Het
verschijnsel preeklezen
De
prediking is het centrum van de eredienst. Dat geldt zeker voor de protestantse
eredienst. Al vanaf het begin van de geschiedenis van de Kerk onder de nieuwe
bedeling heeft Christus haar herders en leraars gegeven. Dat zijn de Bijbelse
benamingen voor predikanten. Zij zijn dienaren van het Woord en herders van de
zielen. In elke gemeente behoort er daarom naast ouderlingen en diakenen
tenminste één predikant te zijn. Is dat niet het geval, dan behoort een
gemeente dat als abnormaal te ervaren en moet zij bidden of de Heere Jezus als
Koning van Zijn Kerk haar een herder en leraar geeft.
Als
een gemeente vacant is, kunnen er gastpredikanten voor-gaan. Dat geldt ook voor
een gemeente met een eigen predikant, wanneer deze niet zelf de dienst leidt.
Wat te doen als dit niet mogelijk is? In het gereformeerd protestantisme hier
in Nederland is dan de oplossing dat een ouderling een preek leest. Elders in
de wereld zijn er wel kerken van gereformeerde richting waar een ouderling dan
ook de vrijheid heeft, een stichtelijk woord te spreken. Dat geldt bijvoorbeeld
voor de Free Church en Free Presbyterian Church of Scotland.
In
het Nederlandse protestantisme is men ten aanzien van deze oplossing
terughoudend. Dat geldt niet voor niet-ambtelijke samenkomsten, maar wel voor
de zondagse erediensten. Niet elke ouderling zal ook de vrijmoedigheid hebben
om een stichtelijk woord te spreken. Zeker is dat men beter een goede preek van
een ander kan lezen, dan een stichtelijk woord spreken dat wel erg ongeordend
en verward is.
Het
lezen van preken in zondagse erediensten nam in Nederland vanaf de negentiende
eeuw vooral in afgescheiden kerken een hoge vlucht. Dat had te maken met het
gebrek aan predikanten. Ook in Hervormde gemeenten werd wel preek gelezen,
maar in de Hervormde Kerk was het tekort aan voorgangers een belang-rijke reden
om het verschijnsel van de zogenaamde godsdienst-onderwijzer te introduceren.
Bij predikanten van de classis konden mannen een aantal jaren onderwijs
ontvangen en na het behalen van een diploma kreeg men dan het recht in diensten
voor te gaan. In de afgescheiden kerken kende men trouwens ook iets dergelijks.
Daar had men de zogenaamde oefenaren. Meerdere oefenaren werden met een beroep
op artikel 8 van de Dordtse Kerkorde tenslotte tot predikant bevestigd.
Werden
preken gelezen, dan hing het uiteraard af van de ligging van de gemeente en de
ouderling die las, welke preken er werden gelezen. In de kerken van de
Afscheiding en trouwens ook wel in behoudende Hervormde gemeenten waar een
preek werd gelezen, las men vaak een preek van een Nederlandse, Engelse of
Schotse oudvader of mannen in hun lijn voor.
Als het gaat om het laatste kunnen
we denken aan preken van Spurgeon, Philpot en Ryle. Ook preken van tijdgenoten
of voor-gangers die nog niet zo lang geleden waren overleden werden gelezen. Ik
noem in het bijzonder de preken van de oefenaar Wulfert Floor. Preken van de
negentiende-eeuwse hervormde predikant ds. A.P.A. du Cloux worden tot op
vandaag vooral in afgescheiden kring in erediensten voorgelezen.
Prekenseries
In
de negentiende eeuw ontstaat ook het verschijnsel van prekenseries. Een
verschijnsel dat tot op de dag van vandaag bestaat. Vanaf 1935 is er de serie Overjarig
Koren met preken van oudvaders. Ik noem ook de Reveilserie die in de
jaren zestig van de vorige eeuw begon. Van recenter datum zijn de uitgaven van De
Tabernakel. In deze series worden preken opgenomen van predikers van
gereformeerde belijdenis uit het verleden.
