donderdag 28 november 2013

Tom Kroos. Zijn weg tot God

Inleiding
Komend jaar zal er weer een herdruk verschijen van Tom Kroos. Zijn weg tot God (uitgave Groen. Heerenveen 2014). Sinds de verschijning ervan hebben velen dit boekje met stichting gelezen. Dat geldt voor mensen van allerlei kerkelijke achtergronden. Zelf heb ik het meer dan eens aan mensen die geen kerkelijke achter-grond hadden gegeven, die wilden weten wat erin het christelijke geloof met ‘bekering’ wordt bedoeld. Je kunt dan een boekje geven waarin dit thema uit de geloofsleer eenvoudig uiteen wordt gezet, maar een echt gebeurde geschie­denis heeft voordelen. De Heere Jezus gaf niet in de laatste plaats onderwijs door verhalen met een bedoeling te vertellen.
Ik ben ervan overtuigd dat ook de huidige herdruk zijn weg zal vinden. Bovenal is mijn wens en bede dat door lezing ervan mensen tot het geloof in de Heer Jezus Christus als de enig en volkomen Zaligmaker worden bewogen. Niet alleen in het eerst-volgende voorwoord maar ook in het boekje Tom Kroos. Zijn weg tot God valt meer dan eens de naam van ds. H. Hofman uit Schie-dam. Wie meer over deze markante predikant wil weten, verwijs ik naar de bijdragen over hem op deze weblog.
Dan volgen nu de woorden vooraf ik in 1989 en 2006 schreef in Tom Kroos. Zijn weg tot God

