woensdag 27 juni 2018

Wanneer mogen we over een huwelijk en de opdracht elkaar trouw te blijven spreken?

De Nederlandse wet en de wet van God
Terwijl tot voor kort iedereen onder het huwelijk de door de wet bevestigde relatie tussen één man en één vrouw verstond, is dit sinds een aantal jaren niet het geval. Volgens ons burgerlijk wetboek kan het een relatie m/v zijn. Dat wil zeggen dat het ook om twee personen van het­zelfde geslacht kan gaan. Dat is een zienswijze die volstrekt haaks staat op de Bijbel. Heel duidelijk verwoordde Mike Pence, de hui­dige Amerikaanse vicepresident, dit een vijftal jaar geleden. Hij was toen nog gou­verneur van de staat Indiana. In het Huis van Afgevaardigden van deze staat werd gedebat­teerd over een wetsvoorstel dat het huwelijk zou openstellen voor personen van hetzelfde geslacht.
Pence bracht toen het volgende in: ‘Ik geloof dat het huwelijk (tussen één man en één vrouw moet worden beschermd, omdat het niet ons idee is. Ettelijke dui­zen­den jaren geleden werden de woorden geschreven dat een man zijn vader en moeder moet verlaten en zijn vrouw aanhangen en dat die twee tot één vlees zullen zijn. Dit was niet onze gedachte, maar Gods gedachte. En ik zeg dit, voorzitter onbe­schaamd in een zaal waar boven uw stoel de woorden staan: In God we trust.’
Vanuit de scheppingsorde moeten we de uitdrukking ‘huwelijk’ alleen voor een voor de wet bevestigde relatie tussen één man en één vrouw gebruiken. Onder de oude bedeling heeft God polygamie getolereerd. Echter, onder de nieuwe bedeling wordt de scheppingsorde niet alleen norm maar ook absolute eis. De Nederlandse wetgever kan normen veranderen. God doet dat niet. Hij blijf bij Zijn omschrijving van het huwelijk. Iedere man zal zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man.

Wanneer geldt trouw?
Wonen een man/jongen en een vrouw/meisje samen zonder te zijn getrouwd, dan moeten zij ertoe worden opgeroepen te trouwen. Als er sprake is van schuldbesef en de bereidheid is dat te belijden, is er in principe geen verhindering om over dat huwe­lijk in een kerkdienst Gods zegen te vragen. Trouw aan elkaar totdat de dood schei­ding maakt, geldt in het huwelijk tussen één man en één vrouw. Dat geldt niet voor een homoseksuele relatie. Evenals bij een overspelige relatie moet worden op­geroe­pen tot het verbreken ervan. Hier mogen wij nooit het woord ‘trouw’ gebru­i­ken. De uitdrukking homoseksuele relatie in liefde en trouw is bijbels gezien verslui­erend. Liefde en trouw worden hier namelijk verbonden met gedrag dat haaks staat op Gods gebod.
Wij moeten predikanten, politici, opinieleiders die dat wel doen, niet volgen, maar vasthouden aan het Bijbelse getuigenis. Overspelers en zij die bij mannen liggen, kunnen tenzij zij zich be­keren het koninkrijk van God niet binnengaan. Overigens geldt dit ook voor hebzuchtigen, dron­kaards en dieven. We moeten niet het ene noe­men en het andere verzwijgen.
Duidelijk is dat trouw niet geldt voor relaties die onder Gods oordeel liggen. Er mag geen trouw zijn aan de zonde. De trouw moet altijd trouw zijn in overeen­stemming met Gods Woord. Zowel onder de oude als nieuwe bedeling was en is homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook een verhin­de­ring om Gods ko­ninkrijk binnen te gaan, als er geen bekering volgt. Meeleven met hen die er achter komen of erachter geko­men zijn dat zij homoseksueel geaard zijn, is geboden, maar moet wel altijd gestalte krijgen binnen de kaders van het bijbelse getuigenis.
Het is mogelijk dat homofiele gevoelens zo niet verdwijnen toch gaan sluimeren. Ik zou met het wijzen op die mogelijkheid toch heel terughoudend willen zijn. Ook van deze zondige gevoelens kan gelden dat er levenslang een strijd tegen moet worden gevoerd. Laten degenen die homofiele gevoelens hebben gewezen worden op Jezus Christus Wiens bloed van allen zonden reinigt en Die ook kracht geeft tegen gevoelens strijdig met Gods goede beeld waarnaar we zijn geschapen te strijden. In het bloed van Jezus Christus is ook vergeving voor zondige begeerten en gevoelens. Laten zij die in homo-seksuele praxis zijn vervallen, met klem en liefde tot het breken met hun zondige gedrag worden opgeroepen.

