Aan
het einde van zijn driedaagse bezoek aan de pastorie van James Spurgeon nam
Richard Knill, een deputaat van de London Missionary Society, diens toen
tienjarige kleinzoon Charles Haddon op zijn knie en zei: ‘Dit kind zal eens het Evangelie prediken en hij zal het prediken tot grote menigten. En ik ben ervan
overtuigd dat hij nog eens zal preken in het kerkgebouw van Rowland Hill.’
Knill
liet toen de kleine Charles beloven dat als het ooit zover zou zijn hij het
lied van William Cowper zou laten zingen: ‘God gaat Zijn onbegrepen gang vol
duist’re majesteit, Die in de zee Zijn voetstap zet en op de wolken rijdt.’
Deze profetie is inderdaad in vervulling gegaan.
Charles Haddon Spurgeon was al een aantal jaren predikant van New Park Street Baptist Church in Londen, toen hem werd gevraagd een collega die plotseling ziek was geworden te vervan-gen en de jaarlijkse preek voor de kinderen te houden. Spurgeon was daartoe bereid op voorwaarde dat de kinderen het bewuste gezang zouden zingen. En zo is het inderdaad gebeurd.
Charles Haddon Spurgeon was al een aantal jaren predikant van New Park Street Baptist Church in Londen, toen hem werd gevraagd een collega die plotseling ziek was geworden te vervan-gen en de jaarlijkse preek voor de kinderen te houden. Spurgeon was daartoe bereid op voorwaarde dat de kinderen het bewuste gezang zouden zingen. En zo is het inderdaad gebeurd.
Rowland
Hill die in het kerkelijke leven van zijn tijd in Engeland een zo grote plaats
innam, had naam zowel vanwege zijn godzaligheid als excentriciteit. Een
voorbeeld van het laatste is dat hij op een gegeven moment die twee paarden die
zijn koets trokken (kerk)-orde en decorum liet noemen. Zijn motief was dat als
men zei dat hij een loopje nam met orde en decorum het zo niet op de ene dan
toch wel op de andere wijze waar was.
Selina
Hastings, gravin Huntingdon, noemde hem een tweede Whitefield. Hij was één van
de zes zonen van sir Rowland Hill, baron van Hawkstone. Zijn vader evenals
later zijn oudste broer waren lid van Lagerhuis. Zijn ouders behoorden tot de Anglicaanse
kerk, maar waren bepaald geen voorstanders van de leer vrije genade.
Integendeel zij waren vijandig naar hun kinderen die de kracht
daarvan leerden verstaan. Dat was bij meerderen van hun kinderen het geval
Zijn oudste broer Richard en zijn oudste zuster Jane waren voor Rowland het middel hem tot
de zaligmakende kennis van Christus te leiden. In de tijd dat Rowland het Eton College bezocht placht Richard, wanneer hij Rowland ontmoette, zijn handen op diens schouder te
leggen en te zeggen: ‘Rowland, Rowland als je je niet bekeert en gelooft in de
Heere Jezus Christus, ga je voor eeuwig verloren’
Bijzonder
getroffen werd hij door een preek van bisschop Beveridge die Richard hem gaf,
over de tekst: ‘Zie het Lam Gods Dat de zonden der wereld wegdraagt.’ Op
achttienjarige leeftijd kwam hij tot waarachtige bekering. Graag vergeleek hij
zich met de neger die van zijn nieuwe meester die hem had gekocht hoorde dat
hij vrij was en mocht gaan en staan waar hij wilde. Deze neger antwoordde:
‘Meester, u wil ik altijd dienen, want een betere mees-ter krijg ik nooit.’
Dansen,
kaarten en het bezoeken van theaters waren nu voor Rowland verleden tijd; iets wat
hem in het adellijke milieu waartoe hij behoorde, tot een uitzondering maakte. Zowel
in Eton als ver-volgens aan de universiteit van Cambridge getuigde Rowland van
de zaligheid die in Christus is te vinden.
