Op mijn
artikel over een brede orthodoxe universiteit kreeg ik meerdere reacties: instemmende maar ook reacties waar-in
de vraag doorklonk of meer samenwerking in theolo-gische opleiding niet
dringend gewenst is. Ik voeg daarom aan mijn vorige bijdrage een aantal overwegingen
toe. Ik wil nog eens herhalen waarom ik weinig of eigenlijk geen heil zie in de
vorming van een brede orthodoxe universiteit.
Mijn argument daartegen sluit eigenlijk helemaal aan bij de analyse van dr. G. Dekker in een artikel over kerkelijke een-heid. Hij stelde in een artikel dat kerkelijke eenheid, zoals die wordt nagestreefd door de zogenaamde nationale synode het evangelisch getuigenis verzwakt. In een ver-enigde kerk zal voor zo’n getuigenis naar buiten toe geen plaats zijn, zoals dat ook nu geldt voor de PKN.
Bij een brede orthodoxe universiteit zal het getuigenis van de gereformeerde theologie naar buiten toe in ieder geval verzwakken en mijn vraag was of er intern wel echt ruimte voor zal zijn. Achterliggend is voor de GKV, NGK en een deel van de CGK, dus de kerken waar de gedachte voor de vorming van een brede orthodoxe universiteit leeft, trouwens de vraag of zij gezien ontwikkelingen in eigen kring op langere termijn naast de PKN bestaansrecht hebben.
Dan kan gewezen worden op het brede draagvlak dat in al deze kerken was voor deelname aan de nationale synode, die kerkelijke eenheid zoekt op een basis die feitelijk nog breder is dan die van de PKN. Er wordt in de grondslag voluit ruimte gegeven voor liberale vormen van theologie. Ik wijs er nog op dat het feit dat een niet onbelangrijk deel van de Gereformeerde Bond breed orthodox was geworden, een belangrijke factor was dat in 2004 de vorming van de PKN metterdaad tot stand kwam.
Binnen de VU krijgt het Hersteld Hervormd Seminarie alle ruimte om binnen de haar toebedeelde 40% van het onder-wijs haar eigen identiteit vorm te geven. Ondanks de grote principiële verschillen kan er academisch vruchtbaar worden samengewerkt. Daar komt bij dat de theologische faculteit van de VU niet als geheel, maar wel voor een deel als breed orthodox kan worden getypeerd.
Voegt een brede orthodoxe universiteit dan echt iets toe? De dogmatiek van Van der Kooi en Van de Brink is een VU-voorbeeld van die vorm van theologiebeoefening. Wie een klassiek gereformeerde theologische instelling wenst, zal op dogmatisch gebied hier een alternatief willen bieden. Ook voor andere vakgebieden kunnen dan voorbeelden worden gegeven.
Afwijzing van een brede orthodoxe universiteit betekent voor mij niet dat de huidige situatie ideaal is. Het uitgangspunt moet zijn een academische opleiding, die in al haar delen door de Schrift wordt gestempeld, waarbij de gereformeerde belijdenis als de diepste samenvatting van de boodschap van de Schrift wordt erkend. Evenals ds. H. Polinder uit Urk ben ik ervan overtuigd dat de gereformeerde theologie in Nederland bij samenwerking tussen hen die de gere-formeerde leer van harte liefhebben gebaat is.
Gezien het aantal gereformeerde belijders in Nederland kan dan feitelijk maar aan één opleidingsinstituut van acade-misch niveau worden gedacht. Binnen zo’n opleiding kan op academisch gebied via studiedagen en onderzoekprogram-ma’s contacten worden onderhouden.
Van docenten moet dan worden gevraagd dat zij zich van harte verbonden weten aan de gereformeerde belijdenis. Als het gaat om studenten denk ik allereerst aan het respec-teren ervan. Iedereen die zo deze opleiding wil volgen, moet daartoe de gelegenheid krijgen.
Niet alleen de kerk maar ook een opleiding behoort een missionair karakter te hebben. Daarbij komt dat ook zij die van huis uit .bij de gereformeerde belijdenis zijn opgegroeid, de tijd moeten krijgen die zich innerlijk toe te eigenen. Pas bij grondige kennis van de gereformeerde belijdenis, kan de vraag naar instemming worden gesteld..