Hoe gebruiken we de woorden huwelijk, echtgenoot enz.?
Helaas zien we ook binnen de kerken verschuivingen. De woorden huwelijk, echt­ge­­noot, schoon­­­zus, schoonzoon, zwager en schoonzuster worden ook in het kader van een door de Nederlandse wet bevestigde homoseksuele relatie gebruikt. Het zal dui­delijk zijn dat met dit spraakgebruik duidelijk wordt dat men een wissel heeft omge­zet. Immers wie over echtgenoot in een homoseksuele relatie spreekt, kan nooit meer onverkort de Bijbelse boodschap laten klinken dat zo’n relatie ver­broken moet wor­den, omdat men anders Gods koninkrijk niet kan binnengaan. Dan zal men immers aan-sluitend bij eigen spraak­gebruik het gebod: ‘Gij zult niet echtbreken’ voorge­houden krijgen.
Erkenning van het Bijbelse onderwijs over het huwelijk is onverenigbaar met spreken over ‘huwe­lijk’, echtgenoot, schoon-zoon, enz. als het gaat om een homo­seksuele relatie. Wie dat doet de Nederlandse wet boven dat van de onver­ander­lijke wet van de levende God. Het belijden van Christus houdt juist in dat de wet van Gods konin­krijk boven alles gaat. Niet alleen boven de maatschappelijke opinie, maar ook boven de aardse wetgeving.
Wie Christus echt belijdt, volhardt daarin ook blijft zo als het smaad oplevert, uit­sluiting en zelfs leidt een confrontatie met de rechterlijke macht. Immers wie echt een christen is, is tot lijden bereid. Ook als dat offers vraagt en zelfs tot een rechter­lijke veroordeling en vervolging zou leiden. Juist op het punt van de bijbelse visie op het huwelijk moet een christen in de westerse samenleving een helder en ondubbel­zinnig geluid laten horen.

We kunnen niet in Gods liefde in Christus delen zonder geloof en bekering
In onze samenleving worden homoseksuele relaties verdedigd met het feit dat nie­mand belemmerd mag worden in zijn zelfontplooiing. Ieder mens mag volgens eigen inzichten geluk­kig zijn. In de kerken zien we dat homoseksuele relaties wor­den ver­dedigd met een beroep op het feit dat Gods liefde onvoorwaardelijk is. Echter, dat is een heel onbijbels beroep op Gods liefde. Gods onvoorwaardelijke liefde betekent dat de grootste der zondaren welkom is bij Christus. Nooit is het in dit leven te laat de zonde te belijden en na te laten en door geloof vergeving van alle zonden te ontvangen.
Helaas komt het meer en meer voor dat toegegeven wordt dat homoseksuele relaties zondig zijn, maar intussen de zienswijze wordt verdedigt dat ter voorkoming van erger stabiele homoseksuele relaties als noodoplossing aan­vaard­baar zijn. Deze op­vatting dringt ook de gereformeerde gezindte binnen. Onder andere rouwadver­tenties zijn daarvan een bewijs.
De relativering van het bijbelse onderwijs wordt dan nog al eens verdedigd dat wij allen maar ten dele kennen. Weliswaar heeft de Kerk der eeuwen elke vorm van homoseksuele praxis afgewezen, maar zetten wij werkelijk onze zaligheid op het spel als wij hierin van de Kerk der eeuwen verschillen?! Ingaan tegen de zienswijze van de Kerk der eeuwen mag arrogant, maar deze arrogantie houdt je toch nog niet buiten de hemel?! Het antwoord moet zijn dat wij met aanvaarding van homoseksuele relaties niet alleen tegen de Kerk der eeuwen maar tegen de levende God Zelf ingaan. Daarbij heeft God uitdrukkelijk bekend gemaakt welke consequenties het heeft hierin tegen Hem in te gaan.
Het feit dat God slechts ten dele kennen, heeft allereerst te maken met het feit dat Hij niet alles van Zichzelf bekend heeft gemaakt in Zijn Woord. Daarnaast geldt dat met de oprechtste bedoelingen de Schrift fout worden begrepen. Niet alle zaken die God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, zijn even klaar en duidelijk. Dat neemt niet weg dat er ook zaken zijn waarover geen enkele twijfel kan en mag bestaan. Dan moeten we allereerst denken aan het feit dat de levende God de Drie-enig God is en dat niemand tot de Vader kan naderen dan door de Middelaar Jezus Christus. Buiten het geloof in Hem is geen behoud. 
Bij geloof behoort ook bekering. Er zijn concrete zonden die een mens buiten het koninkrijk van God houden, als hij er niet mee breekt. In 1 Kor. 6:9-11 betuigt de Heilige Geest bij monde van Paulus: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het konin­krijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgoden­die­naars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. Sommigen van u zijn dit wel geweest (cursivering van mij; er staat niet: zijn dit nog altijd); maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de Naam van den Heere Jezus en door de Geest van onze God.’ (1 Kor. 6:9-11)
Wie met een beroep op het feit dat wij in 1 Kor. 13:9 lezen dat wij in dit leven slechts ten dele kennen het onderwijs van de Heilige Geest uit 1 Kor. 6:9-11 relativeert, distantieert zich van het feit dat de Schrift zonder enige reserve met Woord van God mag en moet worden gelijk gesteld. Zo wordt ook het fundamentele beginsel door de Reformatie krachtig naar voren gebracht dat de Schrift volkomen genoegzaam is en in zichzelf helder en duidelijk wordt van een vraagteken voorzien. De woorden over het ten dele ken­nen houden in dat meerdere vragen in dit leven onbeantwoord blijven. Het wil echter niet zeggen dat wij een vraagteken mogen zetten bij zaken waarin Gods Woord vol­strekt eenduidig is.

