Donald
Macleod was van 1978 tot 2011 als hoogleraar systema-tische theologie aan het
Free Church College te Edinburgh ver-bonden. Na zijn emeritaat schreef hij een
uiterst belangrijke studie over de verzoening. Het is een voorbeeld van een
geslaagde syn-these van een bijbels-theologische en systematische benadering.
Dat maakt dit werk bijzonder belangwekkend.
Macleod
onderstreept dat de Kerk der eeuwen beginnend met de kerkvaders de verlossende
betekenis van het kruis van Christus heeft beleden en geproclameerd. Als het
gaat om het antwoord op de vraag wat het verlossend werk van Christus aan het
kruis inhoudt, begint Macleod met de plaatsvervanging. Terecht bestrijdt
MacLeod de opvatting dat de gedachte van plaats-vervanging pas bij Anselmus of
Luther zou zijn te vinden. We vinden die immers al in de Vroege Kerk, onder
andere bij de kerkvader Athanasius.
Macleod
had hier ook nog naar de Brief aan Diognetes kunnen verwijzen. Een zeer
belangrijke aanwijzing in het Nieuwe Testament zelf dat de kruisdood van
Jezus plaatsvervangend is, is het feit dat deze als offer kan worden getypeerd.
Niet alleen het voor-zetsel anti in Markus 10:45 maar ook het voorzetsel huper
in 1 Timotheüs 2:6 wijzen erop dat de kruisdood van Jezus een plaatsvervangende
losprijs was. Zonder de notie van plaatsvervanging blijft de betekenis van het
kruis van Christus onbegrijpelijk.
Tegelijkertijd
stelt Macleod dat de plaatsvervanging niet de volle-dige verklaring van de
betekenis van het kruis is. Het kruis bevrijdt ons ook van de macht van de
zonde en van de satan. De hele lijdensgang van Christus en in het bijzonder
Zijn dood aan het kruis is een daad van gehoorzaamheid. Het kruis als offer en
daad van gehoorzaamheid is de grond van toegang tot God en van de
rechtvaardiging.
De vijandschap die door het kruis werd weggenomen, is niet alleen de vijandschap van de mens ten opzichte van God, maar ook de toorn van God ten opzichte van de mens. Door het kruis maakt Gods toorn plaats voor vrede. Daarbij dienen we altijd te bedenken dat Degene op Wie de verzoening is gericht, Zelf tot de weg van verzoening heeft besloten, aldus Macleod.
De vijandschap die door het kruis werd weggenomen, is niet alleen de vijandschap van de mens ten opzichte van God, maar ook de toorn van God ten opzichte van de mens. Door het kruis maakt Gods toorn plaats voor vrede. Daarbij dienen we altijd te bedenken dat Degene op Wie de verzoening is gericht, Zelf tot de weg van verzoening heeft besloten, aldus Macleod.
De
Engelse taal biedt de mogelijkheid om bij het woord hilastèrion in Romeinen
3:25 zowel expiation als propitiation als vertaling te kiezen.
Omdat met het woord hilastèrion ook op het verzoen-deksel wordt
gezinspeeld, geeft MacLeod de voorkeur aan expiation zonder dat hij wil
afdoen aan de notie van het weg-nemen van Gods toorn. Zelf prefereer ik de
omgekeerde keuze, omdat propitiation expiation insluit, terwijl
het omgekeerde niet het geval is.
MacLeod
meent dat de vraag voor wie Christus stierf teveel aan-dacht kan krijgen. Toch
houdt hij vast aan de particuliere ver-zoening. Het Nieuwe Testament maakt
namelijk duidelijk dat Jezus met Zijn kruisdood meer dan de mogelijkheid van
zaligheid tot stand bracht. Het kruis van Christus is de daadwerkelijke grond
van de zaligheid.
Wie
dat vasthoudt, moet het particuliere karakter van de ver-zoening onderkennen. De
algemene verzoening doet ook geen recht aan het coherente karakter van het
verlossende handelen van de Drie-enige God. De verkiezing door de Vader, het
kruis van Christus en het toe-eigenende werk van de Heilige Geest hebben
dezelfde strekking.
MacLeod
meent dat wij sprekend over het kruis van Christus ook over het lijden van de
Vader kunnen spreken. Hij beroept zich op het feit dat een vader meelijdt als
een zoon lijdt. Echter, in het Nieuwe Testament wordt deze gedachte nergens zo
verwoord. Hier spreekt hij al te menselijk over God. Wie het lijden ook op de
Vader betrekt, doet af van de betekenis en het wonder van de incarnatie. Laten
wij met de Vroege Kerk vasthouden aan de ver-woording dat Hij Die niet lijden
kon toch geleden heeft.
Ik val
Macleod bij in zijn kritiek op de negentiende-eeuwse Schotse theoloog John
MacLeod Campbell. De laatste stelde dat niet alleen Gods liefde, maar ook Gods
vergeving universeel is. Het kruis is voor hem niet de grond van de verzoening,
maar de openbaring van Gods vaderlijke liefde.
Wij kunnen slechts verloren gaan door de vergeving waarin wij reeds delen af te wijzen. Campbell wees de gedachte van ver-zoening door voldoening af. Zonder de uitdrukking te gebruiken, is zijn zienswijze dat Christus plaatsvervangend berouw heeft getoond.
Wij kunnen slechts verloren gaan door de vergeving waarin wij reeds delen af te wijzen. Campbell wees de gedachte van ver-zoening door voldoening af. Zonder de uitdrukking te gebruiken, is zijn zienswijze dat Christus plaatsvervangend berouw heeft getoond.
De
gebroeders Torrance waren beiden vurige bewonderaars van Campbell. Christus is
voor hen de representatieve Mens in Wie de gehele mensheid heeft geleden. Niet
toevallig is dat de gebroeders Torrance de theologie van Barth in Schotland
hebben gepropageerd. De waarderende woorden die Macleod aan Barth wijdt, staan
op gespannen voet met het feit dat Barth, hoewel hij gebruik
maakt van orthodoxe formuleringen, met zijn conclusies heel dicht Campbell nadert.
Donald Macleod, Christ Crucified: Understanding
Atonement (IVP, Nottingham 2014), 272 p, £16,99 (ISBN 9781783591015)