Als het gaat om financiering is het goed te beseffen, of - nog los van het karakter van de hier beoogde opleiding - de overheid in de toekomst nog wel bereid zal zijn theo-logische universiteiten en hogescholen te bekostigen. Dat hoeft niet alleen verlies te betekenen. Het betekent dan ook dat men los kan komen van de overheid die van boven af voorschrijft aan welke eisen de opleidingen dienen te vol-doen. Eisen, die niet altijd gemakkelijk te verenigen zijn met wat kerken met een opleiding beogen.
Wie kijkt naar de geestelijke verbondenheid aan de gere-formeerde belijdenis kan die in Nederland aanwezig zien bij de Hersteld Hervormd Kerk, Gereformeerde Gemeenten, een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de rechterkant van de PKN met nog hier en daar een enkeling daarbuiten. De Gereformeerde Gemeenten hebben reeds een door de overheid erkende HBO-opleiding voor theo-logie, waarvan ook buiten eigen kerkelijke kring dankbaar gebruik wordt gemaakt.
De Gereformeerde Gemeenten hebben weliswaar zelf geen predikantenopleiding van academisch niveau, maar per-sonen uit deze kerken studeren wel buiten eigen kerkelijke kring aan theologische opleidingen, waarvan dat geldt. Zij hebben in principe ook de potentie om docenten voor een academische opleiding met een gereformeerd karakter te leveren. Dat zijn al twee redenen waarom deze kerken het belang van participatie in zo’n opleiding moeten zien.
Het zou tot zegen van kerkelijk Nederland kunnen zijn als de genoemde kerken en groepen samen een academische opleiding met een gereformeerd karakter in het leven zouden roepen. Daarbij kan iedere kerk of groep, die daarin participeert nog een deel van de theologische opleiding en vorming zelf verzorgen.
Echter, een groot deel kan gemeenschappelijk worden gedaan, omdat er een gemeenschappelijk fundament is en een gemeenschappelijke opdracht naar het volk en de samen-leving. Het zal voor ieder die erin deelneemt een prijsgave van een aantal verworvenheden betekenen, maar er behoeft niets te worden afgedaan aan de gereformeerde belijdenis als de van de Schrift afgeleide norm voor het kerkelijk leven en ook voor de beoefening van theologie.
Daarbij komt dat met een puur naar binnen gerichte houding een kerk niet alleen voor anderen weinig kan betekenen, maar ook zichzelf schade berokkend. Wie ook anderen tot zegen wenst te zijn, wordt ook zelf gezegend. Een dergelijke instelling zou ook meer dan nu gebeurd met regelmaat gereformeerde theologen en bijbelwetenschappers uit het buiten-land kunnen uitnodigen. Immers: kruisbestuiving is altijd nuttig.
Erkenning van de gereformeerde belijdenis betekent dat aan het gezag van de Schrift in alles waarover zij spreekt geen vragen worden gesteld. Dan wordt datgene wat de Schrift als geschiedenis vermeldt, ook als zodanig aanvaard. Bij de beantwoording van ethische vragen, zoals de plaats van de vrouw en huwelijk en seksualiteit wordt naast de Schrift niet de eigenlijke culturele situatie als uitgangspunt meege-nomen. Principieel wordt de cultuur onder de Schrift gezet vanuit de overtuiging dat het Schriftgetuigenis ons leven en de cultuur dient te vormen en niet omgekeerd ons verstaan van de Schrift mede bepaald wordt door van de Schrift afwijkende autonome normen en waarden.
Kern van de Schrift is het Evangelie van Gods genade in Christus. Wie de gereformeerde belijdenis aanvaardt, zal als het gaat om de betekenis van het kruis beginnen met het feit dat de Heere Jezus Christus aan het recht van God genoeg heeft gedaan. Plaatsvervangend heeft Hij de straf gedragen en de schuld betaald. Wanneer daarmee is begonnen, kan vervolgens over het kruis van de Heere Jezus Christus worden gesproken als bron van levensvernieuwing en over-winning op de machten van het kwaad..
