maandag 22 mei 2017

An excellent commentary on Hebrews

The New International Greek Testament Commentary is a series of high academic quality. Already a couple of years ago Paul Ellingworth wrote in this series an excellent commentary on the Epistle to the Hebrews. In 2015 a paperback edition was published. The commentary of Ellingworth starts with a broad introduction in in which the circumstances in which Hebrews was written, its canonization, structure, theology and purpose are analyzed.
Although already in the Early Church the letter was ascribed to Paul, Ellingworth rightly follows Origin who stated that only God knows who has written this epistle. Following Luther Ellingworth thinks that Apollos is the most likely candidate, although his authorship cannot be proven.
I agree with Ellingworth that we must assume that most of the readers of Hebrews were converted Jews who formed a part of a greater Christian community. It is more likely to under-stand the phrase ἀπὸ τῆς Ἰταλίας as referring to people who left Italy. Supposing that the readers of Hebrews were a predominantly but not exclusively Jewish-Christian group but not including all member of the Christian community Rome must be preferred as the place where the readers lived.
Ellingworth prefers to date Hebrews before the fall of Jeru-salem in 70. Although the use of the present time when des-cribed the sacrificial system could be rhetorical and just be related to rituals described in the Old Testament, is seems almost impossible that the author would not have alluded to the destruction of the Temple when he wrote after 70.
The final admission of Hebrews into the canon was linked with that of its attribution to Paul. Initially the western church understood Hebrews to teach that those who had sinned after baptism could not be forgiven and readmitted in the church. That delayed its canonical status in the West. 
Finally both the Eastern and Western parts of the church accepted its canonicity being convinced of its apostolic con-tent. In the West the positive views of Jerome and even more Augustin played a decisive part, although Augustin became more and more reluctant about Pauline authorship.
The background of Hebrews is primarily the Old Testament in the form of the Septuagint. In several places his argument depend on the Septuagint. The author is convinced that the Old Testament speaks about Christ and sees it as his central task to discover with clues provided in the Old Testament itself to clarify the meaning of Christ’s person and work and that in order to encourage his readers to persevere in the faith they profess.
Regarding the relationship to the first century Jewish philo-sopher Philo of Alexandria Ellingworth makes the cautionary remark that the author of Hebrews is first and foremost a Christian, secondarily a Christian steeped in the Old Testa-ment, and no doubt in the third place a man affected by lin-guistic habits and intellectual traditions similar to those which contributed to Philo’s development. 
A direct influence of Philo on the author of Hebrews is very unlikely, because the writings of Philo cannot have been so familiar and influential on the author of Hebrews just a decade or two after their publication. More than Ellingworth I would unite the first points he observes. I think that Ellingworth is right when he says that the presentation of Melchizedek in Hebrews may have been stimulated by the ideas about him in Qumran and elsewhere.
The structure of Hebrews can be made by analyzing its content or on formal grounds. Ellingworth prefers the latter approach, because it points to features which lie clearly present on the surfaced of the text. Writing about the theology of Hebrews Ellingworth states that in Hebrews the historical and theological continuity of the people of God before and after the ministry of Christ on earth is stressed very empha-tically. The most distinctive feature of the christological lan-guage of Hebrews is its use of the name Jesus. 
There are thirteen occurrences and in most of them (Hebrews 4:14 and 10:10 are exceptions) it is used alone. Where Jesus is used alone, except in Hebrews 13:12, it occurs at the end of a clause. Ellingworth does not mention it, but I am sure that this use of the name Jesus does not only point to the cen-trality of Jesus for the message of Hebrews, but also of the great privilege of the New Testament believers. In distinction to believers under the Old Testament dispensation they know the personal name of the Messiah and Son of God and may address him by using this name.
The conclusion of Ellingworth is that Hebrews was written to a predominantly Jewish-Christian community living in Rome where Judaism (but not Christianity) was well established and officially tolerated. There was the constant temptation to de-emphasize, conceal, neglect and abandon the distinctively Christian features of their faith. Nowhere does the author of Hebrews states that his readers apostatize but is a real danger. 
It is true that the readmission to the church of Christians who denied the faith in times of persecution or the question of the final perseverance of the saints is not the concern of the author of Hebrews when he wrote this letter of encourage-ment and warning with its sermonic elements. Nevertheless these questions must be answered on the level of systematic theology and then the question is whether in Hebrews seeds are to be found for the readmission of lapsed Christians to the church and for the doctrine of the final perseverance of the saints. I would answer both questions positively. 
The give arguments for it would require at least an article of moderate length and it is not the place to do that here. I can point to the commentaries of man like John Calvin, John Owen, John Brown and Philip E. Hughes.With regard to the perseverance of the saints I can also point to the contri-butions of Buist. M. Fanning and Randall C. Gleason in Herbert W. Bateman IV (ed.), Four Views on the Warning Passages in Hebrews (Grand Rapids: Kregel Academic, 2007).

Paul Ellingworth, The Epistle to the Hebrews, The New International Greek Testament Commentary (Grand Rapids: Eerdmans,1993), paperback xcviii + 764 p., $62,-- (ISBN 978-0-8028-7407-8 )

woensdag 17 mei 2017

Wat kunnen wij van J.C. Ryle (1816-1900) leren?

