak.
Wat Helseth met zijn studie wil laten zien is dat opkomen voor het objectieve gezag van de Schrift en van de mogelijkheid dit gezag te verdedigen, niet als een uiting van rationalisme mag worden gezien. Wie de Schrift niet als openbaring zelf ziet en haar een leerstellige in­houd ontzegt, kan ook de boodschap van verzoening en verlossing die in de Schrift betuigd wordt niet vasthouden.
In een postconservatief en postmodern klimaat wordt christelijk geloof voor­al een zaak van gevoel. Echter, de inhoud daarvan blijft onbestemd. Het onderscheid tus­sen ware en schijn­christenen vervaagt of wordt niet relevant geacht. Ongetwijfeld gaat geloof niet buiten gevoel om, maar dan gaat het wel om het gevoelen en ervaren van de waar­heid van verzoening met God door bloed van Christus als God Die mens werd.
Het ware geloven is zowel een zeker en gefundeerd weten dat alles wat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard waar is als een vast vertrouwen. Het zekere weten is geen bewijs van over-schatting van de rede, maar van een onderwerping van de rede aan het gezag van de openbaring. Dat maakt de studie van Helseth ook binnen de Nederlandse context relevant.

Paul Kjoss Helseth, Right Reason” and the Princeton Mind: An Unorthodox Proposal, Presbyterian & Reformed Publishing Co, Phillipsburg, New Jersey 2010; ISBN 978-1-59638-143-8; pb. 257 pp.; prijs $21,99.

zaterdag 21 februari 2015

Een tweetal handboeken bij het Oude Testament

Bij IVP zijn in de loop van de jaren een aantal encyclopedieën geschreven over de boeken van de Bijbel. De eerste verscheen in 1992 en had als titel Dictionary of Jesus and the Gospels. Ande­ren volgden over Paulus, de Pentateuch enz.
De voorlaatste in deze serie kwam in 2008 uit en was gewijd aan de wijsheidsliteratuur, de poëtische literatuur en de oudtestamen-tische feest­rollen (Hoog­lied, Ruth, Klaag­­lie­deren, Prediker en Esther), terwijl de laatste die in 2012 uitkwam, gewijd was aan de profeten.
Het gaat om hoogwaardige naslagwerken die in het Neder­lands al helemaal geen pedant hebben, maar waarvoor ook in de Engelse taal moeilijk een evenknie is te vinden. Aan beide laatste delen wil ik in deze bijdrage aandacht besteden.
Wijs­heidsliteratuur, poëtische literatuur en de oudtestamentische feestrollen zijn categorieën die elkaar gedeeltelijk over­lappen. De synagoge rekent al deze boeken tot het derde deel van haar canon: de zoge­naamde Geschriften (Ketu­bim). In het kader van de wijsheids­literatuur ko­men ook de apocriefe boe­ken Jezus Sirach en de Wijsheid van Salomo.
Deze laatste twee boe­ken maken deel uit van de wijs­heids­literatuur, maar kregen in de canon van de synagoge en van de protestantse ker­ken geen plaats. In de canon van de synagoge ma­ken ook Kro­nie­ken, Ezra, Nehemia en Daniël deel uit van de Geschriften. Kronieken, Ezra en Nehemia wer­den echter al be-handeld in de en­cyclopedie gewijd aan de historische boeken van de Bijbel, terwijl Daniël wordt behandeld in het deel over de profeten.
Uiteraard is aan elk van de ­boe­ken uit de genoemde catego­rieën een uitgebreid artikel gewijd dat minstens uit drie delen is opge-bouwd. In het eerste deel komen dan naast de inhoud zaken als het auteurschap, de historische ach­ter­grond en de literaire ken-merken aan de orde. In het twee­de deel wordt aan de achter-grond van het Oude Midden-Oosten (Ancient Near East) aan­dacht geschonken, terwijl het derde deel aan de geschiedenis van de uitleg is gewijd.