Omkering van het Bijbelse getuigenis
In onze tijd worden de woorden van de Heere Jezus dat een boom aan zijn vruchten wordt gekend, meer dan eens zo verstaan dat het principieel en volledig afwijzen van een homoseksuele relatie strijdig is met het liefdesgebod. Een dergelijke houding zou daarom onverenig­baar zijn met het echte christen-zijn. Zondermeer is waar dat mensen die de brede weg bewan­delen daarop niet liefdeloos, onbewogen en hoog­hartig moe­ten worden gewe­zen. Is dat wel het geval dan moet de vraag rijzen of degene die zo doet, ook niet zelf de brede weg bewandelt.
We moeten echter geen twee vormen van het bewandelen van de brede weg naast elkaar stellen, maar het bewandelen van de brede en de smalle weg. Dan is de Bijbel niet onduidelijk dat zij die een homoseksuele relatie hebben de brede weg bewande­len. Het antwoord op farizeïsme is niet het goed-keuren of relativeren van de zonde maar in bewogenheid oproepen tot geloof en bekering, tot navolging van Christus en zelfverloochening.
Nogmaals: Wij kunnen nooit in Gods liefde delen zonder geloof en bekering. Dan hoeven we maar te verwijzen naar de Bijbeltekst die wel het Evange­lie in het klein wordt genoemd: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet ver­derve, maar het eeuwige leven hebbe.’ (Johannes 3:16). Ik noem ook Lukas 24:27. Daar lezen we dat de Heere Jezus Christus zegt dat in Zijn Naam bekering en verge­ving van zonden aan alle volkeren moet worden verkondigd. We kunnen geen vergeving ontvangen zonder bekering.
God maakt ons in Zijn Woord duidelijk van welke zonden wij ons moeten bekeren. Mensen kunnen wetten veranderen. God verandert Zijn normen niet. Ik verwijs hier naar het indruk­wekkend boek van R. Albert Mohler Jr. We Cannot Be Silent (Wij mogen niet zwijgen) dat in 2015 bij Nelson Books verscheen. Mohler is president van Southern Baptist Theological Seminary. Zonder reserve belijdt hij het Evangelie van Gods genade en weet hij zich gebonden aan de Bijbel als het onfeilbare Woord van God. Vanuit deze gezindheid analyseert hij ont­wik­ke­lingen in de kerk en de samenleving. Voor wie er belangstel­ling voor heeft, ver­wijs ik naar zijn website https://albertmohler.com.
De ondertitel van We Cannot Be Silent is een korte weergave van de inhoud van het boek Speaking truth to a culture redefining sex, marriage, & the very meaning of right and wrong (Het spreken van de waarheid in een cultuur die seksualiteit, huwelijk en de werkelijke betekenis van goed en kwaad herdefinieert). Deze ontwikkelingen zien we wereldwijd. Ik spreek de hoop uit dat een Nederlandse uitgever de moed en durf heeft dit boek van Mohler te vertalen. Een analyse van dit niveau met betrekking tot de genoemde pro­ble­matiek is in de Nederlandse taal tot dusver niet verschenen. Het feit dat de auteur de problematiek vanuit de Amerikaanse context behandeld zal voor de geïnteresseerde lezer geen verhin-dering zijn,

