donderdag 26 mei 2016

Het gezag van de Schrift als Woord van God

Steven B. Cowan en Terry L. Wilder (red.), In Defense of the Bible: A Comprehensive Apologetic for the Authority of Scripture, Broadman & Holman Publishing Group, Nashville, Tennessee 2013; ISBN 978-1-4336-7678-9; pb. 490 pp., prijs $34,99.

Bij Broadman & Holman Publishing Group, de huisuitgeverij van de Southern Baptist Con­vention, verscheen een breed opgezette ver-dediging van het gezag en inspiratie van de Bijbel. De meeste bijdragen zijn van de hand van Southern Baptists. De Southern Baptist Convention heeft tal van bekwame bijbelwetenschappers binnen haar gelederen die zonder enige reserve de onfeilbaarheid van de Bijbel als het Woord van God belijden.
We komen ook de naam van de in de Angelsaksische wereld bekende nieuwtestamenticus Paul W. Barnett tegen. Jarenlang was deze uit Australië afkomstige Anglicaan verbonden aan het Moore College is Sydney. Daar­na werd hij bisschop van Noord Sydney en nu is hij verbonden aan Regent College in Van­­couver, Canada. Naast bijbelwetenschappers hebben ook (wetenschaps)-filosofen en ethici aan de bundel meegewerkt.
In Defense of the Bible is gericht op de geïnteresseerde leek. Argumenten tegen het gezag en de betrouwbaarheid van de Bijbel worden aan de orde gesteld en op bekwame wijze weer-legd. Vanuit meerdere gezichtspunten wordt het gezag en de inspiratie van de Bijbel aan de orde gesteld: methodologisch, filosofisch, tekstueel, historisch, ethisch, wetenschappelijk en theo­logisch. Uiteindelijk is de aanvaarding van het gezag, de inspiratie en eenheid van de Schrift een zaak van geloof. Dat wil echter niet zeggen dat er geen argumenten voor kunnen worden aangevoerd. Het geloof sluit de rede niet uit, maar geeft de rede een plaats in dienst van het geloof.
Tegenover de postmoderne zienswijze dat de uitleg en het ver-staan van de Bijbel uiteindelijk subjectief is, benadrukt Richard B. Melick jr. dat het mogelijk is de betekenis die de auteur of redac-teur van een Bijbelboek bedoelde op het spoor te komen. We moeten de Bijbelboeken uiteindelijk lezen in de wetenschap dat achter de menselijke auteurs de ene goddelijke Auteur staat. Dat rechtvaardigt de zienswijze dat wij vanuit de voltooide nieuwtesta-mentische open­ba­ring dui­delijker zicht hebben op de bedoeling en scopus van de oudtestamentische open­ba­ring dan de oud-testa-mentische schrijvers. Wij zien wel beter dan zij, maar wij zien geen an­dere dingen. De Schrift vraagt aan de lezer om een antwoord.
Echte Schriftuitleg kan dan ook nooit zonder toepassing. Juist dat laatste maakt duidelijk dat intellectuele kennis nooit af­doende is om de diepste zin van de Schrift te verstaan. Wij hebben de ver-nieuwende en ver­lichtende werking van Gods Geest nodig.
Van geen enkel geschrift zijn zoveel handschriften bewaard als van de Bijbel. Dat geldt zowel voor het Oude als Nieuwe Testa-ment. Dat mag onderstreept worden in de richting van hen die zich afvragen in hoeverre de Bijbel qua tekst op een betrouwbare wijze tot ons is gekomen. De talrijke verschillen binnen de handschriften (dat speelt veel meer voor het Nieuwe dan voor het Oude Testa-ment) hebben voor het overgrote deel met spelling te maken of zijn zeer gemakkelijk te begrijpen overschrijffouten. Ook de gevallen die dan nog overblijven, leiden er niet toe om ook maar één aspect van de bijbelse boodschap bij te stellen. Met name het Oude Testament is zeer nauwkeurig overgeleverd.
Door de vondsten uit Qumran en ook andere vondsten in de woestijn van Juda is toegang gekregen tot oudtestamentische hand­schrif­­ten die ruim 1000 jaar ouder waren dan de tot dan toe bekende. Uit de vondsten in de woestijn van Juda bleek dat de zogenaamde Masoretische tekst die uit de middeleeuwse hand­schriften bekend was, reeds vóór het begin van de christelijke jaartelling dominant was. Ver­schillen tussen de Masoretische tekst en andere teksttypen zijn voor wetenschappers zeer inte­ressant, maar slechts een enkel geval is er reden van de Masoretische tekst af te wijken. Het belang ligt veel meer op het terrein van het verstaan van de Bijbeltekst.
Ten onrechte wordt nog al eens de indruk gewekt dat de Bijbel en wetenschap op gespannen voet met elkaar staan. Historisch is aantoonbaar, zo laat William Dembski zien, dat juist de Bijbelse zienswijze dat de wereld door God geschapen en aan God onderworpen is, een krach­ti­ge stimulans is geweest voor de ont-wikkeling van de natuurwetenschap.
Er zijn een aantal ter­reinen waar het niet zo eenvoudig is de overstemming tussen de Bijbel en weten­schap te laten zien. Dat aantal is echter beperkter dan menigeen denkt. Daarbij komt dat weten­schap­pe­lijke modellen een voorlopig karakter dragen en het christen niet ontsiert op bepaalde ge­bie­den een heilige onwetend-heid te belijden.
In Defense of the Bible biedt meer dan ik tot nu toe in deze bespreking aangaf. Wie dat wil weten, moet het boek aan-schaffen. Temeer omdat ik in de Nederlandse taal niet een gelijk­waardig boek zou kunnen aanwijzen.