Bij Job is een vierde deel gewijd aan de persoon van Job en bij Ester aan de apocriefe toe­voegingen aan het Hebreeuwse Bijbelboek Ester. Het vijfde deel sluit daarbij aan door de Griekse versies van Ester te behandelen. Bij het artikel over de Psalmen is een vierde deel aan de opschriften in de Psalmen gewijd een vijfde deel aan de relatie tussen de Psalmen en iconografie.
Daar­naast heeft een scala van artikelen betrekking op de diverse as­pec­ten van de uitleg en de be­­­nade­ringen die daarbij gebruikt worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de feministische exe­gese.
In andere artikelen wordt aandacht ge­schon­ken aan de literaire ken­mer­­ken van poëzie en proza en aan het karakter van het Hebreeuws van de boe­­ken die in deze ency­clope­die be­han­deld worden. Gaat het om Standaard Bijbels Hebreeuws of Laat Bijbels Hebreeuws? Komen er arameïsmen in voor, enz.?
Ook aan een aantal theologische thema’s is een lem­ma gewijd. Ik noem de schep­pingstheologie (uiteraard vanwege de relatie tussen de wijs­heid en de schep­ping), de wijsheid en het verbond (hier wordt onder andere ingegaan op de al vaak ge­stelde vraag hoe de wijsheidsliteratuur zich verhoudt tot het getuigenis van Gods han­delen in de ge­schie­denis van Israël), chaos en dood, vertrouwen in de Psalmen.
Van een aan­tal Bij­belse figu­ren vinden we een lemma. Dat geldt uiteraard voor David, met wie de Psal­men heel in het bij­zon­der worden verbonden, en voor Salomo vanwege zijn relatie tot de wijs­heids­literatuur.
Evenals in het deel over de wijsheidsliteratuur heeft het deel over de profeten artikelen over elke van de profetische boeken. Daarnaast komen zaken naar voren als het verbond en de wet, de uittocht en de verlossing, de tempel en Sion. We vinden voor het verstaan van de profeten re­levante informatie over de fauna en flora van Israël.
Het verschijnsel van profetie wordt be­zien vanuit meerdere per-spectieven, namelijk histo­risch, sociologisch, psychologisch en lite­rair. Ook werd aandacht besteed aan de formatie van de profetische boeken in hun canonieke gestalte.
Bijzonder mooi vond ik de artikelen over bekering en vergeving. In de bijdrage over be­kering komt naar voren dat in het bijzonder Jeremia en Ezechiël ons laten zien dat bekering en bewaring voor afval ten­slotte alleen door een innerlijk, goddelijk werk in de har-ten van de leden van het ver­bonds­volk realiteit kan worden.
Het artikel over vergeving onderstreept dat juist de door God gezonden profeten Zijn toorn over de zonden hoogst ernstig namen. Uit­eindelijk zal de HEERE krachten Zijn ver­bonds­trouw echter altijd een rest doen overblijven aan wie Hij vergeving schenkt.
Echter, Gods vergeving en genade zijn nooit goedkoop. Dat blijkt ook in het feit dat vergeving nooit ontvangen wordt los van be-rouw en van be­ke­ring. Zelf dacht ik dit artikel lezend aan Luthers uitspraak dat overtuigen van schuld Gods vreemde werk is, maar vergeven van schuld Gods eigen werk.
Al met al gaat het om hoogwaardig naslagwerken dat niet alleen geschikt is om door stu­den­­ten en predikanten te worden geraadpleegd maar ook voor hen die meer ingevoerd zijn of wil­len worden in de Bijbelwetenschappen de moeite waard zijn om te wor-den aangeschaft.
 