Er is vergeving voor alle zonden en ook voor zondige gevoelens, waartegen wij ons leven lang moeten strijden
Het grote wonder is dat het bloed van Jezus Christus van alle zonden reinigt. Wie daarvan persoonlijk mag weten, heeft zijn zonden leren belijden en nalaten. Belijde­nis van zonden is voor iedereen nodig en daarmee een leven tot eer van God, gedrongen door de liefde van Christus. Dan is ook waar dat een nette kerkganger die nooit zondaar voor God werd, buiten moet blijven staan. Een overspeler of iemand die een relatie had met een persoon van hetzelfde geslacht en die daarmee vastliep en voor God in de schuld kwam, mag binnen gaan.
Met nadruk onderstreept ik nogmaals dat zondige gevoelens als zodanig een mens niet uit de hemel houden. Zijn hele leven moet een christen tegen zijn zondige aard en zondige gevoelens strijden. Het feit dat je dat wilt doen, is weer een bewijs van het ware christen-zijn. 
Er is geen enkele christen die geen zondige gevoelens heeft. Bij zondige gevoelens kunnen we aan gevoelens van hoogmoed en van hebzucht den­ken, aan overspelige gevoelens en ook homoseksuele gevoe­lens. In Christus’ bloed is er ook vergeving voor onze zondige aard en zondige gevoelens, waartegen wij tot onze dood toe moeten strijden. Dat getuigenis mogen wij hen die homos­eksueel geaard zijn steeds voorhouden en zo mogen we en behoren we met hen mee te leven en te worstelen.
De Heere vraagt van ons allen geloof en bekering. Dan geldt wat bij mensen onmo­gelijk is, is moge­lijk bij God. Dat geldt voor hen die homoseksueel geaard zijn. Juist dan kunnen deze woorden een bijzondere klank krijgen. Echt gelukkig worden we niet als zelfontplooiing onze hoogste norm is, maar wel als we Gods wil doen en in verband daarmee onszelf ver­loo­che­nen. Het feit dat wij in dit leven een god hebben aanbeden en gediend die alles toestond wat wij graag wilden en ons aanvaardde zoals wij van nature zijn, zal ons niet baten als wij gedaagd worden voor de rechterstoel van de levende God.
Dan is de vraag of wij door genade in dit leven de levende God zijn gaan verheer­lijken, omdat Hij ons door Christus verloste van de toekomende toorn en ons zo de kracht gaf Hem te dienen. Is dat het geval dan mogen we eeuwig in de nabijheid van de levende God zijn. Is dat niet het geval dan moeten we eeuwig zijn genadige en liefdevolle tegenwoordigheid missen. Dan zullen we tot in alle eeuwigheid ver­gaan onder zijn toorn.

