dinsdag 28 februari 2017

Het Evangelie naar Lukas, Pillar New Testament Commentary

In de serie Pillar New Testament Commentary verscheen een tweede commentaar van de hand van James R. Edwards, hoog-leraar theologie aan de Whitworth University, Spokane, Washing-ton. De eerste commentaar was op Marcus en de tweede op Lucas. Evenals het deel op Marcus heeft dit deel een hoog niveau. Aan de commentaar op de tekst gaat een ruim twintig pa­gina’s tellende inleiding vooraf. Daarnaast bevat dit deel een aantal excursen.
In de inleiding stelt Edwards het verschil aan de orde tussen Paulus zoals wij die kennen uit zijn brieven en Paulus zoals Lukas hem in het boek Handelingen tekent. Hij merkt terecht op dat we Paulus uit zijn brieven als theoloog leren kennen en vanuit het boek Handelingen als stichter van gemeenten en herder. Die twee perspectieven vallen niet samen, maar sluiten elkaar niet uit. 
Edwards volgt de kerkelijke traditie dat Lukas, de metgezel van Paulus, het derde evangelie en het boek Handelingen heeft geschreven. In zijn uitleg wijst hij op de soms opmerkelijke over-eenkomsten in taal, thema’s en theologische accenten tussen Lukas en Paulus. Ik noteer wel dat Edwards nalaat te wijzen op de parallel tussen Lukas 15:24 en Efeziërs 2.
Vrij algemeen aanvaard is de gedachte dat Lukas een proseliet was. Kolossenzen 4:10-11 lijkt ook in die richting te wijzen. In deze verzen worden de namen genoemd van medewerkers die even­als Paulus Jood zijn. Edwards bestrijdt echter dat de mede-werkers die in Kolossenzen 4:12-14 worden genoemd, onder wie Lukas, zondermeer heidenen zouden moeten zijn. 
Zelf neig ik meer dan hij toch in die richting. Feit is wel dat Origenes, Ephraim de Syriër, en Epi­pha­nius ervan uitgingen dat Lukas een Jood was. Epiphanius identificeert hem met een van de zeventig Joden die door Jezus werden uitgezonden. 
Waar ik Edwards zonder reserve in bijval is dat wij niet kunnen stellen dat Lukas primair de focus richt op de volkerenwereld. Hij laat met tal van argumenten zien dat Jezus voor Lukas allereerst de vervulling is van Gods voor­zienige leiding in de geschiedenis van Israël. Ik zou daaraan toevoegen een vervulling die in over-eenstemming met oudtestamentische profetieën wordt uit-gebreid naar de heidenen.
Als het gaat om de bronnen van Lukas noemt Edwards allereerst Markus. In overeenstem­ming met de visie van de overgrote meerderheid van nieuwtestamentici stelt hij dat Markus het oudste bestaande evangelie is. Nu hoeven wij niet altijd een meerderheid te volgen, maar ook mij lijkt deze zienswijze toch de meest waarschijnlijke. 
Als tweede bron gaat Edwards uit van een Hebreeuwse tekst. Zo verklaart hij het zeer hoge aantal semitismen in de tekst die alleen bij Lukas voorkomt. Hij wijst de verklaring af dat Lukas zelf welbewust in de stijl van de Septuaginta schreef. Sommige semi-tismen komen namelijk in het geheel niet in de Sep­tua­ginta voor en andere te weinig om van een patroon van imitatie te spreken. Ik zou hier van een zeer aantrekkelijke hypothese willen spreken.
Als derde bron noemt Edwards niet Q maar gebruikt hij de naam ‘Double Tradition’, dat wil zeg­gen: het tekstmateriaal dat Lukas en Mattheüs gemeenschappelijk hebben. Van Q wordt aan­genomen dat deze bron uitsluitend uitspraken van Jezus heeft bevat. 
Echter Lukas en Mattheüs hebben 175 verzen gemeenschappelijk die een verhalend karakter hebben. In ieder geval een ervan (Luk. 22:62) komt voor in de lijdensgeschiedenis. Edwards gaat ervan uit dat de ‘Double Tradition’ een min of meer compleet evangelie was met uitspraken en geschie­denissen, waaronder de lijdensge-schiedenis.
Daarnaast zijn er geen concrete aanwijzingen dat er in de aller-vroegste kerk een schriftelijk docu­ment is geweest dat louter uitspraken van Jezus bevatte. Het evangelie van Thomas be­staat weliswaar louter uit uitspraken van Jezus, maar dat geschrift is van later datum dan de vier in de canon opgenomen evangeliën en is nooit door enig deel van de apostolische kerk als canoniek aanvaard. 
Naar mij dunkt, zijn dit valide argumenten. De enige vraag die overblijft, is: Waarom is in de lijdensgeschiedenis dan niet meer de ‘Double Tradition’ gevolgd? Het kan echter ook zo zijn dat de ‘Double Tradition’ hier met Marcus overeen­stemde.
Waarom lezen we in Lukas dat de hoofdman, toen Jezus aan het kruis stierf, betuigde: ‘Deze mens was rechtvaardig’ (Luk. 23:47), terwijl wij in Mattheüs en Markus lezen dat hij beleed: ‘Deze mens was Gods zoon’ (Mat. 27:54; Mark. 15:39)? Elders in het evan-gelie naar Lukas wordt Jezus wel de zoon van God genoemd. De gedachte dat Lukas onjuiste gedachten zou hebben willen ver-mijden die deze uitdrukking zou kunnen oproepen bij helle-nistische lezers, is dan ook onbevredigend. 
Edwards zoekt het antwoord in Lukas 22:37. Jezus is naar Jesaja 53 de rechtvaardige Knecht van de Heere, Die voor onrecht-vaardigen lijdt. Ik merk op dat dit op een eigen wijze de plaats-vervangende betekenis van het kruis onderstreept. Het moge duidelijk zijn dat het commentaar van Edwards een waardevolle aanvulling is op bestaande commentaren op het derde evangelie.

James R. Edwards, The Gospel according to Luke, PNTC (Grand Rapids/Nottingham: Eerdmans Publishing Co./Apollos, 2015), 831 p., $65,00 (ISBN 9780802837356).