Rowland
ging naar Cambridge met de uitdrukkelijke bedoeling om na afsluiting van zijn
studie de Anglicaanse Kerk als predikant te dienen. Omdat zijn vader het
benoemingsrecht had van een aantal parochies waarbij als restrictie gold dat
zij alleen aan fellows van St. John’s College mochten worden aangeboden, ging
hij aan dit college studeren.
Vanuit
Cambdrige zat Rowland regelmatig onder het gehoor van John Berridge, de Anglicaanse
predikant van Everton. Zijn leven lang zou Rowland met vreugde terugdenken aan
datgene wat hij onder dienst preken aan geestelijke zegeningen ontving.
Berridge zelf was pas tijdens zijn predikantschap tot bekering gekomen.
Op
advies van Berridge ging Rowland buiten de officiële samen-komsten het evangelie
prediken in boerderijen en in de open lucht. Toen het verzet daartegen steeds
groter werd vroeg hij schriftelijk advies aan Whitefield. Deze gaf hem het
advies er onverschrokken met door te gaan; een advies dat Rowland van ganser
harte heeft opgevolgd.
Dit
alles leidde ertoe dat hij tot zesmaal toe tevergeefs een beroep deed op een
bisschop om een wijding in de Anglicaanse Kerk te ontvangen. Tenslotte was dr.
Wills, de bejaarde bisschop van Bath en Wells, hem bereid tot diaken te ordenen
waarbij hij werd verbonden aan de parochie van Kingston in Somerset. Deze
wijding vond plaats op 6 juni 1773, een tweetal weken na zijn huwelijk.
Gedrongen
door de begeerte om mensen die anders niet werden bereikt met het evangelie in
contact te brengen liet Rowland aan in Wotton en later ook aan Surrey Road in
Londen chapels, dat wil zeggen kerkgebouwen die geen parochiekerk waren,
bouwen. De liturgie van deze chapels was die van de Anglicaanse Kerk. Als
gastpredikanten liet Rowland zowel Anglicanen als afgescheidenen voorgaan.
Wat
hem aan Whitefield verbond was zowel diens kerkelijke visie als het feit dat
hij niet alleen in de gemeenten waaraan hij was verbonden, maar overal waar hem
de gelegenheid werd geboden, het Evangelie verkondigde. Met instemming haalde
hij een Angli-caanse collega aan die zei dat als het Evangelie niet de
parochie-kerk werd verkondigd, men naar een gebouw van samenkomst van de
afgescheidenen moest gaan en als het ook daar niet werd verkondigd, desnoods
naar een kolenmijn moest gaan, als daar maar gewezen werd op Christus als de
enige en volkomen Zaligmaker.
Voor
Rowland stond vast dat wij wet en evangelie nooit mogen vermengen. De mens
hoeft niet zelf eerst aan bepaalde voor-waarden te voldoen alvorens hij tot
Christus mag gaan. Wie dat denkt, kent nog weinig zowel van de verdorvenheid
van zijn eigen hart als van de genade van God in Christus.
Rowland heeft bij zijn leven meer dan eens betuigd dat hij niet kon begrijpen dat Christus op hem had neergezien, maar ook zeker wist dat Hij nu dit het geval was, hem zeker in heerlijkheid zou opnemen. Dat laatste mocht 11 april 1833 gebeuren.
Rowland heeft bij zijn leven meer dan eens betuigd dat hij niet kon begrijpen dat Christus op hem had neergezien, maar ook zeker wist dat Hij nu dit het geval was, hem zeker in heerlijkheid zou opnemen. Dat laatste mocht 11 april 1833 gebeuren.
Over
Rowland Hill verscheen in 2008 bij Evangelical Press een uitgebreide biografie
van de hand van Tim Shenton, ouderling van Lansdowne Baptist Church, met de
titel The Life of Rowland Hill:
‘The second Whitefield’; ISBN 978-0-85234-610-5