Vanaf de negentiende eeuw zien we
ook dat kerken - en wat de Hervormde Kerk betreft richtingen binnen de kerk –
prekenseries uitgegeven. Een voorbeeld van een prekenserie met een interkerkelijk
karakter was de uitgave Recht en Genade van uitgeverij De Banier.
Daaraan werkten naast predikanten van de Gereformeerde Gemeenten behoudend
hervormde en christelijk gereformeerde predikanten mee.
De
Christelijke Gereformeerde Kerken hebben tot op de dag van vandaag de serie Uit
de Levensbron en de Gereformeerde Bond Genade voor Genade. De
Confessionele Vereniging had vanaf 1902 Stemmen uit Jeruzalem. In 2011
ging deze serie samen met Preekschrift uit de kring van het
Confessioneel Gereformeerd Beraad onder de naam Stemmen uit de Schrift. In
het verleden was er ook uit confessionele kring de serie Van
Goedertierenheid en Recht. Na de Doleantie van 1886 verscheen vanuit de
kring van de dolerende kerken een aantal jaren de serie Uit de Diepte.
In
1913 werd in de Gereformeerde Kerken de prekenserie Menigerlei Genade gestart.
Honderd jaar heeft deze serie bestaan. Ten slotte werd het aantal abonnees zo gering
dat doorgaan geen reële mogelijkheid meer was. Afgelopen jaar verscheen bij
uitgeverij Kok een jubileumboek waarin wordt teruggekeken op deze serie. De
auteurs ds. P. Schepping uit Monster en ds. A. Jobse uit Goes vormden samen
bijna vijfentwintig jaar de eindredactie van Menigerlei Genade.
Welke preken lezen we voor in de eredienst?
Voordat
ik nader inga op de prekenserie Menigerlei genade wil ik nog een paar
opmerkingen maken over de vraag welke preken men moet lezen in een eredienst.
Het starten van prekenseries heeft naast het verschijnen van prekenbundels
van predikanten uit eigen kerkelijke kring als katalysator gewerkt om in
zondagse erediensten uitsluitend of bijna uitsluitend preken te lezen van nog
levende predikanten uit eigen kring.
Ik ben daar niet zonder meer positief
over. Natuurlijk begrijp ik en val ik bij dat een preek die men leest qua
woordgebruik en voor-beelden voor de hoorders goed moet zijn te bevatten. Dat is
voor een gelezen preek haast nog belangrijker dan voor een preek die een
voorganger houdt, omdat het lezen tot een aantal beperkingen in de overdracht
leidt.
Echter,
juist als een preek moet worden gelezen, biedt dat een mogelijkheid de gemeente
te laten horen dat de Kerk niet in onze tijd is ontstaan en breder is dan eigen
kerkelijke kring. De bekende literatuurgeleerde en apologeet C.S. Lewis heeft
in een inleiding die hij schreef op de Engelse vertaling van het werk van de
kerkvader Athanasius Over de vleeswording van het Woord opge-merkt dat
aan het lezen van boeken uit voorbijgegane eeuwen de voorkeur moet worden
gegeven boven eigentijdse boeken. Daarbij dacht hij ook aan de door hemzelf geschreven
boeken. Boeken uit het verleden hebben dit voordeel, zo stelde Lewis, boven
eigentijdse boeken dat je ze in perspectief kunt plaatsen. Mede aan de hand
van hun werking kun je hun waarde bepalen. Iets wat voor eigentijdse werken
nog niet op die wijze mogelijk is.
Dat
geldt naar mijn diepe overtuiging ook voor preken. Wie alleen preken uit eigen
tijd en uit eigen kring leest, loopt dubbel het gevaar zichzelf op ongezonde
wijze te bevestigen. Ik moet eerlijk
zeggen dat ik om die reden pas na enige aarzeling een preek toezond voor een
bundel Volgens Eed en Plicht. Natuurlijk moeten wij ook bij preken uit
het verleden op inhoudelijke gronden selecteren.