Inleiding
Dit is jaar is het tweehonderd jaar geleden dat John Charles Ryle, de eerste Anglicaanse bisschop van Liverpool werd geboren. Ryle werd door genade een belijder van Jezus Christus en een dienaar van het Evangelie. De Heere heeft hem de gave gegeven om de boodschap van het Evangelie op eenvoudige wijze te ver-woorden. Daarop legde Ryle zich ook toe. Hij merkte dat weinig zaken zo moeilijk zijn dan eenvoudig preken.
Vanaf zijn benoeming tot bisschop van Liverpool maakte Ryle deel uit van het Hogerhuis. Het was gemakkelijk in het Hogerhuis een toespraak te houden, zo zei hij, dan in een boe­ren­gemeente op zondagmiddag de aandacht te houden. Dit is stond voor Ryle vast dat naarmate wij zelf het Evangelie beter leren verstaan, wij het aan anderen eenvoudiger kun­nen uitleggen.
Al bij zijn leven viel het anderen op dat Ryle de dingen eenvoudig kon verwoorden. In zijn derde gemeente Helmingham liet hij voor het eerst een traktaat het licht zien. De traktaten die hij publi-ceerde waren bewerkingen van preken. Vervolgens verschenen deze in boek­vorm. Vooral de laatste jaren zijn meerdere werken van Ryle in het Nederlands vertaald. Prof. dr. Baars en ds. K. ten Klooster voorzagen de vertaling van Old Paths (Het hart van het Chris­te­lijk geloof) van een inleiding.
Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw vertaalde ds. C. Smits die toen oudgereformeerd predikant was, Warning to the Churches (Waarschuwing aan de kerken) en liet aan die verta­ling een voor-woord voorafgaan. Smits voelde zich eensgeestes met Ryles waar­schu­wing dat uiterlijke kerkelijke betrokkenheid waar-onder deelname aan de sacramenten, geen garantie zijn van een levend geloof.
Naast traktaten die bewerkingen waren van preken, schreef Ryle een uitleg op de vier evan­geliën en ook nog een aantal boeken met schetsen van personen uit de Engelse kerkge­schiedenis. Hij vroeg aandacht voor de Engelse reformatoren, de puriteinen en niet te vergeten de Anglicaanse Evangelicals die door God werden gebruikt in de ‘Evangelical Revival’ (herleving van het Evangelie).
Ik heb daar wel eens meer op gewezen maar in de Engelse taal betekende zeker vroeger Evangelical dat men het Evangelie ver-stond en wenste uit te dragen naar haar diepste betekenis. Die vond men terug bij Reformatoren en puriteinen. In die zin komt trouwens ook in de kanttekeningen van de Statenvertaling het woord ‘evangelisch’ voor.

De afkomst van Ryle
Ryle was de oudste zoon van John Ryle jr., een schatrijke bankier. De grootvader van Ryle, die ook John heette, had fortuin gemaakt in de zijde-industrie. Hij was een man die contact heeft gehad en zich aangesproken wist door de prediking van John Wesley, de grote methodistische prediker uit de achttiende eeuw. Voor de vader van Ryle lag dat anders. Door het vroeg overlijden van John sr. was hij op 24-jarige leeftijd erfgenaam geworden van diens vele bezittingen. De rijkdom had hem van God vervreemd.
De ouders van Ryle bezochten met regelmaat de diensten van de Anglicaanse parochiekerk van Macclesfield, maar hun godsdienst was louter uiterlijk. Nooit heeft Ryle onder zijn ouder­lijk over de noodzaak en inhoud van het levende geloof en van bekering horen spreken. Vanaf zijn zevende levensjaar bad hij niet meer persoonlijk en hij was al eenentwintig toen hij voor het eerst zelf de Bijbel ging lezen.
De middelbare school was voor hem Eaton College, een kost-school voor de upper ten van Engeland. Hij leerde er onder andere leden van de koninklijke familie kennen. Daarna ging hij naar Oxford. In het voetspoor van zijn vader die naast bankier ook politicus was, wilde hij de politiek in.

