In de
door Zondervan onder redactie van Andreas J. Kösten-berger uitgegeven serie Biblical
Theology of the New Testa-ment verscheen een zeer uitgebreid deel over het Evangelie
naar Markus van de hand van David E.
Garland, hoogleraar ‘Christian Scriptures’ aan het George W. Truett Theological
Seminary; een seminarie dat deel uitmaakt van Baylor University. A Theology
of Mark’s Gospel bestaat uit twee delen.
In het
eerste hoofdstuk van het eerste deel wordt uitgebreid ingegaan op
inleidingsvragen, terwijl het tweede hoofdstuk een literaire en theologische
lezing biedt van het Evangelie naar Markus. In de twaalf hoofdstukken van het
tweede deel passe-ren de belangrijke thema’s van de theologie van Markus de
revue.
Aansluitend
bij het getuigenis van de vroegste traditie gaat Garland ervan uit dat Markus
een veelheid van niet aan elkaar gerelateerde vertellingen van Petrus tot een
coherent geheel heeft omgevormd. Daarbij blijken bepaalde theologische
ge-zichtspunten fundamenteel te zijn geweest.
Zelf ga ik ervan uit dat de vertellingen waarschijnlijk al in het stadium van de mondelinge overlevering een bepaalde orde hebben gekregen, maar met Garland meen ik dat er geen reden is te betwijfelen dat Markus de spreekbuis van Petrus en was dat zijn Evangelie zo een apostolisch stempel heeft gekregen. Garland zoekt de oorsprong van het Evangelie naar Markus in Rome maar gaat het er wel vanuit dat het van meet af aan niet slechts voor de christenen in Rome was bedoeld.
Zelf ga ik ervan uit dat de vertellingen waarschijnlijk al in het stadium van de mondelinge overlevering een bepaalde orde hebben gekregen, maar met Garland meen ik dat er geen reden is te betwijfelen dat Markus de spreekbuis van Petrus en was dat zijn Evangelie zo een apostolisch stempel heeft gekregen. Garland zoekt de oorsprong van het Evangelie naar Markus in Rome maar gaat het er wel vanuit dat het van meet af aan niet slechts voor de christenen in Rome was bedoeld.
Al
heel vroeg is het Evangelie naar Markus overschaduwd door de andere Evangeliën.
In de Vroege Kerk meende men dat Markus het Evangelie naar Mattheüs had verkort
en weinig aan dat Evangelie had toegevoegd. Vanuit de overtuiging dat Markus
het oudste Evangelie is, ontstond vanaf de negen-tiende eeuw een hernieuwde
academische belangstelling voor het Evangelie naar Markus. In navolging van
vele anderen laat Garland overtuigend zien dat hoewel het Evangelie naar
Markus het kortste van de drie synoptische Evangeliën is, het toch een eigen
accent heeft en echt iets toevoegt aan de twee andere.
Garland
verdeelt het Evangelie naar Markus in drie delen: 1:1-8:21; 8:22-10:52;
11:1-16:8. Zelf geef ik er de voorkeur aan om wat Garland als het tweede en
derde deel ziet samen te nemen. De belijdenis van Petrus dat Jezus de Christus
is, is echt het keerpunt van het Evangelie naar Markus. Wie dat aanvaardt, ziet
dat het Evangelie in twee delen van ongeveer gelijke grootte uiteenvalt.
Terecht
wijst Garland erop dat de aanduiding ‘Zoon van God’ een centrale betekenis in
het Evangelie naar Markus heeft, ook al komt die aanduiding maar weinig voor.
We vinden deze helemaal aan het begin van het Evangelie als typering van de
inhoud ervan. Met Garland ga ik ervan uit dat ‘het begin van het evangelie’
(Mark. 1:1) niet slaat op de eerste hoofdstukken van Markus, maar op het gehele
Evangelie. Het vervolg is de verkondiging van de apostelen na Christus’
opstanding; een vervolg dat nog voortduurt.
De
aanduiding Zoon van God is voor Markus de primaire categorie om de identiteit
van Jezus te verstaan. Bij Jezus’ dood aan het kruis belijdt de heidense
hoofdman Hem met deze aanduiding. Het is de eerste keer dat wij in het
Evangelie naar Markus in positieve zin deze belijdenis op de lippen van een
mens vinden. Daarin is de hoofdman een model. De lezer of hoorder van het
Evangelie naar Markus dient zich daarin met hem te identificeren.
In
overeenstemming met de consensus in de nieuwtestamen-tische wetenschap wijst
Garland op de tweede helft van Jesaja als achtergrond van de uitdrukking
‘evangelie’. Dat is des te duidelijker omdat het daar ook voorkomt en samenhangt
met de uitdrukking ‘uw God regeert/is Koning’ (Jes. 52:7).