Voorwoord
Tom Kroos, de jongeman wiens levensgeschiedenis in dit boekje wordt verhaald, stierf in 1964 op 22-jarige leeftijd aan kanker. Op zijn ziekbed heeft hij geworsteld met de vraag hoe hij met God in het reine kon komen. Het licht ging hem op in de duisternis. Hij vond vrede met God door Christus’ bloed.
Na zijn sterven heeft de moeder van Tom de levensgeschiedenis van haar zoon en het getuigenis dat hij tijdens zijn ziekte heeft mogen afleggen, op schrift gesteld, allereerst met het oog op haar andere kinderen. Het werd een klein boekje dat de titel kreeg Het leven en sterven van Tom Kroos. In gestencilde vorm is het onder familieleden, vrienden en belang­stellenden verspreid. Dat is nu bijna 25 jaar geleden.
Zelf bezat ik ook zo’n exemplaar. Meer dan eens heb ik het aan anderen uitgeleend. Wanneer ik het terugkreeg, vertelden dege-nen die het gelezen hadden, dat zij onder de indruk gekomen waren van de eenvoudige en levensechte wijze waarop het werk Gods in het boekje verwoord werd. De vraag werd mij gesteld of het niet mogelijk was Het leven en sterven van Tom Kroos opnieuw te laten drukken en verspreiden. En zo is het dan tot een heruitgave gekomen.
Mevrouw Kroos, de schrijfster van dit boekje, is na een ernstige ziekte op 25 oktober 1986 in volle zekerheid des geloofs over-leden. Haar man, de heer H. Kroos, heeft welwillend toe­stemming gegeven voor de heruitgave van de levens- en bekeringsgeschie-denis van zijn zoon. Een paar kleine wijzigingen zijn aangebracht. In de oorspronkelijke uitgave wordt gesproken over ds. H., familie P. enzovoort. Nu zijn de namen voluit geschreven. Op verzoek zijn de na­men van de verpleegkundigen gefingeerd. Daarnaast is er een aantal kopjes geplaatst om zo de leesbaarheid te bevor-deren. Verder is deze uitgave, op wat taalkundige veranderingen na, geheel gelijk aan de oorspronkelijke uitgave.
In dit boekje zult u regelmatig de naam van ds. H. Hofman tegenkomen. De familie Kroos ging bij hem naar de kerk. Tom is door hem gedoopt en hij heeft ook de begrafenis van Tom geleid. Omdat hij buiten de kring waartoe hij behoorde nauwelijks enige bekendheid heeft, is het goed iets over hem te schrijven.
Hermanus Hofman werd in 1902 te Sliedrecht geboren. Toen hij nog een klein kind, voegden zijn ouders zich was bij de vrije gemeente van ds. J.H. Bogaard. Wat betreft zijn kerkelijk stand­punt wist ds. J.H. Bogaard zich eensgeestes met ds. B. Sterken-burg en ds. H. Stam. De gemeen­ten die uit de prediking van ge-noemde predikanten ontstaan zijn, voeren geen naam. Zij heb-ben, omdat zij de Nederlands Hervormde Kerk als het geopen-baarde lichaam van Christus in Nederland zijn blijven erkennen, niet tot kerk durven institueren, maar wachten het herstel van de breuk der kerk uit Gods Geest en genade af.
Ds. J.H. Bogaard werd voor Hermanus Hofman een geestelijk vader. Onder diens bediening mocht hij overgaan van de duis-ternis in het licht, werd hij bevestigd in zijn aandeel in Christus en wist hij zich geroepen tot het ambt van dienaar van het Woord.. In zijn kerkelijk standpunt was hij van dezelfde gedachte als ds. J.H. Bogaard. Hij was ervan overtuigd dat de kerk door onze schuld zo verdeeld is en zag reikhalzend uit naar een terugkeer tot God.
Van 1929 tot 1975 diende ds. Hofman een vrije gemeente te Schiedam, eerst als oefenaar en vanaf 1936 als predikant. De gemeente waar hij voorging kwam eerst in een zolder boven een jeneverstokerij aan de Boterstraat bij elkaar. Later werd van de plaatselijke Gereformeerde Kerk een kerkgebouw aan de Lange Nieuwstraat met de naam ‘Plantagekerk’ overgenomen. Sinds die tijd staat de gemeente bekend als de Plantagekerkgemeente. In zijn prediking legde ds. H. Hofman enerzijds sterke nadruk op de eis van Gods heilige wet; een wet die wij niet kunnen vervullen, maar die ons daarentegen verdoemt. Anderzijds getuigde hij van de rijkdom in Christus.