Echter het kan bepaald geen
kwaad in een leesdienst een preek van Luther, Lodenstein of van Kohlbrugge te
lezen, al geldt voor de laatste dat maar een klein aantal van zijn preken qua
taal en ordening van gedachten daarvoor in aanmerking komt. Dat kan je van de
preken van Luther echter bepaald niet zeggen. Niet alleen qua inhoud, maar ook
qua woordgebruik zijn die zeer sprankelend.
Preken
van J.C. Ryle, Charles Haddon Spurgeon, Wulfert Floor en Robert Murray MacCheyne
vielen in de tijd dat zij werden gehouden al op. Niet alleen door hun hoge
Schriftuurlijke gehalte, maar ook door de eenvoud en begrijpelijkheid ervan.
Het kan voor een Hervormde Gemeente bepaald geen kwaad eens een preek van de
christelijke gereformeerde predikant F. Bakker te lezen, zoals het voor een Afgescheiden
Gemeente geen kwaad kan in een leesdienst een preek van iemand als G. Boer, L.
Vroegindeweij of C.B. Holland te horen.
Het
ontstaan van Menigerlei Genade
Dan
kom ik nu bij de prekenserie Menigerlei Genade en het jubileumboek
daarover met de titel Altijd een preek op zak. Ruim 3500 preken zijn in
het honderdjarig bestaan van deze serie daarin opgenomen. Zij bieden een bijzondere
kijk op de theologische en geestelijke opvattingen en ontwikkelingen binnen de
Gerefor-meerde Kerken. De naam van de serie is ontleend aan 1 Petrus 4:10.
In de
Statenvertaling luidt deze tekst: ‘Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen
heeft, alzo bediene hij dezelve aan de anderen, als goede uitdelers der
menigerlei genade Gods.’ Ongeveer een kwarteeuw geleden vroeg de redactie zich
af of de naam Menigerlei Genade te handhaven was. Was deze aanduiding
nog wel begrijpelijk? Toch werd de naam gehandhaafd, omdat die in de
Gereformeerde Kerken een begrip was.
De
prekenserie Menigerlei Genade ontstond in een klimaat waar men binnen de
Gereformeerde Kerken het voorgaan van oefenaars en het lezen van preken van
oudvaders wilde tegengaan. Er moesten preken van nog levende voorgangers uit
eigen kring worden gelezen. Dat neemt niet weg dat ook in haar beginjaren de
preken uit deze serie niet allen hetzelfde accent hadden.
De ene preek was
sterk verbondsmatig en weinig onderscheidenlijk, terwijl in de andere veel
nadrukkelijker de oproep tot bekering en het werk van de Heilige Geest ter
sprake kwam. In de beginjaren vormden de gepromoveerde predikanten P.A.E.
Sillevis Smitt en B. Wielenga de redactie.
De
Gereformeerde Kerken in 1913
De
auteurs van Altijd een preek op zak geven aan dat er echt een wereld van
verschil is tussen de Gereformeerde Kerken in 1913 en die van de Gereformeerde
Kerken nu. Als kerkverband bestaan zij niet meer, maar gingen in 2004 op in de
PKN. De gemeenten binnen de PKN afkomstig uit de Gereformeerde Kerken behoren
tot de linkerstroom of brede middenstroom.
Theologisch was het klimaat van Menigerlei
Genade dat van de moderne gereformeerden. Gemeenten en lezers met
affiniteit voor deze prekenserie moeten nu in de linkerkant van de PKN worden
gezocht. Uit onvrede over het gehalte van Menigerlei Genade was in de
kring van het Confessioneel Gereformeerd Beraad de serie Preekschrift
gestart.
