vrijdag 6 maart 2015

C.S. Lewis, Koppige overtuiging en andere essays

In 2010 kwam bij uitgeverij van Wijnen te Franeker een bundel met essays van C.S. Lewis uit onder de titel Koppige overtuiging, het tweede essay in de bundel. Lewis brengt daar naar voren dat geloof vooral een overtuiging is.
Hier had zijn betoog aan kracht gewonnen als hij had gesteld dat voor een christen die overtuiging een zeker weten is, omdat hij door het getuigenis van de Heilige Geest weet dat de Schrift de bron is van de ware kennis van God.
Van belang is echter hoe Lewis verder gaat. Als je eenmaal over-tuigd bent van Gods bestaan, betekent geloven allereerst dat jij als persoon in de aanwezigheid bent van God als persoon. Vanuit de relatie plaatst een christen zijn vragen over Gods leiding en andere zaken die soms zo tegenstrijdig lijken met wat God van Zichzelf heeft gezegd en geopen­baard. Een christen leeft niet uit de houding van achterdocht maar vertrouwen.
De bundel begint met het essay Is theologie een vorm van poëzie? Dit onderwerp was Lewis op­­gegeven. Terecht geeft hij ontkennend antwoord, al heeft theologie wel poëtische waarde. Het christelijke geloof is gebaseerd op waar gebeurde feiten.
In dit essay wordt dan wel merk­baar dat Lewis hier een ont-wikkeling ziet van het Oude naar het Nieuwe Testament en meent dat de oudste lagen van het Oude Testament wel een mythisch karakter dragen. Dat zeg ik hem niet graag na en is ook niet in overeenstemming met het getuigenis van het Nieuwe Testament over het Oude Testament.
In het essay Als deze nach de laatste was? neemt Lewis het nadrukkelijk op voor de weder­komst en het laatste oordeel als komende realiteiten. De leer van de wederkomst maakt ons dui-delijk dat de wereldgeschiedenis eenmaal een einde neemt, maar dat wij niet weten en ook niet kunnen weten wanneer dat zal zijn.
Juist daarom moeten wij er altijd op voorbereid zijn. De vraag ‘Als deze nach de laatste was?’ is op elk moment van het jaar zinvol. Lewis besluit dit essay met de vraag voor ieder mens is niet hoe hij zich kleedt bij het kunstlicht voor deze wereld, maar voor het licht van de komende wereld.
De bundel besluit met een essay die Lewis als leek in 1956 in Magdalen College te Cam­bridge hield. Hier komt Lewis zowel in zijn zwakte als kracht naar voren. De zwakte is dat Christus in de preek nauwelijks naar voren komt en als Hij wordt genoemd is het met een citaat uit De navolging van Christus van Thomas à Kempis.
In deze preek wordt echt duidelijk dat Lewis geen evan­gelical is maar een hoogkerkelijke anglicaan. In de hoogk­erkelijke vroom-heid staat het verschil tussen tijd een eeuwigheid meer centraal dan de tegenstelling van zonde en genade. Meer de navolging van christus dan de verzoening met God door de verdiensten van Christus.
Behartigens­waar­dig is wel de opmerking die Lewis doorgeeft van William Law, een hoog­ker­ke­lijke angli­­caan uit de achttiende eeuw. Ik merk terzijde op dat meerder leiders van de Evan­gelical Revival uit de achttiende eeuw aanvankelijk tot de hoogkerkelijke richting behoorden en in die periode ook de werken van William Law lazen. Zij gingen daarin een gebrek ervaren dat Lewis niet ervoer. Dat neemt niet weg dat zij bij hem ook dingen hadden gevonden die zij vast hebben gehouden.
Dat wordt het citaat van Law dat bij Lewis te vinden is duidelijk: ‘Hebt gij niet het koninkrijk van God geko­zen, dan maakt het uit­eindelijk niet uit wat gij wel hebt gekozen.’ In het licht van de eeuwig­heid maakt het geen ver­schil of dat vrou­wen waren, het vader­land of je carrière. Laten wij deze woorden ter harte nemen.
 
C.S. Lewis, Koppige overtuiging en andere essays, vertaling Arend Smilde, Van Wijnen, Franeker 2010; ISBN 90-5194-370-2; pb. 127 pp., prijs €9,95.