In een preek gehouden bij zijn veertigjarig jubileum als voor-ganger heeft hij dat als volgt verwoord: ‘Daar zag ik: al wat ik in Adam in het paradijs verloren had, dat was in Christus, in die tweede Adam, en daar kon ik dat weer terugkrijgen. Toen is de Koning Zijn hart gaan openen en daar heb ik zo diep ingezien, in Zijn middelaarshart: daar spatten de vonken uit in zondaarsliefde. Hij wilde zondaars bezitten. Dat heeft een stempel gezet op mijn leven en prediking. Als ik nu bijvoorbeeld hoor (en ik hoor van alles en nog wat): ‘Och ja, mocht de Heere eens overkomen’, ‘Mocht het eens dit’, ‘Mocht het eens zo’, mijn vrienden, nu zal ik eens ronduit praten, dat klinkt in mijn oren als vloeken. Want ik heb toen in het hart van de Koning gekeken en dat gezien. Daardoor draagt de prediking steeds weer dit stempel; de breuk ligt bij ons, bij jullie en bij mij, maar niet bij Hem. Want waar gaat het om? Gaat het om: ‘Mocht de Heere eens overkomen?’ Neen, God ís overgekomen. Maar nu moeten wij eens overkomen naar de kant van God. Wij moeten eens met onze schuld voor de dag komen zoals we zijn… De naam van de Zaligmaker is toch Jezus. Hij zal Zijn volk zaligmaken van hun zonden! Waar zijn de zondaars die hongeren? Waar zijn de dorstigen? Waar zijn de amechtigen? Waar zijn de ongelukkigen? Voor hen klopt er een liefdehart. Maar niet voor vroomheid en godsdienst.’
Ds. Hofman was er diep van overtuigd dat zondaren zalig worden omdat God hen met koorden van eeuwige liefde trekt uit de duisternis tot het licht. Deze wetenschap belette hem echter niet op onbevangen wijze te spreken over de bereidwilligheid van Christus om zondaren zalig te maken. Hij benadrukte keer op keer dat de waarheid van Gods soevereiniteit en onze verloren-heid niet bedoeld is om ons daarmee voor God te verontschul-digen, maar juist opdat wij ons verootmoedigen.
Ds. Hofman stelde dat het eigen werk van Gods Geest ons erbuiten zet. Openbaar te brengen dat wij ons doodgezondigd hebben en in een staat van totale verdorvenheid zijn. De predi-king was naar zijn overtuiging niet bestemd om mensen in gods-dienst op te kweken. Door de prediking worden zondaren bear-beid om te geloven in Christus. Door dat geloof krijgen zij vrede met God. De prediking van het evangelie open­baart ons dat we zalig kunnen worden uit Gods welbehagen, door Zijn welbehagen en tot Zijn welbehagen.
Grote nadruk legde ds. Hofman op de betekenis van het sacrament van de Heilige Doop. Hij leerde zijn gemeente de doop zien als een vaste pleitgrond die God ouders en kinderen gege­ven heeft en vermaande hen om van dit grote voorrecht ijverig gebruik te maken. Zelf droeg hij de kinderen die hij doopte biddend aan de Heere op.
Meer dan eens mocht ds. Hofman weten dat hij met de kinderen die hij gedoopt had nog eens het sacrament van het Heilig Avondmaal zou vieren. In dit licht is het dan ook niet toevallig dat Tom Kroos een paar dagen voor zijn dood tegen zijn moeder zegt: ‘Mag ik u en pa hartelijk bedanken dat jullie mij hebben laten dopen?’ Ds. Hofman is tijdens zijn leven voor velen een wegwijzer geweest naar het Lam Gods Dat de zonde der wereld wegneemt.
Zelf heb ik in mijn middelbareschooljaren en in het begin van mijn studententijd menigmaal onder zijn gehoor gezeten. Ik heb daar onvergetelijke uren beleefd en het heeft op mij een onuitwisbaar stempel gezet. In Het leven en sterven van Tom Kroos ziet u op welke wijze ds. Hofman degenen over wie hij gesteld was bege-leidde en benaderde. Hij mocht een van degenen zijn die Tom Kroos de onnaspeurlijke rijkdom van Christus deed verstaan. Daar gaat het ook voor ons om.
Moge het lezen van dit boekje u tot rijke zegen zijn, namelijk dat u leert geloven in de eniggeboren Zoon van God. In Hem is het leven en de zaligheid, ja, alles wat nodig is om zalig te leven en te sterven.
Opheusden, maart 1989                                    P. de Vries, V.D.M.

