Al een
behoorlijk aantal jaren geleden schreef Horace D. Hummel in de serie Concordia
Commentary een uitleg over Ezechiël. Hummel heeft vele jaren exegetische
theologie gedoceerd aan Concordia Seminary in St. Louis, Missouri. Toen hij
de commentaar op Ezechiël schreef was hij al met emeritaat. In 2005 verscheen
het deel over de eerste Ezechiël 1-20 en in 2007 over Ezechiël 21-48.
Ik ben
zeer te spreken over de Concordia Commentary als geheel. Heel graag vraag ik
als is het nu heel wat jaren na hun verschijnen ook aandacht voor de delen op
Ezechiël uit de serie. Bij de boeken van de profeten maken we onderscheid
tussen grote en kleine profeten. Dat onderscheid is gebaseerd op de omvang van
hun boeken. Van de drie grote profeten is Jesaja de bekendste en wordt Ezechiël
als de moeilijkste erva-ren.
Bij
het laatste valt te denken aan de beelden die hij gebruik. Ik noem ook het feit
dat het slotvisioen (Ezechiël 40—48) voor een groot deel uit de beschrijving
van het tempelcomplex bestaat en van de offers die in de tempel moeten worden
ge-bracht. Menige Bijbellezer vraagt zich of wat het belang en de betekenis
daarvan is.
Ongetwijfeld
zijn er ook heel bekende teksten in Ezechiël te vinden waar menige preek aan is
gewijd. Ik denk aan de pro-fetie over de dorre doodsbeenderen in Ezechiël 37,
aan de beek die ontspring uit de tempel in Ezechiël 47 en aan de indringende
oproep tot bekering in Ezechiël 33. Wie Ezechiël nauwkeurig leert lezen, gaat
het belang van dit Bijbelboek als geheel zien,. zien
De
commentaar van Hummel op Ezechiël 1-20 opent met een inleiding waarin
belangrijke waarvoor het boek Ezechiël ons stelt worden beantwoord. Hummel
geeft daarin ook een uit-gebreide verantwoording van zijn wijze van uitleg.
Hij laat zien hoe wezenlijk de tweeslag oordeel en heil is voor de profetieën van Ezechiël. In de eerste helft van het boek (hs. 1-24) en ook in de profetieën tegen de volkeren (hs. 25-32) overheerst en onheil. De tweede helft van Ezechiël (hs. 33-48) is en boodschap van heil. Hummel legt terecht een heel directe relatie de tweeslag van wet en Evangelie.
Hij laat zien hoe wezenlijk de tweeslag oordeel en heil is voor de profetieën van Ezechiël. In de eerste helft van het boek (hs. 1-24) en ook in de profetieën tegen de volkeren (hs. 25-32) overheerst en onheil. De tweede helft van Ezechiël (hs. 33-48) is en boodschap van heil. Hummel legt terecht een heel directe relatie de tweeslag van wet en Evangelie.
Niet alleen lutherse maar ook gereformeerde christenen zijn overtuigd van
het belang van het existentieel verstaan van die tweeslag om echt zicht te
krijgen op de inhoud van de Schrift. Als Kerk van Nederland hebben wij trouwens
in de Heidel-bergse Catechismus een gereformeerd belijdenisgeschrift met een
onmiskenbaar lutherse kleur. Hummel wijst erop dat wie de Schrift klassiek
leest uitleg en toepassing nooit van elkaar kan losmaken. Echte uitleg vraagt
om toepassing en goede toepassing is gebaseerd op een juiste uitleg.
Van de
grote profeten stelt de Hebreeuwse tekst van Ezechiël ons voor de meeste
vragen. Evenals bij Jeremia is de tekst van Septuaginta korter dan de MT als is
het verschil minder groot dan bij Jeremia. Hummel wil in navolging van
Greenberg zoveel als mogelijk is vasthouden aan de MT zonder te ont-kennen dat
soms de Hebreeuwse tekst achter de Septuaginta de voorkeur verdient. De tekst
van Ezechiël heeft ook vele hapax legomena. Ook dan is de Septuaginta van
belang. Daar lezen we in deze oudste vertaling van het Oude Testament deze hapax
legomena zijn opgevat.
Opvallend
bij Ezechiël is de veelheid van genres waarvan hij zich bediend. In het bijzonder
kenmerkend voor Ezechiël zijn de allegorieën. Daarnaast noemt Hummel ook de
tekenhandelingen van de profeet die in zijn boek worden beschre-ven.
Kenmerkend
voor de taal van Ezechiël is het sterke accent dat valt op de HEERE Zelf. Heel
vaak lezen we de woorden: Ik de HEERE. Nergens in het Oude Testament komen we
ook zoveel de combinatie Heere HEERE tegen als in Ezechiël. De profeet zelf
wordt telkens weer als mensenkind aangesproken.
Zo wordt de kleinheid van de mens, ook van de profeet, ten opzichte van de glorie en majesteit van de HEERE onder-streept. Hummel wijst op het belang van de dateringen voor de structuur van Ezechiël. Op de datering van laatste profetie na die gaat over de ondergang van Egypte (Ez. 29:17), zijn de dateringen chronologisch geordend.
Zo wordt de kleinheid van de mens, ook van de profeet, ten opzichte van de glorie en majesteit van de HEERE onder-streept. Hummel wijst op het belang van de dateringen voor de structuur van Ezechiël. Op de datering van laatste profetie na die gaat over de ondergang van Egypte (Ez. 29:17), zijn de dateringen chronologisch geordend.
Hummel
wijst terecht op het feit dat de heerlijkheid van de HEERE in Ezechiël het
karakter heeft van een hypostase en al voorbereiding vormt op de menswording
van Jezus Christus. In het slotvisioen wordt de vorst niet in uitbundige
messiaanse kleuren getekend. Hummel wijst erop dat de vorst uit het huis van
David zoals Ezechiël daarover spreekt als stadhouder van de HEERE over Zijn volk
regeert.
Jezus
Christus vervult niet alleen de profetieën over de vorst uit het huis van David
in Ezechiël maar ook die over het ver-lossende optreden van de HEERE en Zijn
heerlijkheid. Hummel schreef een waardevol commentaar over Ezechiël. Hij geeft
een grondige uitleg met bezonnen toepassingen waarin die een sterk
christologisch karakter dragen en waarin de tweeslag van wet en Evangelie
doorklinkt.
Horace D. Hummel, Ezekiel 1-20, Concordia
Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2005), hb. xxiv +615 pp.,
prijs $54,99 (ISBN 0-7586-0315-0) en Ezekiel 21-48, Concordia Commentary
(St. Louis: Concordia Publishing House, 2007), hb. xxv + 913 pp., prijs $54,99
(ISBN 0-7586-1001-0).