De mens is alleen rechtvaardig voor God op grond van aan hem toegerekende en in het geloof omhelsde gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Rechtvaardiging en heiliging zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De heiliging blijft echter ten dele. Een christen voelt zich echter, ook al is hij wedergeboren door Gods Geest, een zondaar. De bede-laarsgestalte is wezenlijk voor het christelijke geloof.
Gemeenschappelijk is toch dat wij erkennen dat ook de kinderen van christenouders bij Gods gemeente behoren en daarom gedoopt behoren te worden. Daarnaast dat binnen de gemeente levende en dode leden zijn en dat men enkel een levend lid kan zijn door geloof en bekering als vrucht van de wederbarende werking van Gods Geest.
In prediking en pastoraat dient niet alleen het appèl van geloof en bekering te klinken, maar dienen ook de ken-merken van de kinderen van God te worden verwoordt of anders gezegd dient duidelijk te worden gemaakt wat het betekent God te kennen door Christus in de kracht van de Heilige Geest. Binnen deze grenzen kan iedereen eigen accenten leggen. Daarbij moeten we beseffen dat het beleven van de kracht van het Evangelie een geschenk blijft. Onderlinge herkenning op basis daarvan is een zeer groot goed maar nooit in formuleringen vast te leggen.
Wie dit pand wil bewaren, zal het niet alleen verdedigen maar ook wensen te verbreiden en dat niet in de laatste plaats naar hen die volledig onbekend zijn met het Woord van God en de inhoud ervan. Een gemeenschappelijke klassiek gereformeerde theologische opleiding die daaraan dienstbaar is, zou een zegen zijn voor kerkelijk Nederland.
Mijn argument daartegen sluit eigenlijk helemaal aan bij de analyse van dr. G. Dekker in een artikel over kerkelijke een-heid. Hij stelde in een artikel dat kerkelijke eenheid, zoals die wordt nagestreefd door de zogenaamde nationale synode het evangelisch getuigenis verzwakt. In een ver-enigde kerk zal voor zo’n getuigenis naar buiten toe geen plaats zijn, zoals dat ook nu geldt voor de PKN.
Bij een brede orthodoxe universiteit zal het getuigenis van de gereformeerde theologie naar buiten toe in ieder geval verzwakken en mijn vraag was of er intern wel echt ruimte voor zal zijn. Achterliggend is voor de GKV, NGK en een deel van de CGK, dus de kerken waar de gedachte voor de vorming van een brede orthodoxe universiteit leeft, trouwens de vraag of zij gezien ontwikkelingen in eigen kring op langere termijn naast de PKN bestaansrecht hebben.
Dan kan gewezen worden op het brede draagvlak dat in al deze kerken was voor deelname aan de nationale synode, die kerkelijke eenheid zoekt op een basis die feitelijk nog breder is dan die van de PKN. Er wordt in de grondslag voluit ruimte gegeven voor liberale vormen van theologie. Ik wijs er nog op dat het feit dat een niet onbelangrijk deel van de Gereformeerde Bond breed orthodox was geworden, een belangrijke factor was dat in 2004 de vorming van de PKN metterdaad tot stand kwam.
Binnen de VU krijgt het Hersteld Hervormd Seminarie alle ruimte om binnen de haar toebedeelde 40% van het onder-wijs haar eigen identiteit vorm te geven. Ondanks de grote principiële verschillen kan er academisch vruchtbaar worden samengewerkt. Daar komt bij dat de theologische faculteit van de VU niet als geheel, maar wel voor een deel als breed orthodox kan worden getypeerd.
Voegt een brede orthodoxe universiteit dan echt iets toe? De dogmatiek van Van der Kooi en Van de Brink is een VU-voorbeeld van die vorm van theologiebeoefening. Wie een klassiek gereformeerde theologische instelling wenst, zal op dogmatisch gebied hier een alternatief willen bieden. Ook voor andere vakgebieden kunnen dan voorbeelden worden gegeven.