De Naam van Jezus als Heere belijden
Laten wij deze boodschap belijden. Dan zullen we de woorden huwelijk, echtgenoot, schoon­zoon, enz. niet anders willen gebruiken dan de Bijbel doet. Ook hier geldt wat de Heere Jezus zei: ‘Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de mensen, dien zal Ik ook belijden voor Mijn Vader, Die in de hemelen is. Maar zo wie Mij verloochend zal hebben voor de mensen, dien zal Ik ook verloochenen voor Mijn Vader, Die in de hemelen is.’ (Mat. 10:32-33).
Nooit mag er van vaagheid in deze zaken sprake zijn. Opnieuw citeer ik het onderwijs van onze Heere Jezus Christus: ‘Wie met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet vergadert, die verstrooit.’ (Mat. 12:30). Dit belijden zal ons in onze samenleving bepaald niet in dank worden afgenomen. Er zullen deuren dichtgaan. Smaad en spot zal ons deel zijn. Jezus Christus is het waard dat wij Hem als Heere belijden. Is dat een zaak van ons hart dan vragen wij telkens weer: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?
Wie echt een belijder is, is tot lijden om Christus’ wil bereid en wie tot lijden om Christus’ wil niet bereid is, is geen echte belijder. Wat wij in onze tijd nodig hebben, zijn echt belijdende christenen. We dienen het zelf te zijn om zonder vrees voor de rechterstoel van Christus te kun­nen verschijnen. Dan gelden nog altijd de woorden van onze Heere Jezus Christus: ‘Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en ver­vol­gen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mij­nentwil. Verblijdt en verheugt u; want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.’
De botsing tussen het belijden van Christus als Zaligmaker en Heere voltrekt zich in onze tijd niet in de laatste plaats op het punt van het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit. Wie echt een christen is, is bereid op dit punt de confron­tatie met de samenleving aan te gaan. Als christenen hierin nalatig zijn, zijn ze de naam christen feitelijk niet waard. Een kerk die hier gene helder getuigenis geest mogen we niet zien als een zichtbare openbaring van de ene heilige, algemene of katholieke christelijke kerk.
Laten wij niet denken dat wij zelf immuun zijn voor onbijbels denken over homoseksualiteit. Wij ademen allemaal dagelijks een geestelijke lucht in waarin de mens en zijn noden en behoeften centraal staat. Ook op dit terrein geldt dat wij daar niet moeten beginnen, hoe groot de noden ook zijn. We moeten altijd met God beginnen en de menselijk nood in het licht van Zijn Woord zien. Dan weten we dat de mens alleen tot zijn diepste bestemming kom als hij God verheerlijkt (dat houdt ook een hartelijke begeerte in naar al Gods geboden te leven) en zich zo in God verheugt. Die vreugde maakt het ook mogelijk elk kruis te dragen.
In een gemeente waar het Woord van God recht wordt bediend, zal gehoord worden tot geloof een gave Gods is, maar ook dat ongeloof abnormaal. Nooit kan worden goed gepraat dat leden van de gemeente dode leden zijn. Er is bewogenheid met hen die in handel en wandel betonen buiten te staan. Er is medeleven met hen die met zondig gedrag hebben gebroken en medeleven ook opdat degenen die dat deden in godzaligheid volharden.
Een gemeente moet een veilige gemeente zijn, zo horen we nog al eens. Dat is waar, maar de vraag is wel hoe dit wordt ingevuld. Dat betekent dan allereerst dat de boodschap van de twee wegen klinkt. Wie die boodschap ter harte neemt, mag weten dat hij veilig in het nieuwe Jeruzalem aankomt. Waar de sleutels van het koninkrijk der hemelen niet worden bediend is in geestelijke zin niet van een veilige gemeente sprake. Voor iemand die in zonde leeft en onbekeerd is, zal een bijbelse prediking altijd verontrustends zijn. Dat is ook de bedoeling. Het is geen best teken als onbekeerde mensen zich echt thuis voelen in een gemeente. Of zij luisteren dan niet goed naar de prediking of de prediking is zelf onbijbels. De prediking kan trouwens bijbels zijn, terwijl er aan het onderlinge vermaan veel ontbreekt.
Een veilige gemeente is een gemeente met een bijbelse prediking van zonde en genade en met gemeenteleden die zich zondaren weten gereinigd door Christus’ bloed en wedergeboren door Zijn Geest. Heel ontroerend is in dit verband het getui­genis van Rosaria Champagne Butterfield Een onwaarschijnlijke bekering. Hoe zich werd bejegend door een predikant van Reformed Presbyterian Church een ook door zijn gemeente is een voorbeeld van hoe het wel moet. Zonder dat gezwegen werd over haar zondige gedrag werd deze vrouw liefdevol ontvangen. Dat heeft tenslotte tot haar onwaarschijnlijke bekering geleid.
Ik besluit deze bijdrage met woorden die de grote christen-staatsman Groen van Prins­terer in de negentiende eeuw schreef. Groen wilde naar eigen getuigenis niet allereerst een staatsman, maar een belijder van het Evangelie zijn: ‘De belij­denis, waartoe men wordt geroepen, staat tel­kens met den aard der tij­den waarin men leeft, in verband. Het belij­den, waar de kracht des Christelijken ge­loofs zich open­baart, ligt niet altijd in het getrou­welijk opzeggen van al de Artikelen des Ge­loofs; niet altijd in een onvoor­waardelijke onderschrijving van de Symboli­sche Schrift; zelfs niet in eene predi­­king waarin geen enkel woord aange­troffen wordt, dat den meest regtzinnigen keurmees­ter erge­ren zou. Het belij­den is het uitkomen voor de waarheid waar de verde­diging bezwaar­lijk is, waar het belijden met lijden vergezeld is. Ge­lijk de aanval het kritieke punt aanwijst, zoo volgt, uit den aard der ver­looche­ning, de aard der be­lijdenis, welke in ieder tijds­ge­wricht de geloovi­gen voegt.’

zaterdag 23 juni 2018

The Son of God and the New Creation



Short Studies in Biblical Theology is a series edited by Dane C. Ortlund and Miles V. Van Pelt. The purpose this series is to connect the results of research in the academic field of biblical theology with everyday believers. The ultimate aim is to mag-nify the Savior and build up his church. This first volume fulfils this expectation.
In this volume the Australian Bible scholar Graeme Golds-worthy traces the divine sonship from Adam, through the nation of Israel and king David, and ultimately to Jesus Christ. The bottom line to his study is that Jesus as Son of God is also God the Son, the eternal second person of  the Godhead. But our salvation and eternal destiny depend on his being the incarnate one who is revealed as Son of God.
Jesus, in het person and work sums up the pattern of creation. Through his redemptive work the creation reaches its final destination The consummation of this total regeneration is described in the book of Revelation as resurrection and the new heaven and earth. So we get a view of the final nature of the kingdom of God established by God the son and inherited by all the adopted sons of God.