In
1913 duurde een preek in de Gereformeerde Kerken ongeveer een uur. Dat betekent
dat de lengte van de dienst zo’n één uur en drie kwartier was. Na zo’n
anderhalf uur werd de preek door de tussenzang doorbroken. Terwijl het deel
vóór de tussenzang meestal meer exegetisch en thematisch was, kwam na de
tussenzang de toepassing aan bod. De liturgie was gelijk aan die van de
Hersteld Hervormde Gemeente van nu. Veelal volgde het gebed op de Schriftlezing
en ging er niet aan vooraf. Op de synode van 1933 werd deze volgorde
aanbevolen.
Ik
gaf al aan dat in de Gereformeerde Kerken van 1913 een diversiteit was. Over de
linie van het gehele kerkelijke leven wist men zich gebonden aan de
gereformeerde belijdenis. Een toenemend aantal predikanten zag echter elk
gemeentelid als wedergeboren, totdat het tegendeel bleek. Had Kuyper nog een
bevindelijke kant, dat gold niet voor het overgrote deel van zijn geestelijke
navolgelingen. In deze jaren werd het gevoelen van de vooronderstelde wedergeboorte
nog niet algemeen gedeeld in de Gereformeerde Kerken.
De
auteurs van Altijd een preek op zak geven een typering van het
geestelijke klimaat in de eerste decennia van de twintigste eeuw. In hun
formuleringen zijn, zij eerlijk gezegd, niet altijd echt nauwkeurig. Dan heeft
Agnes Amelink het in haar boek De gereformeerden beter gedaan. Deze
dochter van een Nederlands Gereformeerde predikant beschreef de ontwikkelingen
in de Gereformeerde Kerken aan de hand van een aantal families van het begin
van de twintigste tot aan het begin van de eenentwintigste eeuw.
Zeker is dat
in 1913 door menig gereformeerde het niet als van-zelfsprekend werd gezien dat
hij of zij een kind van God was. Daarvoor was immers bekering nodig. Het echte
geestelijke leven werd gekenmerkt door godzaligheid en echte geloofszekerheid
ging altijd met verwondering gepaard. Meer dan eens kwam men pas tot volle
geloofszekerheid bij het naderen van de dood.
Een bevindelijke stroming in de Gereformeerde Kerken
Meer
dan eens heb ik zowel bij hervormden als bij mensen behorend bij de kleinere
afgescheiden kerken gemerkt dat het bestaan van een bevindelijke stroming in
de Gereformeerde Kerken tot ver in de twintigste eeuw hen onbekend is. En toch
was die er echt.
Niet alleen als het ging om gemeenteleden, maar ook op het
niveau van gehele plaatselijke gemeenten was er nog altijd verbondenheid met
het geloofsgoed van de Nadere Reformatie. Dat blijkt alleen al uit het feit dat
dr. A.A. van Schelven in 1914 een brochure schreef met de titel De bewerking
van eene piëtistisch-getinte gemeente. Zulke gemeenten waren er nog altijd
meerdere in die tijd. Alleen het feit dat er een dergelijke brochure verscheen
is daarvan al een bewijs.
Bij
Van Schelven overheerst heel duidelijk de reserve tot het piëtisme. Iemand die
deze reserve duidelijk niet had, was ds. G. Wisse. Zijn overgaan naar de
Christelijke Gereformeerde Kerken in 1920 werd door velen in de
Gereformeerde Kerken betreurd en veroorzaakte landelijk beroering. In de
jaren twintig werd de stroom die zich expliciet op de Nadere Reformatie
richtte snel kleiner.
Er viel niet alleen een geslacht weg, maar meerdere
gemeenteleden gingen over naar een plaatselijke Hervormde Gemeente met een
bevindelijke ligging of naar de Christelijke Gereformeerde Kerken dan wel
Gereformeerde Gemeenten. Dat betrof soms gehele gemeenten. Zo zijn de
Christelijke Gereformeerde Kerken van Nunspeet en Poederoijen als Gereformeerde
Kerk begonnen. Dat geldt ook voor de Gereformeerde Gemeenten van Werken-dam en
Veen.
