Al een aantal malen bereikte mij de laatste tijd de
vraag hoe het ligt met de eerste dag van de week als rustdag. De eeuwen door
heeft de christelijke kerk haar samenkomsten op de eerste dag van de week
gehouden. Echter, hoe verhoudt zich dat met het oudtestamentische gebod om na
zes dagen van arbeid op de zevende dag van de week te rusten?
Een vragensteller had horen beweren dat de eerste
dag van de week als rustdag pas na een paar eeuwen in de kerk zou zijn
opgekomen. Constantijn de Grote, de eerste christelijke keizer van het Romeinse
rijk zou hiervoor verantwoordelijk zijn ge-weest. Zij die zo denken, menen dat
de Reformatie op een aantal punten niet radicaal genoeg zou zijn geweest.
Echter, Constantijn was de eerste christelijke
keizer van het Romeinse rijk. Hij liet als eerste wetten uitvaardigen om de
eerste dag van de week als rustdag te houden. Dat betekent echter niet dat pas
onder Constantijn de christenen de eerste dag van de week als dag van samenkomst
gingen houden.
De wortels daarvan liggen al in de apostolische
tijd. Omdat de Heere Jezus Christus op de eerste dag van de week opstond,
hadden christenen op deze dag hun onderlinge bijeenkomsten. Waar dat mogelijk
was, gingen Joodse christenen op de laatste dag van de week ook naar de
synagoge. Echter, naar mate de tijd voortging groeiden kerk en synagoge steeds
verder uiteen. De eerste dag van de week bleef als dag van samenkomst over.
In de eerste brief van Paulus aan de gemeente van
Korinthe wordt duidelijk dat de apostel van deze praktijk uitgaat. In
Openbaring 1:10 wordt de eerste dag van de week ‘’de dag van de Heere’ genoemd.
Bij de woorden ‘van de Heere’ staat in het Grieks geen zelfstandig naamwoord.
Dat is wel het geval als het om de dag van de Heere als de laatste dag gaat.
Hier staat een bijvoeglijk naamwoord. Het gaat om die dag van de week die met
de Heere Jezus Christus is verbonden en dat is de eerste dag.
Volgens het Nieuwe Testament hebben Joodse
christenen de vrijheid zich aan de mozaïsche wetgeving te houden. Christenen
uit de heidenen leidt het alleen maar af van de kern van het Evangelie,
namelijk dat Christus ons verlost van de vloek van de wet. Zowel in de brief
die hij schreef aan de gemeente van Colosse als in die aan de Galaten brengt de
apostel Paulus naar voren dat heidenchristenen die zich aan de mozaïsche
wetgeving (sabbat, oudtestamentisch cultisch jaar, spijswetten) houden,
daarmee aangeven dat zij de kracht van het Evangelie niet kennen.
Nu in onze tijd meerdere christenen voor de zevende
dag als rustdag gaan pleiten, krijgen deze brieven op dit punt een nieuwe
actualiteit. Soms wordt het argument gebruikt dat wij op deze manier
gemakkelijker ingangen bij het Joodse volk voor het Evangelie krijgen. Echter,
rabbijnen stellen dat helemaal niet op prijs dat niet-Joden de zevende dag als
rustdag houden. Dat is volgens hen een voorrecht dat alleen het Joodse volk
toekomt.
De eerste dag als dag van samenkomst heeft niet
alleen nieuwtestamentische wortels, maar wordt als zodanig ook al helemaal aan
het begin van de kerkgeschiedenis vermeld. De brieven van Ignatius van
Antiochië behoren bij de oudste chris-telijke literatuur buiten het Nieuwe Testament.
Heel nadruk-kelijk stelt Ignatius dat christenen de dag van de Heere houden en
niet de oudtestamentische sabbat.
Ook in de brief van Barnabbas, een geschrift uit de
tweede eeuw, wordt de achtste dag (dat wil zeggen de eerste dag van de week)
als dag van samenkomst genoemd. Deze brief suggereert dat het sabbatsgebod
zijn vervulling heeft ge-vonden in de eerste dag van de week als nieuwtestamen-tische
dag van samenkomst.
Bij de oudste getuigenissen van niet-christenen over
chris-tenen behoort de brief van Plinius de Jongere, stadhouder van Bithynië,
aan keizer Trajanus. Hij schreef de keizer hoe hij met christenen in zijn
provincie omging. Hij meldde daarbij onder andere dat christenen nog vóór de
zon was opgegaan op de eerste dag van de week samenkwamen en in hun
samen-komsten liederen ter ere van Christus als God zongen.
Het is een volstrekte vertekening van de feiten als
de eerste dag van de week als rustdag als een feitelijk heidense vinding van
Constantijn zou zijn. Dat Constantijn wetgeving ter bevordering van de
zondagsrust invoerde, betekent niet dat pas onder zijn regering christenen op
de eerste dag van de week samenkwamen. Dat hadden zij al vanaf het begin
gedaan.
Aanvankelijk moesten de samenkomsten vóór
zonsopgang en na zonsondergang plaats vinden. Vele van de eerste christe-nen
waren slaven en moesten overdag werken voor hun meesters. Waar christenen een
groot deel van de bevolking gingen vormen, werd het mogelijk de eerste dag van
de week ook als rustdag te gaan houden. Die ontwikkeling heeft Constantijn de
Grote door middel van wetgeving bevorderd.
Voor heidenen werd deze ontwikkeling acceptabel
gemaakt, omdat Constantijn suggereerde dat de God van de Bijbel feitelijk
dezelfde was als de zonnegod. Op staatkundig gebied kon Constantijn zo het
monotheïsme bevorderen zonder dat heidenen direct aan de God van de christenen
behoefden te denken. Dat elke week weer de eerste dag van de week een rustdag
was, was wel typisch christelijk.