Graeme Goldsworthy, The Son of God and the New Creation, Short Studies in Biblical Theo­logy (Wheaton: Cross-way, 2015), paperback 144 pp. $14,99 (ISBN 978-1-4335-5631-9).

maandag 11 juni 2018

Het belang van een begrijpelijke Bijbelvertaling


Inleiding

Regelmatig merk ik dat gemeenteleden alleen op zondag, of enkel zaterdag en zondag, uit de Bijbel in de Statenvertaling wordt gelezen. De andere dagen houdt men het bij Bijbelse vertellingen (Snoek, Van Dam, Vreugenhil) of een dagboek. 

Dat vervult mij met grote zorg. Elke dag moeten wij uit de Bijbel lezen in een begrijpelijke en verstaanbare vertaling. Dat was het standpunt van de Statenvertalers in de zeventiende eeuw en hoort ook vandaag de dag ons standpunt te zijn.

De Statenvertalers hadden als uitgangspunt dat het Hebreeuw-se en Griekse taaleigen van de brontalen moest doorklinken in hun vertaling. Daarom vertaalden zij ‘knecht der knechten’ en niet ‘geringste knecht’ en ‘God der goden’ en niet ‘Allerhoogste God’. 

Eigenlijk had naar dit principe het boek Hooglied ‘Lied der lie-deren’ moeten heten. Echter, bij het kerkvolk was de naam Hooglied zo ingeburgerd, dat men hierin het kerkvolk tegemoet kwam. Het gebruik van het kerkvolk lieten zij in dit geval voor-gaan boven hun vertaalprincipe.

De Statenvertalers hadden als beginsel elk Hebreeuws of Grieks woord met een Neder­­lands woord te vertalen. Zij wilde geen woord onvertaald laten en stonden er in het Hebreeuws of Grieks drie woorden dan streefden zij ernaar dat dit ook gold voor het Nederlands, al lukte dat lang niet altijd.  

De Statenvertalers hebben ook geprobeerd zoveel mogelijk eenzelfde Hebreeuws of Grieks woord met eenzelfde Neder-lands woord te vertalen. Dat noemen we ‘concordant vertalen’.

Taalverandering. Een hertaling in de negentiende eeuw
Elke taal verandert. Er komen nieuwe woorden bij en andere woorden worden niet meer gebruikt en verdwijnen zo op de duur. Kijken we naar de Nederlandse taal dan is het Vlaams conservatiever dan het Nederlands. In het Vlaams behoren woorden als ‘wenen’, ‘bekommeren’ en ‘toespijs’ nog tot de taal van alledag. Zij worden ook op de Vlaamse radio gebruikt.

Door de taalontwikkeling werd de Statenvertaling van 1637 voor lezers steeds moeilijker. Eigen­handig pasten drukkers veranderingen toe. Dat bracht verwarring onder het kerkvolk. Aan die verwarring kwam grotendeels een einde door de her-taling die het Nederlands Bijbelgenoot­schap in 1888 op de markt bracht. 

Na enkele jaren las vrijwel iedereen de Statenvertaling in deze her­taling. Het werd steeds meer een uitzondering als iemand de Statenvertaling van 1637 las.

Taalontwikkeling. De twintigste en de eenentwintigste eeuw
In 1951 kwam de Nieuwe Vertaling uit, verzorgd door het Nederlands Bijbelgenootschap. Op die vertaling is kritiek geko-men. Een belangrijk deel van de kerken in Nederland bleef bij de Staten­vertaling.

Vooral de laatste tientallen jaren is de taalontwikkeling snel gegaan. Zelf merkte ik vanaf de jaren negentig dat catechi-santen moeite kregen met de taal. 

Steeds meer woorden moest ik gaan toelichten, omdat jon-geren die nooit gebruikten of omdat die inmiddels een andere betekenis hebben gekregen. Ook vinden we in de Statenver-taling meer dan eens een woordvolgorde die wij niet nu meer gebruiken

Ik denk aan een zin: ‘Als zij de ster zagen’ (Mat. 2:10). Op deze wijze wordt in de omgangstaal het woord ‘als’ niet meer gebruikt. Wij gebruiken nu ‘toen’. Van sterk verouderde woor-den in de Jongbloed- en de GBS-editie van de Statenvertaling zijn gemakkelijk meer dan duizend voorbeelden te vinden. Dan komen daar nog verouderde taalconstructies en woord­volgorde bij.