Woord vooraf
Het verheugt mij dat nu ruim vijftien jaar na de eerste druk opnieuw een herdruk kan ver­schijnen van Tom Kroos. Zijn weg tot God. Vanaf het verschijnen ervan heb ik van mensen van heel verschillende achtergrond positieve reacties ontvangen. In dit boekje komt de kern van het klassieke christelijk geloof nadruk-kelijk naar voren. De kern waarin elke christen zich na­drukkelijk herkent. Christus vergadert immers Zijn kerk in eenheid van het ware geloof.
Dan gaat het om de wetenschap dat er slechts één Middelaar door Wie wij in de kracht van de Heilige Geest Die Heere is en levend maakt tot de Vader naderen. Wie zo tot God leert naderen, heeft door de werking van de Heilige Geest de roepstem die vanuit Gods Woord tot ons komt, ter harte genomen. Hij heeft de brede weg verlaten en mag nu de smalle weg be­wan­delen. Wie de smalle weg bewandelt, weet niet alleen uit welke nood hij is verlost, maar leert daarnaast dagelijks zijn zondige aard al meer en meer kennen. De verlossing uit de diepte van schuld door Christus’ bloed leidt tot een leven van dankbare gehoorzaamheid aan God. Dat laatste is hier slechts ten dele. Daarom is een christen bedroefd naar God en heeft hij heim­wee naar God.
Als we van dat heimwee weet hebben, is het voor onszelf niet erg om te sterven, al sterven we jong. Weten we daar niet van dat kan onze dood, ook al zijn we nog zo oud geworden, geen goede dood genoemd worden. Mijn diepste wens is dat degenen die dit boekje lezen de diepste kernen van het christelijke geloof leren verstaan en daarbij mogen leven. Wie heim­wee heeft naar God, komt of het nu vroeg is of laat eenmaal thuis. Moge zo de Naam van van de Drie-enige God eeuwig ontvangen.
Driebruggen, maart 2006                                        Ds. P. de Vries