Vern Sheridan Poythress, Inerrancy and Worldview: Answering Modern Challenges to the Bible, Crossway Books, Wheaton, Illinois 2012; ISBN 978-1-4335-2387-8; pb. 271 pp., prijs $13,99.
In deze studie laat Poythress zien dat de Schriftvisie die iemand huldigt, altijd in een levens­be­­schouwelijk kader staat. Dat geldt niet alleen als met het zelfgetuigenis van de Schrift aanvaardt maar ook als men dat niet relevant acht voor de verwerking van de bijbelse bood­schap.
De zienswijze dat wij de boodschap van de Bijbel recht kunnen doen zonder het be­staan van God te verdisconteren (methodisch naturalisme) berust op de vooronderstelling dat het bestaan van God geen betekenis heeft voor het denken. Dat is juist wat bewe-zen moet wor­den. Alleen wie van de realiteit van het bestaan van God en van het feit dat Hij Zich werkelijk in de Bijbel heeft geopenbaard, is in staat om het diepste en uiteindelijk karakter van de werkelijkheid en alle vragen daarmee verbonden te verstaan. De Bijbel is ons gegeven als een lamp voor onze voeten en een licht op ons pad.

Paul Wells, Taking the Bible at its Word, uitgave Christian Focus Publications, Fearn, Ross-shire 2013; ISBN 978-1-84550-969-9; pb. 272 pp., prijs £8,99.
Vele jaren was Paul Wells als dogmaticus verbonden aan Faculté Jean Calvin in Aix-en-Provence. Wells brengt in zijn jongste publi-catie naar voren dat God Zichzelf aan ons als Schep­per en Verlosser heeft geopenbaard. Wie dat serieus neemt, ziet uit naar de wederkomst van de Heere Jezus Christus. Wie de Bijbel niet als Gods Woord aanvaardt, zal God nooit wer­­kelijk kunnen leren kennen en echt in gebed tot Hem kunnen naderen. Centrum van het bijbelse getuigenis is Jezus Christus als de Middelaar Die de kloof tussen God en mens heeft overbrugd.
De Heilige Geest Die de Schrift heeft geïnspireerd, leert ons ook de Schrift ver­staan en overtuigt ons van de waarachtigheid van de Schrift. De Heilige Geest leert ons bui­gen voor de Schrift. Een beroep op leiding of onderwijs van Gods Geest dat ingaat tegen wat ons in de Schrift is geopenbaard, is een ongeldig beroep. Wells schreef een belangrijk boek. Wel constateer ik dat het bevindelijke element van het christelijke geloof, onderbelicht blijft, terwijl het bijbelse getuigenis zelf rijke aanleiding geeft dat aan de orde te stellen.