Afwijzing van een brede orthodoxe universiteit betekent voor mij niet dat de huidige situatie ideaal is. Het uitgangspunt moet zijn een academische opleiding, die in al haar delen door de Schrift wordt gestempeld, waarbij de gereformeerde belijdenis als de diepste samenvatting van de boodschap van de Schrift wordt erkend. Evenals ds. H. Polinder uit Urk ben ik ervan overtuigd dat de gereformeerde theologie in Nederland bij samenwerking tussen hen die de gere-formeerde leer van harte liefhebben gebaat is.
Gezien het aantal gereformeerde belijders in Nederland kan dan feitelijk maar aan één opleidingsinstituut van acade-misch niveau worden gedacht. Binnen zo’n opleiding kan op academisch gebied via studiedagen en onderzoekprogram-ma’s contacten worden onderhouden.
Van docenten moet dan worden gevraagd dat zij zich van harte verbonden weten aan de gereformeerde belijdenis. Als het gaat om studenten denk ik allereerst aan het respec-teren ervan. Iedereen die zo deze opleiding wil volgen, moet daartoe de gelegenheid krijgen.
Niet alleen de kerk maar ook een opleiding behoort een missionair karakter te hebben. Daarbij komt dat ook zij die van huis uit .bij de gereformeerde belijdenis zijn opgegroeid, de tijd moeten krijgen die zich innerlijk toe te eigenen. Pas bij grondige kennis van de gereformeerde belijdenis, kan de vraag naar instemming worden gesteld..
Als het gaat om financiering is het goed te beseffen, of - nog los van het karakter van de hier beoogde opleiding - de overheid in de toekomst nog wel bereid zal zijn theo-logische universiteiten en hogescholen te bekostigen. Dat hoeft niet alleen verlies te betekenen. Het betekent dan ook dat men los kan komen van de overheid die van boven af voorschrijft aan welke eisen de opleidingen dienen te vol-doen. Eisen, die niet altijd gemakkelijk te verenigen zijn met wat kerken met een opleiding beogen.
Wie kijkt naar de geestelijke verbondenheid aan de gere-formeerde belijdenis kan die in Nederland aanwezig zien bij de Hersteld Hervormd Kerk, Gereformeerde Gemeenten, een deel van de Christelijke Gereformeerde Kerk en de rechterkant van de PKN met nog hier en daar een enkeling daarbuiten. De Gereformeerde Gemeenten hebben reeds een door de overheid erkende HBO-opleiding voor theo-logie, waarvan ook buiten eigen kerkelijke kring dankbaar gebruik wordt gemaakt.
De Gereformeerde Gemeenten hebben weliswaar zelf geen predikantenopleiding van academisch niveau, maar per-sonen uit deze kerken studeren wel buiten eigen kerkelijke kring aan theologische opleidingen, waarvan dat geldt. Zij hebben in principe ook de potentie om docenten voor een academische opleiding met een gereformeerd karakter te leveren. Dat zijn al twee redenen waarom deze kerken het belang van participatie in zo’n opleiding moeten zien.
Het zou tot zegen van kerkelijk Nederland kunnen zijn als de genoemde kerken en groepen samen een academische opleiding met een gereformeerd karakter in het leven zouden roepen. Daarbij kan iedere kerk of groep, die daarin participeert nog een deel van de theologische opleiding en vorming zelf verzorgen.
Echter, een groot deel kan gemeenschappelijk worden gedaan, omdat er een gemeenschappelijk fundament is en een gemeenschappelijke opdracht naar het volk en de samen-leving. Het zal voor ieder die erin deelneemt een prijsgave van een aantal verworvenheden betekenen, maar er behoeft niets te worden afgedaan aan de gereformeerde belijdenis als de van de Schrift afgeleide norm voor het kerkelijk leven en ook voor de beoefening van theologie.
Daarbij komt dat met een puur naar binnen gerichte houding een kerk niet alleen voor anderen weinig kan betekenen, maar ook zichzelf schade berokkend. Wie ook anderen tot zegen wenst te zijn, wordt ook zelf gezegend. Een dergelijke instelling zou ook meer dan nu gebeurd met regelmaat gereformeerde theologen en bijbelwetenschappers uit het buiten-land kunnen uitnodigen. Immers: kruisbestuiving is altijd nuttig.