donderdag 14 november 2013

Een klassiek gereformeerde theologische opleiding. Een aantal overwegingen


Op mijn artikel over een brede orthodoxe universiteit kreeg ik meerdere reacties: instem­mende maar ook reacties waar-in de vraag doorklonk of meer samenwerking in theolo-gische oplei­ding niet dringend gewenst is. Ik voeg daarom aan mijn vorige bijdrage een aantal over­wegingen toe. Ik wil nog eens herhalen waarom ik weinig of eigenlijk geen heil zie in de vorming van een brede orthodoxe universiteit. 
Mijn argument daartegen sluit eigen­­lijk hele­maal aan bij de analyse van dr. G. Dekker in een artikel over kerkelijke een-heid. Hij stelde in een artikel dat kerkelijke eenheid, zoals die wordt nagestreefd door de zogenaamde na­tionale synode het evangelisch getuigenis verzwakt. In een ver-enigde kerk zal voor zo’n getuigenis naar buiten toe geen plaats zijn, zoals dat ook nu geldt voor de PKN.
Bij een brede orthodoxe universiteit zal het getuigenis van de gereformeerde theologie naar bui­ten toe in ieder geval verzwakken en mijn vraag was of er intern wel echt ruimte voor zal zijn. Achterliggend is voor de GKV, NGK en een deel van de CGK, dus de kerken waar de ge­­dachte voor de vorming van een brede orthodoxe universiteit leeft, trouwens de vraag of zij gezien ontwikkelingen in eigen kring op langere termijn naast de PKN bestaansrecht hebben.
Dan kan ge­wezen worden op het brede draagvlak dat in al deze kerken was voor deelname aan de nationale sy­node, die kerkelijke eenheid zoekt op een basis die feitelijk nog breder is dan die van de PKN. Er wordt in de grondslag voluit ruimte gegeven voor liberale vormen van theo­logie. Ik wijs er nog op dat het feit dat een niet onbelangrijk deel van de Gereformeerde Bond breed orthodox was geworden, een belangrijke factor was dat in 2004 de vorming van de PKN metterdaad tot stand kwam.

Binnen de VU krijgt het Hersteld Hervormd Seminarie alle ruimte om binnen de haar toe­be­deelde 40% van het onder-wijs haar eigen identiteit vorm te geven. Ondanks de grote prin­cipiële verschillen kan er academisch vrucht­baar worden samengewerkt. Daar komt bij dat de theo­logische faculteit van de VU niet als geheel, maar wel voor een deel als breed ortho­dox kan worden getypeerd. 
Voegt een brede orthodoxe universiteit dan echt iets toe? De dog­ma­tiek van Van der Kooi en Van de Brink is een VU-voorbeeld van die vorm van theo­logie­be­oe­fe­ning. Wie een klassiek gere­for­meerde theologische instelling wenst, zal op dog­matisch gebied hier een alternatief willen bieden. Ook voor andere vakgebieden kunnen dan voorbeelden worden gegeven.
Afwijzing van een brede orthodoxe universiteit betekent voor mij niet dat de huidige situatie ideaal is. Het uitgangspunt moet zijn een academische opleiding, die in al haar delen door de Schrift wordt gestempeld, waarbij de gereformeerde belijdenis als de diepste samenvatting van de boodschap van de Schrift wordt erkend. Evenals ds. H. Polinder uit Urk ben ik ervan over­tuigd dat de gereformeerde theologie in Nederland bij samenwerking tussen hen die de gere-formeerde leer van harte liefhebben gebaat is.
Gezien het aantal gereformeerde belij­ders in Neder­­land kan dan feitelijk maar aan één opleidingsinstituut van acade-misch niveau wor­den gedacht. Binnen zo’n opleiding kan op academisch gebied via studiedagen en onder­zoekprogram-ma’s contacten worden onderhouden. 
Van docenten moet dan worden gevraagd dat zij zich van harte verbonden weten aan de gereformeerde belijdenis. Als het gaat om studenten denk ik allereerst aan het respec-teren ervan. Iedereen die zo deze opleiding wil volgen, moet daartoe de gelegenheid krijgen.
Niet alleen de kerk maar ook een opleiding behoort een missionair karakter te hebben. Daarbij komt dat ook zij die van huis uit .bij de gereformeerde belijdenis zijn opgegroeid, de tijd moeten krijgen die zich innerlijk toe te eigenen. Pas bij grondige kennis van de gereformeerde belijdenis, kan de vraag naar instemming worden gesteld..