Garland had in dit verband nog kunnen vermelden dat de Sep-tuaginta hier een futurum heeft. Het gaat over Gods toekom-stige heerschappij. Deze wordt gerealiseerd met de verschij-ning van Christus op aarde. Daarbij neemt Markus zijn uit-gangspunt in de doop van Jezus in de Jordaan.
Garland had in dit verband nog kunnen vermelden dat de Sep-tuaginta hier een futurum heeft. Het gaat over Gods toekom-stige heerschappij. Deze wordt gerealiseerd met de verschij-ning van Christus op aarde. Daarbij neemt Markus zijn uit-gangspunt in de doop van Jezus in de Jordaan.
Garland
ontkent dat wij in het Evangelie naar Markus een adoptianistische theologie
hebben. Bij Zijn dood in de Jordaan Jezus wordt niet tot Zoon van God
aangenomen, maar de Vader bevestigt aan Hem wie Hij werkelijk is. Een
geheimenis dat ook aan drietal discipelen bekend wordt gemaakt bij de
verheerlijking op de berg.
Ook het feit dat Jezus God als Abba of Vader aanspreekt, wijst op Zijn unieke relatie tot God. Explicieter dan Garland doet, zou ik willen onderstrepen dat ook op deze wijze, al is het indirect, de pre-existentie van Jezus als Zoon van God naar voren komt.
Ook het feit dat Jezus God als Abba of Vader aanspreekt, wijst op Zijn unieke relatie tot God. Explicieter dan Garland doet, zou ik willen onderstrepen dat ook op deze wijze, al is het indirect, de pre-existentie van Jezus als Zoon van God naar voren komt.
Bijzonder
mooi en naar mijn mening ook overtuigend laat Garland zien hoe centraal de verzoenende
betekenis van Jezus’ kruisdood in het Evangelie naar Markus is. In dat licht
plaatst hij ook de reiniging van de tempel. Jezus legt feitelijk de offerdienst
stil. Zijn dood en opstanding betekenen dat de tempel haar functie verliest.
Het
kruis en niet de tempel wordt de plaats waar God en mens elkaar ontmoeten.
Wellicht is, zo zou ik willen voorstellen, nog beter om te zeggen dat deze
ontmoeting bij de Gekruisigde plaatsvindt. Daarmee doen wij recht aan het feit
hoezeer kruis en opstanding ook bij Markus een eenheid vormen.
Met de
overgrote meerderheid van de nieuwtestamentische wetenschap gaat Garland uit
van het korte slot van Markus. Zelf reken ik toch met de echtheid van het lange
slot. Wellicht is Markus hier niet langer de spreekbuis van Petrus, maar geeft
hij op grond van andere informatie een aantal ver-schijningen weer. Van de
belangrijke handschriften missen alleen de Sinaiticus en de Vaticanus een slot.
Nu zijn dat niet de minste, maar het is toch niet zonder betekenis dat de
Alexandrinus wel het lange slot heeft.
Gaan
wij uit van het lange slot van Markus, dan begint het Evangelie naar Markus met
de doop van Jezus en eindigt het met het bevel het evangelie te verkondigen en
degenen die daaraan gehoor geven te dopen. Hoe dan ook is duidelijk dat wie het
Evangelie naar Markus met het lange slot las of hoorde, door dit verband werd
getroffen.
Uiteraard
komt in de studie van Markus naar voren hoe belangrijk het thema discipelschap
bij Markus is. Het woord ‘discipel’ wordt bij Markus alleen voor de kring van
twaalf gebruikt. Echter, zij zijn representatief voor allen die Jezus leren
volgen; ook in de toekomst. Bij Markus valt op hoezeer het falen van de
discipelen aandacht krijgt.
Het
Evangelie van Markus is bedoeld om wat de twaalf voor de opstandig nog zo
slecht verstonden, te leren verstaan. Het is niet de bedoeling dat de lezer of
hoorder van het Evangelie naar Markus vanuit de hoogte op de twaalf neerziet,
maar hun falen en misverstaan wordt verhaald, opdat de lezer of hoorder ervoor
bewaard blijft.
Garland
schreef een prachtige en zeer uitputtende studie over het Evangelie naar
Markus. Geen aspect blijft onbelicht. Het is een studie die ik heel hartelijk
ter lezing kan aanbevelen.
David E. Garland, A Theology of Mark’s Gospel: Good
News about Jesus the Messiah, the Son of God, Biblical Theology of the New
Testament (Grand Rapids: Zondervan, 2015) 651 pp., prijs $44,99 (ISBN 9780310270881)