zaterdag 26 september 2015

Rowland Hill: een tweede Whitefield (1744-1833)

Aan het einde van zijn driedaagse bezoek aan de pastorie van James Spurgeon nam Richard Knill, een deputaat van de London Missionary Society, diens toen tienjarige kleinzoon Charles Haddon op zijn knie en zei: ‘Dit kind zal eens het Evangelie prediken en hij zal het prediken tot grote menigten. En ik ben ervan overtuigd dat hij nog eens zal preken in het kerkgebouw van Rowland Hill.’
Knill liet toen de kleine Charles beloven dat als het ooit zover zou zijn hij het lied van William Cowper zou laten zingen: ‘God gaat Zijn onbegrepen gang vol duist’re ma­jesteit, Die in de zee Zijn voetstap zet en op de wolken rijdt.’ Deze profetie is inderdaad in vervulling gegaan. 
Charles Haddon Spurgeon was al een aantal jaren predikant van New Park Street Baptist Church in Londen, toen hem werd gevraagd een collega die plotseling ziek was geworden te vervan-gen en de jaarlijkse preek voor de kinderen te houden. Spurgeon was daartoe bereid op voorwaarde dat de kinderen het bewuste gezang zouden zingen. En zo is het inderdaad gebeurd.
Rowland Hill die in het kerkelijke leven van zijn tijd in Enge­land een zo grote plaats innam, had naam zowel vanwege zijn godzaligheid als excentriciteit. Een voorbeeld van het laatste is dat hij op een gegeven moment die twee paarden die zijn koets trokken (kerk)-orde en deco­rum liet noemen. Zijn motief was dat als men zei dat hij een loopje nam met orde en decorum het zo niet op de ene dan toch wel op de andere wijze waar was.
Selina Hastings, gravin Huntingdon, noemde hem een tweede Whitefield. Hij was één van de zes zonen van sir Rowland Hill, baron van Hawkstone. Zijn vader evenals later zijn oudste broer waren lid van Lagerhuis. Zijn ouders behoorden tot de Anglicaanse kerk, maar waren bepaald geen voor­standers van de leer vrije genade. Integendeel zij waren vijandig naar hun kinderen die de kracht daarvan leerden verstaan. Dat was bij meerderen van hun kinderen het geval
Zijn oudste broer Richard en zijn oudste zuster Jane waren voor Rowland het middel hem tot de zaligmakende kennis van Christus te leiden. In de tijd dat Rowland het Eton College bezocht placht Richard, wanneer hij Rowland ontmoette, zijn handen op diens schouder te leggen en te zeggen: ‘Rowland, Rowland als je je niet bekeert en gelooft in de Heere Jezus Christus, ga je voor eeuwig verloren’
Bijzonder getroffen werd hij door een preek van bisschop Beveridge die Richard hem gaf, over de tekst: ‘Zie het Lam Gods Dat de zonden der wereld wegdraagt.’ Op achttienjarige leeftijd kwam hij tot waarachtige bekering. Graag vergeleek hij zich met de neger die van zijn nieuwe meester die hem had gekocht hoorde dat hij vrij was en mocht gaan en staan waar hij wilde. Deze neger antwoordde: ‘Meester, u wil ik altijd dienen, want een betere mees-ter krijg ik nooit.’
Dansen, kaarten en het bezoeken van theaters waren nu voor Rowland verleden tijd; iets wat hem in het adellijke milieu waartoe hij behoorde, tot een uitzondering maakte. Zowel in Eton als ver-volgens aan de universiteit van Cambridge getuigde Rowland van de zaligheid die in Christus is te vinden.
Rowland ging naar Cambridge met de uitdrukkelijke bedoeling om na afsluiting van zijn studie de Anglicaanse Kerk als predikant te dienen. Omdat zijn vader het benoemingsrecht had van een aantal parochies waarbij als restrictie gold dat zij alleen aan fellows van St. John’s College mochten worden aangeboden, ging hij aan dit college studeren.
Vanuit Cambdrige zat Rowland regelmatig onder het gehoor van John Berridge, de Angli­caanse predikant van Everton. Zijn leven lang zou Rowland met vreugde terugdenken aan datgene wat hij onder dienst preken aan geestelijke zegeningen ontving. Berridge zelf was pas tijdens zijn predikantschap tot bekering gekomen.
Op advies van Berridge ging Rowland buiten de officiële samen-komsten het evangelie prediken in boerderijen en in de open lucht. Toen het verzet daartegen steeds groter werd vroeg hij schriftelijk advies aan Whitefield. Deze gaf hem het advies er onverschrokken met door te gaan; een advies dat Rowland van ganser harte heeft opgevolgd.
Dit alles leidde ertoe dat hij tot zesmaal toe tevergeefs een beroep deed op een bisschop om een wijding in de Anglicaanse Kerk te ontvangen. Tenslotte was dr. Wills, de bejaarde bisschop van Bath en Wells, hem bereid tot diaken te ordenen waarbij hij werd verbonden aan de parochie van Kingston in Somerset. Deze wijding vond plaats op 6 juni 1773, een tweetal weken na zijn huwelijk.
Gedrongen door de begeerte om mensen die anders niet werden bereikt met het evangelie in contact te brengen liet Rowland aan in Wotton en later ook aan Surrey Road in Londen chapels, dat wil zeggen kerkgebouwen die geen parochiekerk waren, bouwen. De liturgie van deze chapels was die van de Anglicaanse Kerk. Als gastpredikanten liet Rowland zowel Angli­canen als afgescheidenen voorgaan.
Wat hem aan Whitefield verbond was zowel diens kerkelijke visie als het feit dat hij niet alleen in de gemeenten waaraan hij was verbonden, maar overal waar hem de gelegenheid werd geboden, het Evangelie verkondigde. Met instem­ming haalde hij een Angli-caanse collega aan die zei dat als het Evangelie niet de parochie-kerk werd verkondigd, men naar een gebouw van samenkomst van de afgescheidenen moest gaan en als het ook daar niet werd verkondigd, desnoods naar een kolenmijn moest gaan, als daar maar gewezen werd op Christus als de enige en volkomen Zaligmaker.
Voor Rowland stond vast dat wij wet en evangelie nooit mogen vermengen. De mens hoeft niet zelf eerst aan bepaalde voor-waarden te voldoen alvorens hij tot Christus mag gaan. Wie dat denkt, kent nog weinig zowel van de verdorvenheid van zijn eigen hart als van de genade van God in Christus. 
Rowland heeft bij zijn leven meer dan eens betuigd dat hij niet kon be­grij­pen dat Christus op hem had neergezien, maar ook zeker wist dat Hij nu dit het geval was, hem zeker in heerlijkheid zou opnemen. Dat laatste mocht 11 april 1833 gebeuren.

Over Rowland Hill verscheen in 2008 bij Evangelical Press een uitgebreide biografie van de hand van Tim Shenton, ouderling van Lansdowne Baptist Church, met de titel The Life of Rowland Hill: ‘The second Whitefield’; ISBN 978-0-85234-610-5