Als het gaat om financiering is het goed te beseffen, of - nog los van het karakter van de hier beoogde opleiding - de overheid in de toekomst nog wel bereid zal zijn theo-logische universiteiten en hogescholen te bekostigen. Dat hoeft niet alleen verlies te betekenen. Het betekent dan ook dat men los kan komen van de overheid die van boven af voorschrijft aan welke eisen de opleidingen dienen te vol-doen. Eisen, die niet altijd gemakkelijk te verenigen zijn met wat  kerken met een opleiding beogen.
Wie kijkt naar de geestelijke verbondenheid aan de gere-formeerde belijdenis kan die in Neder­­­­land aanwezig zien bij de Hersteld Hervormd Kerk, Gereformeerde Gemeenten, een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de rechterkant van de PKN met nog hier en daar een enke­ling daarbuiten. De Gereformeerde Ge­meenten hebben reeds een door de overheid erkende HBO-opleiding voor theo-logie, waarvan ook buiten ei­gen kerke­lijke kring dankbaar gebruik wordt gemaakt. 
De Gereformeerde Gemeenten hebben welis­waar zelf geen predikantenopleiding van academisch niveau, maar per-sonen uit deze kerken studeren wel buiten eigen kerkelijke kring aan theologische oplei­din­gen, waarvan dat geldt. Zij hebben in principe ook de potentie om do­cen­ten voor een aca­de­mische opleiding met een gereformeerd karakter te leveren. Dat zijn al twee redenen waarom deze kerken het belang van participatie in zo’n opleiding moeten zien.
Het zou tot zegen van kerkelijk Nederland kunnen zijn als de genoemde ker­ken en groepen samen een academische opleiding met een gereformeerd karak­ter in het leven zou­den roe­pen. Daarbij kan iedere kerk of groep, die daarin participeert nog een deel van de theo­lo­gische op­leiding en vorming zelf verzorgen. 
Echter, een groot deel kan ge­meen­schap­pe­lijk worden ge­daan, omdat er een gemeenschappelijk fundament is en een gemeen­schappelijke  opdracht naar het volk en de samen-leving. Het zal voor ieder die erin deelneemt een prijs­gave van een aantal verworvenheden betekenen, maar er behoeft niets te worden afgedaan aan de gere­for­meerde belijdenis als de van de Schrift afgeleide norm voor het kerkelijk leven en ook voor de beoefening van theologie.
Daarbij komt dat met een puur naar binnen gerichte houding een kerk niet alleen voor anderen weinig kan betekenen, maar ook zichzelf schade berokkend. Wie ook anderen tot zegen wenst te zijn, wordt ook zelf gezegend. Een dergelijke instelling zou ook meer dan nu gebeurd met regelmaat gereformeerde theologen en bijbelwetenschappers uit het buiten-land kunnen uitnodigen. Immers: kruisbestuiving is altijd nuttig.
Erkenning van de gereformeerde belijdenis betekent dat aan het gezag van de Schrift in alles waarover zij spreekt geen vragen worden gesteld. Dan wordt datgene wat de Schrift als geschiedenis vermeldt, ook als zodanig aanvaard. Bij de beant­woording van ethische vragen, zoals de plaats van de vrouw en huwelijk en seksualiteit wordt naast de Schrift niet de eigen­lij­ke culturele situatie als uitgangspunt meege-nomen. Principieel wordt de cultuur onder de Schrift gezet vanuit de overtuiging dat het Schriftgetuigenis ons leven en de cultuur dient te vor­men en niet omgekeerd ons verstaan van de Schrift mede bepaald wordt door van de Schrift afwijkende autonome normen en waarden.
Kern van de Schrift is het Evangelie van Gods genade in Christus. Wie de gereformeerde be­lijdenis aanvaardt, zal als het gaat om de betekenis van het kruis beginnen met het feit dat de Heere Jezus Christus aan het recht van God genoeg heeft gedaan. Plaatsvervangend heeft Hij de straf gedragen en de schuld betaald. Wanneer daarmee is begonnen, kan vervolgens over het kruis van de Heere Jezus Christus worden gesproken als bron van levensvernieuwing en over-winning op de mach­­ten van het kwaad..
De mens is alleen rechtvaardig voor God op grond van aan hem toegerekende en in het geloof omhelsde gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Rechtvaardiging en heiliging zijn on­los­makelijk met elkaar verbonden. De heiliging blijft echter ten dele. Een christen voelt zich ech­ter, ook al is hij wedergeboren door Gods Geest, een zondaar. De bede-laarsgestalte is we­zen­lijk voor het christelijke geloof. 
De vernieuwing van de mens, waarbij hij in de Heere Jezus Christus leert geloven en zich tot God gaat bekeren, is toe te schrijven aan het on­weder­standelijke werk van Gods Geest. Die alleen kan het verzet en de onwil breken en aan de mens macht schenken te doen wat God van hem vraagt. Daar achter ligt de wetenschap dat Gods liefde tot al de Zijnen, voor wie de Heere Jezus Christus metterdaad stierf, een liefde zon­­der begin is en daarom zonder einde.
Binnen de eenheid van de gereformeerde belijdenis is er ruimte voor variëteit. De gerefor­meerde belijdenis is een overeenstemming in de grondwaarheden van het geloof. Voor ver­schil­lende accenten en theologische zienswijzen is binnen dat kader ruimte. Binnen de gere­for­­meerde gezindte zijn vooral verschillen over verbond en doop. Dat geldt in ieder geval voor de verwoording van de zaken. 
Gemeenschappelijk is toch dat wij erkennen dat ook de kin­­deren van christenouders bij Gods gemeente behoren en daarom gedoopt behoren te wor­den. Daarnaast dat binnen de gemeente levende en dode leden zijn en dat men enkel een le­vend lid kan zijn door geloof en bekering als vrucht van de wederbarende werking van Gods Geest.
In prediking en pastoraat dient niet alleen het appèl van geloof en bekering te klinken, maar dienen ook de ken-merken van de kinderen van God te worden verwoordt of anders ge­zegd dient duidelijk te worden gemaakt wat het betekent God te kennen door Christus in de kracht van de Heilige Geest. Binnen deze grenzen kan iedereen eigen accenten leggen. Daar­bij moe­ten we beseffen dat het beleven van de kracht van het Evangelie een geschenk blijft. Onder­linge herkenning op basis daarvan is een zeer groot goed maar nooit in formuleringen vast te leggen.
Wie dit pand wil bewaren, zal  het niet alleen verdedigen maar ook wensen te verbreiden en dat niet in de laatste plaats naar hen die volledig onbekend zijn met het Woord van God en de inhoud ervan. Een gemeenschappelijke klassiek gereformeerde theologische opleiding die daaraan dienstbaar is, zou een zegen zijn voor kerkelijk Nederland.



