Tot
1929 hebben theologen verbonden aan Princeton Theological Seminary een
belangrijk aandeel gehad in de verdediging van het klassiek christelijke
geloof in het algemeen en het absolute gezag van de Schrift in het bijzonder.
Dan moeten we denken aan man-nen als C. Hodge, B.B. Warfield en J. Gresham
Machen.
Tot
ver buiten presbyteriaanse kringen hebben zij betekenis gehad voor het
christelijke geloof en de christelijke kerk in Amerika. In 1929 jaar werd de
hogeschool gereorganiseerd en ging zij theo-logisch een andere koers varen.
Voor Machen was dat de reden Princeton te verlaten. Samen met anderen richtte
hij Westminster Theological Seminary op. De leerstoel apologetiek van dit
laatst genoemde seminarie is jarenlang bekleed door C. Van Til.
Van
Til viel de oude generatie van Princeton theologen bij in hun erkentenis dat de
Schrift een objectieve leerstellige inhoud heeft. In de lijn van Kuyper en
Bavinck betwistte hij echter dat wij van objectieve en voor ieder toegankelijke
bewijskracht voor het chris-telijk geloof kunnen spreken. Naar zijn
overtuiging deed de ouder generatie van Princeton theologen geen recht aan de
gevolgen van de zondeval voor de kenleer.
Het
bezwaar van Van Til is door vele zogenaamd postconser-vatieve theologen overgenomen.
Aan de Princeton theologen wordt rationalisme verweten. In onderscheid met Van
Til zien we dat deze postconservatieve theologen het absolute Schriftgezag
plegen te relativeren. Deze laatste ontwikkeling is wereldwijd waarneembaar
en niet in de laatste plaats in Nederland. De toe-nemende waardering voor een
theoloog als Karl Barth binnen de gereformeerde gezindte is niet los te zien
van een veranderde visie op de aard van de Schrift en haar gezag.
Is
echter het verwijt van rationalisme aan de Princeton theologen terecht? Paul
Kjoss Helseth, verbonden aan Northwestern College in St. Paul, Minnesota, heeft
het een studie voor hen opgenomen. Hij spreekt van een onorthodox voorstel,
omdat het verwijt van rationalisme richting de genoemde theologen inmiddels
gemeen-goed is.
Terwijl
Kuyper en Bavinck spraken over tweeërlei wetenschap, spraken Warfield en Machen
over een wetenschappelijke verdediging van het christelijke geloof. Zij waren
er diep van overtuigd dat alleen het klassieke en in het bijzonder
gereformeerde christen-dom recht doet aan alle Bijbelse en daarmee verbonden historische
gegevens. Bij dat laatste moeten wij met name denken aan de heilsfeiten en wel
in het bijzonder de opstanding van Jezus Christus.
Het
feit dat er objectieve gegevens met objectieve bewijskracht ten grondslag
liggen aan het christelijke geloof, betekent echter voor mannen als Warfield
en Machen niet dat iedereen zomaar voor die bewijskracht zwicht. Dat laatste
is het werk van de Heilige Geest. Het overtuigd worden van de bewijskracht voor
het christelijke geloof in niet alleen een intellectuele maar ook morele en
religieuze zaak.
Wat
Helseth met zijn studie wil laten zien is dat opkomen voor het objectieve gezag
van de Schrift en van de mogelijkheid dit gezag te verdedigen, niet als een
uiting van rationalisme mag worden gezien. Wie de Schrift niet als openbaring
zelf ziet en haar een leerstellige inhoud ontzegt, kan ook de boodschap van
verzoening en verlossing die in de Schrift betuigd wordt niet vasthouden.
In
een postconservatief en postmodern klimaat wordt christelijk geloof vooral een
zaak van gevoel. Echter, de inhoud daarvan blijft onbestemd. Het onderscheid
tussen ware en schijnchristenen vervaagt of wordt niet relevant geacht.
Ongetwijfeld gaat geloof niet buiten gevoel om, maar dan gaat het wel om het
gevoelen en ervaren van de waarheid van verzoening met God door bloed van
Christus als God Die mens werd.
Het
ware geloven is zowel een zeker en gefundeerd weten dat alles wat God ons in
Zijn Woord heeft geopenbaard waar is als een vast vertrouwen. Het zekere weten
is geen bewijs van over-schatting van de rede, maar van een onderwerping van de
rede aan het gezag van de openbaring. Dat maakt de studie van Helseth ook
binnen de Nederlandse context relevant.
Paul Kjoss Helseth, “Right Reason” and the
Princeton Mind: An Unorthodox Proposal, Presbyterian & Reformed
Publishing Co, Phillipsburg, New Jersey 2010; ISBN 978-1-59638-143-8; pb. 257
pp.; prijs $21,99.