In
2010 kwam bij uitgeverij van Wijnen te Franeker een bundel met essays van C.S.
Lewis uit onder de titel Koppige overtuiging, het tweede essay in de
bundel. Lewis brengt daar naar voren dat geloof vooral een overtuiging is.
Hier had zijn betoog aan kracht gewonnen als hij had gesteld dat voor een christen die overtuiging een zeker weten is, omdat hij door het getuigenis van de Heilige Geest weet dat de Schrift de bron is van de ware kennis van God.
Hier had zijn betoog aan kracht gewonnen als hij had gesteld dat voor een christen die overtuiging een zeker weten is, omdat hij door het getuigenis van de Heilige Geest weet dat de Schrift de bron is van de ware kennis van God.
Van
belang is echter hoe Lewis verder gaat. Als je eenmaal over-tuigd bent van Gods
bestaan, betekent geloven allereerst dat jij als persoon in de aanwezigheid
bent van God als persoon. Vanuit de relatie plaatst een christen zijn vragen
over Gods leiding en andere zaken die soms zo tegenstrijdig lijken met wat God
van Zichzelf heeft gezegd en geopenbaard. Een christen leeft niet uit de
houding van achterdocht maar vertrouwen.
De
bundel begint met het essay Is theologie een vorm van poëzie? Dit onderwerp
was Lewis opgegeven. Terecht geeft hij ontkennend antwoord, al heeft
theologie wel poëtische waarde. Het christelijke geloof is gebaseerd op waar
gebeurde feiten.
In
dit essay wordt dan wel merkbaar dat Lewis hier een ont-wikkeling ziet van het
Oude naar het Nieuwe Testament en meent dat de oudste lagen van het Oude
Testament wel een mythisch karakter dragen. Dat zeg ik hem niet graag na en is
ook niet in overeenstemming met het getuigenis van het Nieuwe Testament over
het Oude Testament.
In
het essay Als deze nach de laatste was? neemt Lewis het nadrukkelijk op
voor de wederkomst en het laatste oordeel als komende realiteiten. De leer van
de wederkomst maakt ons dui-delijk dat de wereldgeschiedenis eenmaal een einde
neemt, maar dat wij niet weten en ook niet kunnen weten wanneer dat zal zijn.
Juist
daarom moeten wij er altijd op voorbereid zijn. De vraag ‘Als deze nach de
laatste was?’ is op elk moment van het jaar zinvol. Lewis besluit dit essay met
de vraag voor ieder mens is niet hoe hij zich kleedt bij het kunstlicht voor
deze wereld, maar voor het licht van de komende wereld.
De
bundel besluit met een essay die Lewis als leek in 1956 in Magdalen College te
Cambridge hield. Hier komt Lewis zowel in zijn zwakte als kracht naar voren.
De zwakte is dat Christus in de preek nauwelijks naar voren komt en als Hij
wordt genoemd is het met een citaat uit De navolging van Christus van
Thomas à Kempis.
In
deze preek wordt echt duidelijk dat Lewis geen evangelical is maar een
hoogkerkelijke anglicaan. In de hoogkerkelijke vroom-heid staat het verschil
tussen tijd een eeuwigheid meer centraal dan de tegenstelling van zonde en
genade. Meer de navolging van christus dan de verzoening met God door de
verdiensten van Christus.
Behartigenswaardig
is wel de opmerking die Lewis doorgeeft van William Law, een hoogkerkelijke anglicaan
uit de achttiende eeuw. Ik merk terzijde op dat meerder leiders van de Evangelical
Revival uit de achttiende eeuw aanvankelijk tot de hoogkerkelijke richting
behoorden en in die periode ook de werken van William Law lazen. Zij gingen
daarin een gebrek ervaren dat Lewis niet ervoer. Dat neemt niet weg dat zij bij
hem ook dingen hadden gevonden die zij vast hebben gehouden.
Dat
wordt het citaat van Law dat bij Lewis te vinden is duidelijk: ‘Hebt gij niet
het koninkrijk van God gekozen, dan maakt het uiteindelijk niet uit wat gij
wel hebt gekozen.’ In het licht van de eeuwigheid maakt het geen verschil of
dat vrouwen waren, het vaderland of je carrière. Laten wij deze woorden ter
harte nemen.
C.S.
Lewis, Koppige overtuiging en andere essays, vertaling Arend Smilde, Van
Wijnen, Franeker 2010; ISBN 90-5194-370-2; pb. 127 pp., prijs €9,95.