Toch
waren er nog altijd leden van de Gereformeerde Kerken die zich bij de oudvaders
thuis voelden, al kwamen de elementen van de Nadere Reformatie in de boodschap
van de eigen predikant wat minder naar voren. Tot in de jaren zestig van de
vorige eeuw kon men op gezelschappen ook mensen uit de Gereformeerde Kerken
ontmoeten, al was dat toen echt al een grote uitzondering. Hiermee is nog niet
alles gezegd. Ook al oriënteerden zij zich niet tot nauwelijks op de Nadere
Reformatie, toch waren er nog lange tijd predikanten van de Gereformeerde
Kerken die in hun preken naar voren brachten dat persoonlijke bekering nodig
was.
In
Altijd een preek op zak valt een aantal malen de naam van ds. H.
Veldkamp. Deze predikant die meerdere preken voor Menigerlei Genade
verzorgde, is vooral bekend door zijn nog altijd zeer lezenswaardige
catechismusverklaring Zondags-kinderen en zijn boeken over de profeten. De
auteurs van Altijd een preek op zak zeggen terecht dat bij Veldkamp de
bevinding zich op meer objectieve wijze uitte. Dat is waar, maar hij uitte
zich wel.
Ik kan mij voorstellen dat men wat mist in de preken van Veldkamp
(dat geldt in ieder geval voor mij), maar onbijbels en ongereformeerd zijn ze
bepaald niet. Er valt in zijn werken ook veel goeds te vinden. Ook dat zeg ik
uit eigen ervaring. De lijn van Veldkamp was tot in de jaren tachtig van de
vorige eeuw nog in de Gereformeerde Kerken aanwezig.
Persoonlijke herinneringen
De
bevindelijke stroom binnen de Gereformeerde Kerken kwam grotendeels, maar zeker
niet uitsluitend, uit de Afscheiding. Zelf begon ik als predikant in Zwartebroek-Terschuur
en mijn vorige gemeente was Waarder. In beide gemeenten was een Gerefor-meerde
Kerk voortkomend uit de Doleantie.
Mij verdiepend in de dorpsgeschiedenis
kwam ik er al gauw achter hoe zeer deze gemeenten een bevindelijk gereformeerde
kleur hadden gehad. Dat gold wel in het bijzonder voor Waarder. Zelf heb ik
zeker als jong predikant nog meer dan eens leden van de Gereformeerde Kerken
ontmoet met een voluit bevindelijke ligging. Mensen die godzalig leefden en
konden getuigen wie de HEERE voor hen was. Hoe Hij hen had getrokken uit de
duisternis tot Zijn licht.
In
Zwartebroek-Terschuur denk ik aan Geertje van der Kamp. Zij was ongetrouwd en
leefde onder één dak met een broer die eveneens ongetrouwd was. Toen ik in
Zwartebroek-Terschuur begon, kerkte zij ’s morgens nog altijd in de
Gereformeerde Kerk, maar ’s avonds zag ik haar steeds meer onder mijn gehoor.
Zij was in de plaatselijke Gereformeerde Kerk de enige vrouw die nog een
hoofddeksel droeg.
Op een gegeven moment gaf zij aan over te willen komen
naar de Hervormde Gemeente. Zo ontmoette ik haar voor het eerst. Zij bleek
geabonneerd te zijn op De Vriend van Oud en Jong. Met graagte las zij
de preken van Wulfert Floor en F. Bakker. Ook stonden de twee banden van De
Redelijke Godsdienst van Brakel in haar boekenkast. Een aantal jaren
geleden is deze vrouw in volle zekerheid van het geloof naar haar Heere en
Zaligmaker gegaan.