De omkeer en weg naar het ambt
Vanaf 1836 ontstond er in het hart van de student een toe-nemende geestelijke onrust. In de zomer van 1837 bracht een ziekte hem op de rand van de dood. Toen hij in de kerstdagen van dat jaar naar huis kwam, werd meteen duidelijk dat Ryle een nieuw mens was geworden. Hij ging nu onder zijn ouderlijk dak bij de maaltijd hardop voor in gebed. Op het precieze tijdstip en de exacte toedracht hij het tot geloof kwam, heeft Ryle zich niet uitgelaten. Hij vond dat noch in zijn eigen leven noch in het leven van anderen belangrijk. Het ging hem om de natuur en de vruchten van het waarachtige geloof.
Zijn overgang van de dood naar het leven heeft Ryle als de belangrijkste gebeurtenis en ver­an­dering in zijn leven getypeerd. Was hij vòòr zijn eenentwintigste levensjaar gestorven, dan had hij, zo heeft hij zelf betuigd, de eeuwigheid in de rampzaligheid moeten doorbrengen. Drie jaar na deze gebeurtenis ging de vader van Ryle failliet. Naar Ryle’s eigen woorden werden zij op die dag in juni 1841 wakker als een van de rijkste families van Engeland en gingen zij slapen, voor zover zijn de slaap nog konden vatten, als een van de armste. Dat laatste is niet helemaal waar. Het eerste wel.
In ons geld omgerekend lag het jaarinkomen van John Ryle jr. ergens tussen de twaalf en vijftien miljoen euro en het landgoed dat zij bewoonden, zou in onze tijd op zo’n vijfenveertig miljoen euro worden geschat. Als oudste zoon zou Ryle het overgrote deel van zijn vaders bezitting erven. Om de politiek in te gaan was geld nodig. Dus die weg was afgesloten. Ryle moest nu voor zijn inkomen gaan werken.
Was ik geen christen geweest, zo zei Ryle, dan had ik wellicht zelfmoord gepleegd. Zelfs zijn hond waaraan hij zo zeer gehecht was, werd verkocht. Ryle vestigde zich in New Forest. Een bevriende kolonel die zelf een oprecht christen was, heeft zijn naam onder de aandacht van een Anglicaanse predikant gebracht. Deze vroeg hem hulpprediker te worden. Een aanbod dat Ryle aanvaardde.
Van de buitenkant gezien leek zijn roeping tot het ambt niet een bijzonder geestelijke zaak. De vruchten – en daar gaat het toch om – lieten anders zien. In huiselijk opzicht is Ryle leed niet bespaard. Driemaal is hij getrouwd geweest en tweemaal weduwnaar geworden. Heel verdrietig dat zijn zoons niet bij het geloof bleven waarin zij waren opgevoed. Kerkelijk eindigde Ryle zijn loopbaan als bisschop van Liverpool. Belang­rij­ker dan een bouw van een kathedraal vond hij dat in alle districten van Liverpool het Evangelie kon worden gehoord.

De inhoud van zijn prediking
Ryle bracht het Evangelie ernstig nodig en indringend. Ik besluit met een citaat dat typerend mag heten. ‘Wanneer ik spreek over wasdom in de genade, bedoel ik op geen en­kele wijze dat het aandeel van een christen aan Christus kan groei­en. Ik be­doel niet dat hij kan groeien in de genadige aanne­ming door God. Ik be­doel niet dat hij ooit meer gerechtvaardigd kan zijn, meer verge­ven kan zijn en meer vrede met God hebben dan op het moment dat hij eerst ge­looft. Ik ben er ten diepste van over­tuigd dat de recht-vaardiging van de gelovige een volkomen werk is en dat ook de zwakste in de genade, ook al weet hij het niet en voelt hij het niet, niet minder gerechtvaardigd is dan de sterkste gelovige. Onze verkiezing, roeping en toegang tot God laten geen standen toe. Er is daarin geen afname of toename mogelijk. Ik ging liever dan de brand­stapel dan af te doen aan de waarheid dat elke gelovige in Christus volmaakt rechtvaar­dig voor God is. Wanneer ik spreek over wasdom in de genade bedoel ik slechts dat de gena­dega­ven die de Heilige Geest in ons hart gelegd heeft groeien in kracht, sterkte en intensiteit. (...) Wanneer ik van iemand zeg dat hij groeit in de genade bedoel ik heel eenvoudig dat zijn schuldbesef ver­diept, zijn geloof sterker wordt, zijn hoop helder­der, zijn liefde vuriger, zijn geeste­lijk gezind zijn meer aan de dag treedt. Zo iemand voelt meer van de kracht van de godzaligheid in zijn eigen hart. Het komt ook meer tot openbaring in zijn le­ven.’

Ian H. Murray, J. C. Ryle. Prepared to Stand Alone, Banner of Truth, Edinburgh 2016; ISBN 978-1-84871-679-7; pb. 273 pp., prijs £8,50.
Ter gelegenheid van het feit dat in 2016 tweehonderd jaar geleden was dat Ryle werd geboren, schreef Iain H. Murray, de oprichter van de uitgeverij The Banner of Truth, een nieuwe biografie over hem. Murray schrijft met grote betrokkenheid. Zonder de feiten geweld aan te doen geeft hij de boodschap van de feiten door. Dat laatste kan niet op neutrale wijze gebeuren. Het gaat Murray over om dat wij van Ryle leren belijders van Gods genade in Christus te zijn.

Andrew Atherstone, Bishop J.C. Ryle’s Autobiography. The Early Years, Banner of Truth Edinburgh 2016; hb. prijs £15,50 (ISBN 9781848716865)
Deze uitgave is een kritische editie (dat wil zeggen met aan-tekeningen) van de autobiografie van Ryle die hij in 1873 heeft gedicteerd aan zijn derde vrouw. Ryle deed dit met oog op zijn kinderen. Andrew Atherstone kreeg in 2005 het originele manus-cript onder ogen. Deze Banner uitgave is daarop gebaseerd. Ze bevat ook meerdere foto’s uit de familiealbum van Ryle die nooit eerder zijn gepubliceerd.