Erkenning van de gereformeerde belijdenis betekent dat aan het gezag van de Schrift in alles waarover zij spreekt geen vragen worden gesteld. Dan wordt datgene wat de Schrift als geschiedenis vermeldt, ook als zodanig aanvaard. Bij de beantwoording van ethische vragen, zoals de plaats van de vrouw en huwelijk en seksualiteit wordt naast de Schrift niet de eigenlijke culturele situatie als uitgangspunt meege-nomen. Principieel wordt de cultuur onder de Schrift gezet vanuit de overtuiging dat het Schriftgetuigenis ons leven en de cultuur dient te vormen en niet omgekeerd ons verstaan van de Schrift mede bepaald wordt door van de Schrift afwijkende autonome normen en waarden.
Kern van de Schrift is het Evangelie van Gods genade in Christus. Wie de gereformeerde belijdenis aanvaardt, zal als het gaat om de betekenis van het kruis beginnen met het feit dat de Heere Jezus Christus aan het recht van God genoeg heeft gedaan. Plaatsvervangend heeft Hij de straf gedragen en de schuld betaald. Wanneer daarmee is begonnen, kan vervolgens over het kruis van de Heere Jezus Christus worden gesproken als bron van levensvernieuwing en over-winning op de machten van het kwaad..
De mens is alleen rechtvaardig voor God op grond van aan hem toegerekende en in het geloof omhelsde gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. Rechtvaardiging en heiliging zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De heiliging blijft echter ten dele. Een christen voelt zich echter, ook al is hij wedergeboren door Gods Geest, een zondaar. De bede-laarsgestalte is wezenlijk voor het christelijke geloof.
De
vernieuwing van de mens, waarbij hij
in de Heere Jezus Christus leert geloven en zich tot God gaat bekeren, is toe te schrijven aan het onwederstandelijke
werk van Gods Geest. Die alleen kan het verzet en de onwil breken en aan de
mens macht schenken te doen wat God van hem vraagt. Daar achter ligt de
wetenschap dat Gods liefde tot al de Zijnen,
voor wie de Heere Jezus Christus metterdaad stierf, een liefde zonder begin
is en daarom zonder einde.
Binnen de
eenheid van de gereformeerde belijdenis is er ruimte voor variëteit. De gereformeerde
belijdenis is een overeenstemming
in de grondwaarheden van het geloof. Voor verschillende accenten en
theologische zienswijzen is binnen dat kader ruimte. Binnen de gereformeerde
gezindte zijn vooral verschillen over verbond en doop. Dat geldt in ieder geval
voor de verwoording van de zaken. Gemeenschappelijk is toch dat wij erkennen dat ook de kinderen van christenouders bij Gods gemeente behoren en daarom gedoopt behoren te worden. Daarnaast dat binnen de gemeente levende en dode leden zijn en dat men enkel een levend lid kan zijn door geloof en bekering als vrucht van de wederbarende werking van Gods Geest.
In prediking en pastoraat dient niet alleen het appèl van geloof en bekering te klinken, maar dienen ook de ken-merken van de kinderen van God te worden verwoordt of anders gezegd dient duidelijk te worden gemaakt wat het betekent God te kennen door Christus in de kracht van de Heilige Geest. Binnen deze grenzen kan iedereen eigen accenten leggen. Daarbij moeten we beseffen dat het beleven van de kracht van het Evangelie een geschenk blijft. Onderlinge herkenning op basis daarvan is een zeer groot goed maar nooit in formuleringen vast te leggen.
Wie dit pand wil bewaren, zal het niet alleen verdedigen maar ook wensen te verbreiden en dat niet in de laatste plaats naar hen die volledig onbekend zijn met het Woord van God en de inhoud ervan. Een gemeenschappelijke klassiek gereformeerde theologische opleiding die daaraan dienstbaar is, zou een zegen zijn voor kerkelijk Nederland.