In
Zwartebroek-Terschuur was ik als hervormd predikant ook voorzitter van het
schoolbestuur van de school in Terschuur. In mijn tijd werd deze hervormde
school door een aantal omstandigheden een interkerkelijke school. Zeer
aangename herinneringen bewaar ik aan een gereformeerd lid van het
schoolbestuur. Hij was een man in de lijn van Veldkamp. Graag beluisterde hij
op de EO de toespraken van prof. dr. W.H. Velema. Aan hem had ik meer steun en
bij hem vond ik meer herkenning dan bij een aantal hervormde bestuursleden. Een
aantal jaren na mijn vertrek is trouwens ook deze vriend overgegaan naar de
Hervormde Kerk.Na 2004 kwam in hem in Terschuur tegen in de ruimte die als
consistorie dienst deed.
Voor
wat betreft Waarder geef ik iets door van het verleden van de Gereformeerde
Kerk aldaar wat ik in de tijd dat ik zelf de Hervormde Gemeente van Waarder
diende onder ogen kreeg. De Gereformeerde Kerk van Waarder werd van 1901-1906
door ds. A. Voogel (1857-1934) gediend. Hij was zijn ambtelijke bediening in
1883 in Emmen begonnen. Van 1906 tot 1919 stond hij in Puttershoek. In het
bijzonder in deze gemeente is hij velen tot zegen geweest. Daar mocht hij ook
zijn 25-jarig ambtsjubileum vieren.
In een preek die hij hield bij dat jubileum
zei ds. Voogel: ‘Op de oudejaarsavond van het jaar 1847 werd God mij te sterk
en werd in de farizeeër een tollenaar geboren. Toen werd de kracht der zonde in
mij gebroken en de onberouwelijke keuze in de ziel geplant om voor God te
leven. Na veel strijd en worsteling bij dagen en nachten, waarin al mijn eigengerechtigheid
te gronde ging, leerde ik, mijzelf veroordelend onder het recht des Heeren,
als een gans goddeloze roepen om genade. En zie toen zelfs mijn gebed mij
ontviel als staf om op te leunen, toen ik meende te komen onder Sinaï’s vloek,
toen behaagde het de Heere Zijn Zoon in mij te openbaren, zodat ik weldra kon
en mocht geloven, dat Hij niet alleen voor anderen aan Gods wet en recht had
genoeg gedaan, maar plaatsbekledend ook voor mij.’
Het
onderscheidend element onbrak niet bij ds. Voogel. ‘Laat niemand’, zo lezen we
in een door hem gehouden preek, ‘zich gerust stellen met een blote toestemming
van de waarheid u heden voorgesteld. Geen belijden der waarheid, hoe zuiver
ook, zal u in het Godsgericht vrij doen uitgaan. Geen vrome oefeningen zullen
uw arme ziel behouden. Uit onszelf kunnen we bijna-christen worden, niet ver
meer zijn van het koninkrijk Gods. Maar bijna is niet genoeg voor de eeuwigheid
(..) Wie niets leert kennen van dat worstelen als een arme en ellendige van
geest met God, van dat toevlucht nemen tot Jezus, van dat de Heere niet kunnen
loslaten – hij trooste zich niet met Jezus’ zielenlijden, want de vrucht
daarvan is bij dezulken nog niet openbaar.’ Als hersteld hervormden is dit een
geluid dat ons vertrouwd moet zijn en als het ons niet vertrouwd is, vertrouwd
moet worden.
Zo maar wat zaken
Ik
noem nog een aantal zaken die in Altijd een preek op zak te vinden zijn.
Er wordt een overzicht gegeven van de tekstkeuze. Begrijpelijk is dat bepaalde
Bijbelboeken eruit springen. Dan moeten we denken aan de evangeliën, de Psalmen,
Handelingen, Jesaja en Genesis. De eeuwen door is dat zo geweest trouwens. Dat
is niet erg als in de prediking ook minder bekende Bijbelboeken en
Bijbelgedeelten aan de orde komen.