Ik ga voorbij aan de vraag hoe diep geworteld het
christelijke geloof bij Constantijn was. Daar wordt door historici ver-schillend
over geoordeeld. Als keizer moest en wilde Con-stantijn wel met de realiteit
rekenen dat slechts een minder-heid van zijn onderdanen bij de christelijke kerk
behoorde.
Zeker is dat de christelijke kerk van zijn dagen
Constantijn dankbaar was voor het feit dat die dag die zij al eeuwen lang
kenden als dag van samenkomst nu ook een rustdag voor de maatschappij werd. Zo
werd bevorderd dat iedereen die tot de christelijke kerk behoorde, de
samenkomsten op de eerste dag van de week kon bezoeken.
In onze tijd zien we de omgekeerde ontwikkeling. De
overheid kan niet bepalen welke dag van de week voor christenen een bijzonder
karakter heeft. Dat is en blijft de eerste dag. Door zondagswetgeving af te
breken maakt zij het christenen wel moeilijker om deze dag voor de Heere en
Zijn dienst vrij te houden.
Een aparte vraag is hoe nauw de relatie is tussen de
eerste dag van de week als nieuwtestamentische dag van samen-komst en de
oudtestamentische sabbat. Moet de nieuwtesta-mentische dag van samenkomst wel
als rustdag worden gehouden? Het Oude Testament laat ons zien dat een dag van samenkomst
altijd een rustdag behoort te zijn. Dat principe blijft onder de nieuwe
bedeling staan.
Wie meent dat onder de nieuwe bedeling de zevende
dag de rustdag is, zou de rustdag op zaterdag moeten houden, maar de
samenkomsten van de gemeente toch op de eerste dag van de week moeten beleggen.
Verbonden met de herdenking van de opstanding van de Heere Jezus horen die
zondermeer op de eerste dag van de week als de dag van de Heere. Feitelijk kom
je dan bij twee rustdagen uit. Dat is niet erg praktisch en ook bijbels
moeilijk te gronden. Het feit dat de kerk de eeuwen door de eerste dag van de
week als rustdag heeft gehouden, is dan ook helemaal in de lijn van de bijbelse
gegevens.
De Reformatoren legden echter geen nauwe relatie
tussen het rusten als ordening vanuit de schepping en de eerste dag van de
week. Onder de nieuwe bedeling betekende dit rusten naar hun overtuiging
allereerst dat wij alle dagen van ons leven van onze boze werken moeten rusten.
Luther en vooral Calvijn hebben om praktische redenen zondagsheiliging bepleit.
In zijn commentaar op Genesis slaat Calvijn overigens tonen aan die al
aanleiding geven om de eerste dag van de week als rustdag met de scheppingsorde
te verbinden.
In het gereformeerde protestantisme heeft deze lijn
zich na Calvijn verder doorgezet. Dat zien wij in het bijzonder, maar zeker
niet uitsluitend, in het puritanisme. Op de Dordtse synode worden in antwoord
103 de woorden ‘op de sabbat’ ingevoegd. In de oorspronkelijke uitgave stond
enkel dat men op de rustdag naarstig tot Gods gemeente moet komen.
Van groot belang is te beseffen dat men bij de
sabbat niet aan de zevende, maar de eerste dag van de week dacht. De eerste dag
van de week is als de dag van de Heere de nieuw-testamentische sabbat. De
Engelse puriteinen en de Schotse gereformeerden hadden bezwaren tegen de
benaming ‘zondag’ voor de eerste dag van de week. Zij spraken over Lord’s Day
of (Christian) Sabbath. Dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Als het
gaat om een twintigste-eeuwse prediker denk ik bijvoorbeeld aan Martyn Lloyd
Jones. Bij Schotse kerkgebouwen pleegt vermeld te staan dat er diensten zijn op
de sabbat. Dan gaat het echt niet om de zevende dag van de week, maar
zondermeer om de eerste dag.
Naast diensten op de sabbat is er in behoudende gemeenten
altijd ook een wekelijkse doordeweekse samenkomst. Het ontbreken daarvan wordt
als een bewijs van geestelijk verval gezien en een symptoom dat er in de
bewuste gemeente niet veel meer is dan wat wij zondagschristendom noemen. Dit
is even terzijde. Hier zien we een aanwijzing dat er ook in de gereformeerde
gezindte veel zondagschristendom in de negatieve zin van het woord is.
Laten wij wel ernst maken met het heiligen van de
eerste dag van de week als dag van samenkomst en rustdag. De boodschap die wij
in de samenkomsten van de gemeente horen is altijd ook een appèl om alle dagen
van ons leven van onze boze werken te rusten.
Wie dat doet, ziet uit naar de grote dag des Heeren.
Naar de rust die er overblijft voor het volk van God. In het nieuwe Jeruzalem
zal er geen wekelijkse rustdag meer zijn. Als het nieuwe Jeruzalem neerdaalt
uit de hemel, vangt de eeuwige sabbat aan. Ongestoord wordt dan de lof bezongen
van die Heere Die ons Gode gekocht heeft met Zijn bloed.
Bij uitgeverij De Groot Goudriaan verscheen al weer
een aantal jaren geleden het boekje van Bruce Ray Laat ons de rustdag wijden.
Deze Amerikaanse predikant geeft een brede bijbelse fundering van de eerste dag
van de week als rustdag. Tweedehands is dit boekje ongetwijfeld nog te krijgen.
Voor hen die redelijk Engels lezen noem ik On the First day of the week:
God, the Christian and the Sabbath. Dit is een uitgave van Day One en de
auteur is Iain D. Campbell.