Niet alleen gebruikers van de GBS- en de Jongbloed-editie van de Statenvertaling krijgen moeite met de taal van de Bijbel-vertaling door de taalontwikkeling. Dit geldt ook gebruikers van de Nieuwe Vertaling. Zo kwamen er nog nieuwere Bijbelver-talingen. 

Ik noem Groot Nieuws voor u en Het Boek. Het Boek is eigen-lijk geen vertaling van de Bijbel, maar een omschrijving. Inmid-dels al weer een aantal jaren geleden kwam de Nieuwe Bijbelvertaling. Een groot deel van de kerken van Nederland is daarop overgestapt. 

Ik deel volkomen dat meerderen vanaf de jaren negentig een appel gedaan op het bestuur van de GBS om tot een nieuwe hertaling te komen. De GBS is daar echter niet op ingegaan. Zo kwam er ruimte voor de stichting herziening van de Statenvertaling; een stichting waar­aan de GBS niet wilde deelnemen. 

De herziening van de Statenvertaling bleek een groter project dan gedacht. Op een website werden telkens weer gedeelten, die herzien waren, geplaatst. Kritiek die op de herziening kwam, is in een behoorlijk aantal gevallen gehono­reerd en bleek verwerkt te zijn in de gedrukte editie.

Na verschijning van de Herziene Statenvertaling kwam kritiek. Veel onterechte kritiek. Hier en daar ook terechte kritiek. Min-der strikt dan de Statenvertalers dat deden wordt in de Herziene Staten­ver­taling vastgehouden aan het beginsel dat elk woord in het Hebreeuws of Grieks als het even kan moet worden weergegeven. 

In het algemeen is de Herziene Staten-vertaling dan ook iets minder concordant dan de oorspronkelijke Statenvertaling, al zijn er voorbeelden waar de Herziene Statenvertaling con-cordanter is.

Wat voor vele Bijbellezers het meest wennen is, is dat woorden die voor hun gevoel een meerwaarde hebben, zijn vervangen. Er wordt niet meer over ‘krankheden’ maar over ‘ziekten’ gesproken, niet over ‘medicijnmeester’ maar ‘dokter’. 

Echter, wij moeten dan wel beseffen dat wij deze woorden als bij­zonder ervaren, omdat wij ze niet meer in het dagelijkse leven gebruiken. Dat gebeurde in de zeven­tiende eeuw wel. Je ging niet naar de dokter, maar naar de medicijnmeester. Je vrouw was niet ziek, maar krank.

Appel van kerken en scholen op de GBS
Voor meerdere lezers van de Nieuwe Vertaling van 1951 was het een zegen dat de Herziene Statenvertaling kwam. In plaats van over te stappen op de Nieuwe Bijbelvertaling of de Bijbel in gewone taal, kon men van de Herziene uitgave van de Staten-vertaling gebruik maken.

Zoals ik aangaf, was er ook kritiek. Daarom is na de verschij-ning van de Herziene Statenvertaling onder andere door de Hersteld Hervorm­de Kerk een appel gedaan op de GBS zelf met een goede hertaling te komen. Eenzelfde geluid kwam uit de Gereformeerde Gemeenten. Ook middelbare scholen heb-ben hiertoe zeer dringend opgeroe­pen.

Aanvankelijk heeft de GBS bereidheid getoond, maar inmid-dels ziet men er toch vanaf. Een heel duidelijke reden ervoor is niet gegeven en in ieder geval geen principiële en theologische redenen. Zou er echter een goede hertaling komen, dan zal die er ongeveer net zo uitzien als de Herziene Statenvertaling met hier en daar een tekst anders weergegeven.

Het besluit van de GBS om niet tot hertaling over te gaan, draagt eraan bij dat velen van een andere Bijbelvertaling-gebruik zullen gaan maken. Eigenlijk is het genomen besluit een indirect advies omdat te doen, als de taalkloof een pro-bleem is. 

Jammer is dat men niet aangeeft aan welke vertaling men dan denkt. Nu moet iedereen dat voor zichzelf uitmaken. De Bijbel in Gewone Taal is wel heel plat en vak en moet daarom, hoe makkelijk die ook leest, niet worden aanbevolen.

Taalvaardigheid
Door predikanten en ambtsdragers wordt wel eens opgemerkt dat jongelui heel gemakkelijk een theo­rie-examen voor een rijbewijs onder de knie krijgen of computer­vaardigheden leren. Daaruit wordt dan afgeleid dat het voor jongelui – niet alleen met vwo-niveau maar ook met vmbo-niveau –makkelijk zou moeten zijn een verouderde vorm van Nederlands onder de knie te krijgen. 