Bij
de voorbereiding mag een predikant niet alleen Bijbelcom-mentaren, maar ook
preken van anderen gebruiken. Immers ook preken zijn een vorm van
Bijbelcommentaar. Het is wel sterk aan te bevelen om pas een preek van een
ander te lezen als de preek al vaste vormen heeft aangenomen. Anders is het
gevaar wel erg groot dat men simpelweg herhaalt wat men bij anderen heeft
gelezen. Dat is de eeuwen door voorgekomen tot op de dag van vandaag. In Altijd
een preek op zak valt te lezen hoe voorgangers soms onder tijdsdruk een
preek voordroegen uit Menigerlei Genade. Niet altijd was tijdsdruk de
reden, en te laken valt als men een preek van een ander voordraagt zonder dat
te vermelden.
Dat
komt nog altijd voor. Zelf hoorde ik ooit hoe in een bepaalde gemeente een
gemeentelid over profetische gaven leek te be-schikken. Hij kon telkens weer
precies zeggen welke Psalmen de predikant bij de catechismuspreek liet zingen.
Het antwoord was echter dat hij er achter was gekomen dat een predikant
letterlijk een bepaalde catechismusverklaring voordroeg en daarbij ook de
aangegeven Psalmen volgde. Een predikant mag en moet van anderen leren, maar
dat dit niet de bedoeling is, zal duidelijk zijn.
Tussen
voorlezers was ook een groot verschil in voordracht. Sommigen deden het wat
stuntelig. Anderen waren echte mees-ters. Soms was het zelfs wat te veel van
het goede en kreeg de gemeente de indruk dat men zichzelf wat erg graag hoorde
lezen. Dat neemt niet weg dat een goede voordracht van groot belang is. Dat
geldt voor het houden van preken niet minder dan voor het lezen. Ik geef een
aardige anekdote door die ik uit de mond van ds. J.P. Verkade hoorde.
In de tijd dat hij
in Nieuwe Tonge stond, was hij enige tijd consult van Ouddorp geweest. Daar las
in de jaren zestig van de vorige eeuw, als er geen voorganger beschikbaar was,
meer dan eens ouderling Pieter Kurvink een preek. Het commentaar van vakantiegangers
luidde dat de voorganger wat veel gelezen had (hij was nog iets te veel aan
zijn papier gebonden), maar een goede en bijbelse boodschap had. Er is een
slechter commentaar mogelijk zowel voor een voorlezer als een voorganger.
De
verdere geschiedenis van Menigerlei Genade
In
Altijd een preek op zak worden de theologische verschuivingen in
Gereformeerde Kerken duidelijk. Toen eenmaal de ambten aan het begin van de
jaren zestig voor de vrouw waren opengesteld, werden vrouwelijke predikanten
nadrukkelijk uitgenodigd. Ook hervormde schrijvers krijgen een plaats. Dan
gaat het echter be-paald niet om hervormde predikanten van gereformeerde
richting. In de loop van de jaren zijn de hervormd-gereformeerde richting en de
Gereformeerde Kerken juist steeds verder uit elkaar gegroeid.
In
Menigerlei Genade werden op een gegeven moment ook diensten opgenomen
speciaal bedoeld voor ziekenhuizen en verpleeginstellingen. In 1991 is de
eerste dienst van meditatie en gebed van die jaargang geschreven door een
rooms-katholiek geestelijk verzorger. Niet alleen de inhoud van de preken
ver-anderde in de loop van de jaren, maar ook de liturgische setting. Die werd
steeds hoogliturgischer. De diensten werden korter ondanks het feit dat de
liturgie uitgebreider werd. De lengte van een preek liep terug van een uur
naar een kwartier.