Tremper Longman III en Peter Enns (red.), Dictionary of the Old Testament Wisdom, Poetry & Writings, IVP, Downers Grove, Illinois/Nottingham, U.K. 2008; ISBN 978-1-84474-306-3; hb. 967 pp.; prijs £39,99.
Mark J. Boda en J. Gordon McConville (red.), Dictionary of the Old Testament Prophets, IVP, Downers Grove, Illinois/Nottingham, U.K. 2012; ISBN978-1-84474-581-4; hb. 966 pp.; prijs £39,99.

woensdag 18 februari 2015

Learning from Church History: A readable biography about Joseph Archibald Alexander

A Christian has a love for history. About a half of the content of the Bible consists of historical narratives. God is a God who really lives. He acted and spoke in history. The history recorded in the Bible has a peculiar character. Because of the inspiration of the Bible what is recorded there is of a normative character in the absolute sense.
We cannot say that about church history. That does not mean that we can neglect church history without spiritual damage. Although the canon is closed God still works in history. Christ as the King of the church gathers and protects her. The history of the church testifies of Christ’s care for his church.
Biography is a specific form of writing history. With regard to the church history we can learn a lot by reading good biographies about living members of the church. EP Books publishes in the serie Bitesize Biographies short and readable biographies about well known and also lesser known Christians. I can heartely recommend the series as a whole.
Here I ask your special attention for the biography written by Alan Harman on Joseph Addison Alexander (1809-1860). Harman himself has taught Hebrew and Old Testament in several countries. Currently he is research professor at Presbyterian Theological College, Melbourne, Australia.
The subject of his biography is one the nineteenth century members of the faculty of Princeton Theological Seminary. His father Archibald was the first professor of this prestigious seminary. Joseph Addison Alexander was a formidable linguist and a brilliant biblical scholar.
Graduating at the age of seventeen from Princeton College he amazed his fellow students with his ablities. Today he is remem-bered for his scholarly commentaries on Isaiah, the Psalms, Acts and Mark. Alexander remained a bachelor his whole life. This great scholar was known by his intimates and his family for his love to entertain children by inventing plays and telling them stories.
When he was twenty years of age there a spiritual change in his life. Up to that time he was outwardly religious. He always attended the church on the Lord’s day, the weekly prayer meeting and a Bible class on the afternoon of the Lord’s day, but he was stranger of the saving power of the gospel. When the Christian Faith became for him a matter of the heart, that brought about a marked change in his reading. He began to study the Bible very intensively and besides that started to read a wide variety of theological works.
In 1830 Joseoh Addison Alexander was appointed as adjunct professor of Ancient Languages and Literature of Princeton College. After an European tour and study he became in 1834 the assistant of Charles Hodge in the Oriental Deparment of Prince-ton Theological Seminary. During his years as faculty member of Princeton Theological Seminary he was in turn professor of Old Testament, Church History and New Testament.
A year after his death Charles Hodge commented in a sermon: ‘I never saw a man who so constantly impressed me with a sense of his mental superiority – with his power to acquire knowledge and his power to communicate it. He seemed ale to learn anything and to teach anything he pleased.’ Even more striking is the comment of dr. John Leyburn, a presbyterian minister. He wrote in an obituary: ‘His splendid intellect and his vast resource were all brought into subjection to the Christian faith.’
Allan M. Harman, Joseph Addison Alexander of Princeton, Bitesize Biographies, EP Books Darlington 2014; ISBN 978-085234-960-1; pb. 120 pp., price £5,99

maandag 16 februari 2015

The Spirit of God in the Old Testament

Although the Spirit of God is an important subject in the Old Testament, relatively little scholarship has been focused on it. A couple of evangelical scholars has written a bundle as an attempt to make an contribution to remedy this defect. The bundle is arranged in eight main sections: orientation and Ancient Near Eastern context, the Sprit and creation, wisdom, creativity, pro-phecy, leadership, future and finally the Spirit at Qumran.
In the introduction the editors rightly state that although the spirit is also connected with creation in the Old Testament, the Spirit’s role is centered on empowering to service. In the Old Testament great emphasis is given to physical empowerment. This emphasis we do not see in the New Testament.
I would add that the New Testament in distinction to the Old Testament never speaks about the role of the Spirit in creation. The person and work of the Spirit has three focuses in the New Testament: the person of Christ, the Scriptures and the church. The last aspect is most emphasized.
In his article ‘Breath, Wind, Spirit and the Holy Spirit in the Old Testament’ Richard E. Averbeck point to the relationship between the role of the Spirit of God in creation and the renewing work of the Spirit in the transformation of the people of God, a trans-formation than can be compared with the resurrection from the dead.
In the article of John Walton on the Ancient Near Eastern background of the Spirit of God more emphasis falls on the discontinuity between the Old Testament than the continuity, although the last aspect is certainly not denied. Walton seems to deny that in the Old Testament the spirit can be related to the essence of YHWH. I am sure the continuity is greater than Walton suggests.
I can agree with what Jamie A. Grant writes in his article ‘Spirit and Presence in Psalm 139’: ‘So, while we are not talking about a fully evolved Trinitarian theology, it does seem that the psalmist is referring to the Spirit in Psalm 139:7 as a personal representation of the very essence of Yahweh’s being.’
When Daniel I. Block writes in his article ‘The view from the top’ that Spirit can be a synecdoche for YHWH himself in the Old Testament that tends in the same direction. In the Old Testament the Spirit of God can be portrayed as an extension of the personality of YHWH.
The articles of Willem VanGemeren and Robin Routledge on the Spirit and the future highlight the transforming and renewing activity of the Spirit of God. The background of the corporate renewing of the nation by the Spirit of God is the disaster of the exile. I would emphasis that especially here we see that what becomes the centre of the work of the Holy Spirit in the New Testament is already present in the Old Testament.
I consider that Presence, Power and Promise contributes in various ways to a better under­standing of the importance and significance of the spirit of God in the Old Testament.
David Firth and Paul Wegner (ed.), Presence, Power and Promise: The Role of the Spirit of God in the Old Testament, Nottingham, England: Apollos, 2011. Pp. 215. Paperback. £19,99. ISBN 978-1-84474-134-0.