Echter, die vergelijking gaat niet op. Bij een theorie-examen voor een rijbewijs bekijk je plaatsjes/foto’s met multiplechoice-vragen en computervaardigheden leren kinderen spelenderwijs door dagelijks gebruik.

Taal leer je in de eerste plaats door gebruik. Door het aanhoren ervan. De woordenschat wordt vergroot ook door lezen. Hoe meer woorden er in een Bijbelvertaling voorkomen die verder in geen enkel boek, artikel en ook preek worden gebruikt, hoe moeilijker zo’n Bijbelvertaling wordt. 

Je kunt het vergelijken met een boek waarin tal van Latijnse woorden voorkomen zonder dat je die taal kent. Menig pre-dikant ervaart dat bij het lezen van de dogmatiek van Bavinck. De huidige generatie predikanten is namelijk veelal minder goed thuis in het Latijn als de vorige.

Een vertaling van de Bijbel mag aangepast, herzien en her-taald worden. Elke vertaling moet aan de Bijbel in haar oor-spronkelijke vorm getoetst worden. Dat is een grondbeginsel van de Reformatie en ook van de Statenvertalers. Daarom was men ook van mening dat in principe elke predikant de Bijbel in de brontalen moest kunnen lezen. Een regel waarvan slechts bij hoge uitzondering kon worden afgeweken.

Ook hier geldt dat oefening kunst baart. Onterecht vind ik het en ook meten met twee maten als predikanten die zelf niet – of hooguit matig – de brontalen beheersen, jongelui verwijten dat zij de Bijbel in een sterk verouderde vorm van Nederlands nauwelijks of niet meer begrijpen.

Lees elke dag de Bijbel
We moeten de Bijbel biddend en ook elke dag lezen. Het gebruik van bijvoorbeeld een Bijbeluitgave van de Staten-vertaling met kant­tekeningen kan helpen bij het beter begrijpen van de Bijbel. Dat geldt ook voor de Bijbel met uitleg van uitgeverij De Banier. 

Welke Bijbelvertaling we ook gebrui­ken, toelichting blijft nodig. Bijvoorbeeld: wie zijn farizeeërs en sadduceeërs? Hoe zit het met de verschillende Herodessen in het Nieuwe Testament? Op wel­ke veldslagen zinspelen profet­en in hun profetieën enz.?

Wie mede met behulp van de Bijbel met uitleg de Staten-vertaling goed kan begrijpen, moet hier gewoon aan vast-houden. Maar wat moet er worden gedaan als de taal echt een probleem is en wij die niet begrijpen? Wie daarom de Bijbel ongelezen laat en alleen maar Bijbelse vertellingen en dagboeken leest, raad ik de Herziene Statenvertaling aan.

Die heeft een aantal gebreken, maar die wegen niet op tegen de betrouwbaarheid en leesbaarheid ervan. Evenals de zeventiende-eeuwse editie van de Statenvertaling is het een Bijbelvertaling in begrijpelijk en toch enigszins verheven Neder-lands, omdat men aan de rijkdom van taal van het Hebreeuws en Grieks recht wil doen.

Praktische adviezen
Willen kinderen de rijkdom van de Bijbeltaal kunnen volgen dan moeten zij zeker een paar jaar vóór het verlaten van de basisschool zelf de Bijbel zijn gaan lezen. Dan is enige op-lossing dat zeker degenen die vmbo-niveau hebben, al zeer vroeg tot het gebruik van de Herziene Statenvertaling gesti-muleerd worden.

Anders zal ook die vertaling voor hen te moeilijk zijn, vanwege de woor­denrijkdom van de Bijbel. Wil men later overstappen met de Statenvertaling of die mede gaan gebrui­ken, dan kan dat altijd nog

Ten slotte
Bij het lezen, bestuderen en onderzoeken van de Bijbel kunnen en mogen wij allerlei midde­len gebruiken. Laat in allerlei ver-banden dan ook elkaar ertoe aansporen de Bijbel elke dag te lezen, biddend om de werking van Gods Geest. 

Dat geldt evenzeer voor hen die onbekend zijn met de Bijbel, als voor hen die er jongs af aan al mee vertrouwd zijn. Juist omdat de Bijbel het Woord van God is, mogen wij van het lezen – en vooral als dat lezen een biddend lezen wordt – grote dingen verwachten.

Een uitgebreidere versie van deze bijdrage werd op 8 mei 2018 op deze weblog gepubliceerd.