Niet
alle abonnees waardeerden de vernieuwingen, die vooral vanaf de jaren tachtig
plaatsvonden. In 1994 bedankte een abonnee, omdat de preken op een enkele
uitzondering na geen getuigend christelijk karakter hadden. Dat was helaas
waar. De preken waren niet alleen niet meer gereformeerd, maar zelfs niet
klassiek christelijk.
Altijd
een preek op zak begint en eindigt met een aantal preken
van predikanten uit de PKN. In het eerste hoofdstuk vinden we drie preken over
1 Petrus 4:10 en in het laatste een tweetal preken over geliefde teksten van
de auteurs zelf. Wat opvalt, is allereerst het ontbreken van het toekomende
oordeel en van de persoonlijke verzoening met God. Zonder meer wordt voorondersteld
dat God met ons/ieder mens is. Alle nadruk valt op de inzet van Christenen.
Zij moeten aan de slag als het gaat om naastenliefde en oog hebben voor elkaar
en voor de ander.
Ik
dacht aan Luther met het verschil dat hij maakte tussen het burgerlijke gebruik
van de wet en de uiterlijke gerechtigheid en het theologisch gebruik van de wet
waarop het Evangelie het antwoord is.
Wat
in de preken in het eerste en laatste hoofdstuk van Altijd een preek op zak
naar voren komt, zou Luther op zijn best onder het eerste gebruik van de wet
hebben geschaard. Het is nuttig voor de tijd, maar niet voor de eeuwigheid. Het
heeft betekenis voor deze samenleving maar niet in het koninkrijk van God.
Tot
dat koninkrijk behoren alleen mensen die zichzelf schuldig weten. Zij leerden
de wet theologisch en geestelijk verstaan. Dan blijft er niets van onze
gerechtigheid over. Het Evangelie is de boodschap van troost voor hen die zichzelf
veroordelen. Zo bezien was er in de Gereformeerde Kerken in 1913 nog
Evangelie-prediking, maar was het tegen het einde van de twintigste eeuw zo goed
als louter prediking van de wet.
Lessen voor ons
Ik
besluit met een aantal lessen voor ons. Tussen predikers mag variëteit zijn.
Niet allen hebben dezelfde gaven. Niet elke prediker heeft ook een zelfde diepgang.
Daarin kan trouwens in de loop van de jaren zowel van afname als van toename
sprake zijn. Er mag ook een verschil in accent zijn. Wezenlijk is wel dat in
een preek de heiligheid van God, de lieflijkheid van Christus en de vreugden en
noden van de kinderen van God in hun dagelijkse wandel met God worden verwoord.
En dat met de bedoeling dat zondaren tot bekering komen en zij die de HEERE
reeds kennen nog meer aan Hem worden verbonden. Een dergelijke prediking werd
zeker in de eerste decennia van de twintigste eeuw ook in de Gereformeerde
Kerken gevonden. Ze is er niet gebleven.
Wij
moeten niet denken dat dit ons niet kan overkomen. Zowel persoonlijk als
kerkelijk geldt dat hoogmoed vóór de val komt. ‘Wie meent te staan, zie toe dat
hij niet valle.’ Wij kunnen de Kerk niet in stand houden. Dat is het werk van
de HEERE alleen. Die kan het licht van het Evangelie wegnemen waar het scheen
en het weer laten schijnen waar het verdween. Van ons wordt wel getrouwheid
gevraagd.
Dan gaat het allereerst om persoonlijke bekering en een godzalige
wandel. Ik denk ook aan het machtige wapen van het gebed voor de Kerk in haar
zichtbare vorm, voor de dienaren van het Woord. Of de HEERE hen met Zijn Geest
wil zalven, hen meer van Hem wil leren, hen wil bekeren als wij moeten vrezen
dat het daaraan schort. Laten wij zo de zaak van Gods Kerk niet alleen in
Nederland, maar wereldwijd aan de Heere Jezus Christus als
de Koning van de Kerk toevertrouwen.