vrijdag 8 november 2013

Een brede orthodoxe universiteit

Een verkorte versie van deze bijdrage verscheen op de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad
 
Er zijn al verschillende reacties geweest op het besluit van de synode van de CGK aan te sturen op de vorming van een brede orthodoxe uni-versiteit. Een besluit dat verband houdt met het feit dat de Theologische Universiteit te Apeldoorn te klein van omvang is om op langere ter­­mijn aan de eisen van de overheid voor academische erkenning te voldoen. Dit is een ge­geven dat inderdaad niet kan worden ontkend. Bij de vor-ming van een brede orthodoxe uni­ver­siteit wordt gekeken in de richting van de GKV en NGK. De NGK werken al jaren lang samen met de TUA. In een nieuwe constellatie zullen zij wellicht naar buiten toe meer het beeld gaan bepalen dan nu het geval is. Uiteraard zal de nieuw uni-versiteit mede de kleur van de GKV hebben.
Een theologische universiteit uitgaande van de GKV, NGK en CGK zal inderdaad een brede orthodoxe universiteit zijn. Men zal de Drie-eenheid, de menswording van Jezus Christus be­lijden en de realiteit van Zijn opstanding uit de doden belijden. Echter, gezien de ontwikke­lin­gen in de GKV, NGK en een niet onbelangrijk deel van de CGK moeten we er niet vanuit gaan dat de te vormen opleiding een klassiek gereformeerd karakter zal hebben. Ik begin met de Bijbel als de enige bron en norm van ons geloof en handelen. De NGK hebben al enige jaren geleden alle ambten voor de vrouw opengesteld, terwijl alles er op wijst dat de GKV daarin zullen volgen. Steeds breder klinken stemmen dat homoseksuele relaties op zijn minst als noodoplossing aanvaardbaar zijn. De stemmen klinken ook in een deel van de CGK.
Gerichtheid op de wereld in plaats van vreemdelingschap en pelgrim-schap zijn helaas type­rend voor inmiddels het overgrote deel van de kerken voortgekomen uit Afscheiding en Dolean­­tie. Rechtvaardiging door geloof en verzoening met God als persoonlijke doorleefde werke­lijkheden ontbreken veelal. Dat men in de kerk en toch niet van de kerk kan zijn en dat zelfonderzoek nodig is of men wel in het geloof zijn in menige gemeente nooit gehoorde klan­ken. Voor alle duidelijkheid geef ik maar eerlijk aan dat ik aanzetten tot deze ontwikke­lingen ook in de Hersteld Hervormde Kerk en Gereformeerde Gemeenten. Er is geen reden tot kerkelijke zelfgenoegzaamheid.
De vraag is welke ruimte er voor een klassiek gereformeerd geluid zal zijn. Dan moet niet alleen aan de geloofsleer maar ook aan de herme-neutiek en de homiletiek worden gedacht. Dr. Wilschut heeft in zijn ver-antwoording om de GKV te verlaten gesproken over de leegheid en banaliteit van kerkdiensten in eigen kring. Daar komt bij dat neo-calvinisten die op drift raken, veelal heel weinig tolerantie hebben ten opzichte van hen de vernieuwingsdrift niet meemaken. Dat placht in hervormde kring anders te zijn. als voorbeeld noem ik dat de ethische kerkenraad van Beesd na het overlijden van Pietje Baltus die slechts zo nu en dan de kerkdiensten bezocht, een rouwadvertentie plaatste waarin het overlijden van Pietje Baltus in haar Heere (ge­schre­ven zoals Pietje dat wenste) en Heiland werd vermeld.
De HHK heeft in 2005 gekozen voor de VU. Ik weet dat deze oplossing ook haar pijnpunten kent. Voor mij is één van de zwaarste dat ter wille van de aanwezigheid van opleidingen van andere religies  bij meerdere publieke momenten de naam van de Heere Jezus Christus niet wordt ge­noemd. Toch kan ook ik van en constructieve samenwerking spreken. Dat geldt op acade­misch niveau maar ook omdat principiële verschillen in zicht op de bood­schap van het chris­telijke geloof niet versluierend benoemd behoeven te worden.
Zal een brede orthodoxe univer­siteit ruimte bieden aan docenten voor wie aanvaarding van de vrouw in het ambt, het niet erkennen van de zondeval als historisch feit, het niet functioneren van aandacht voor weder­geboorte als vrijmachtig werk van Gods Geest en voor de kenmerken van het gees­telijke leven, bij alles wat er verder gemeen-schappelijk is, toch een principiële kloof inhoudt?! Dr. Wilschut heeft in zijn verantwoording over zijn verlaten van de GKV aangegeven dat binnen de GKV geen wijkplaats voor klassiek gereformeerd kerkelijk leven en prediking. Zal die wijkplaats er wel zijn voor de gereformeerde theologie binnen een nieuwe te vormen breed orthodoxe universiteit?
De uiteindelijke betekenis van een theologische opleiding ligt daarin dat aan de kerk bekwa­me en getrouwe dienaren van het Woord worden geschonken. Eisen van de overheid moeten daaraan onderschikt zijn. Blijkt het niet mogelijk die twee te combineren, dan zal de kerk los van de overheid en het door haar erkende onderwijs haar eigen weg moeten gaan en dat omdat de kerk aan Christus toebehoort en Hij alleen haar Koning is. Gezien de ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving moeten wij onze ogen niet voor die mogelijkheid sluiten. Laten wij in de kerken en op de scholen het ons toevertrouwde pand van het evangelie van Gods genade vurig liefhebben en standvastig verdedigen. Laat wetenschap met godvrucht zijn vermengen en laten wij persoonlijk en kerkelijk beseffen dat wij alleen machtig zijn als wij zwak zijn.