dinsdag 27 februari 2018

Een mooi commentaar op 1 Samuel


In de serie Concordia Commentary schreef Andrew E. Stein, hoogleraar Oude Testament en Hebreeuws aan Concordia University Chicago, het deel over 1 Samuël. Hij bereidt het deel over 2 Samuël voor. Het deel op 1 Samuël bevat een inleiding op de beide boeken. Uiteraard wijst Steinmann erop dat we de tweedeling tussen 1 en 2 Samuël pas in de Sep-tuaginta vin­den. Ongedeeld is Samuël één van omvangrijkste boeken van het Oude Testament. Daarin staan drie personen centraal: Samuël de laatste richter, Saul de eerste koning en David de tweede en grootste koning van Israël.
Steinmann wijst erop dat de anonieme schrijver van de boeken van Samuël historische bronnen gebruikte. Sommige beston-den wellicht alleen in mondelinge vorm, maar ongetwijfeld zijn er ook schriftelijke bronnen door de auteur gebruikt. Zijn uitgangspunt is wel dat tenzij expliciet naar een bron wordt verwezen, het beste is om de vertellingen als geheel te lezen en niet speculeren over gereconstrueerde bronnen.
Eén van de vragen die door de vertellingen van Samuël wordt opgeroepen is hoe David in contact kwam met Saul. Wijst het feit dat volgens 1 Samuël 16 David als musicus aan het hof van Saul kwam en volgens 2 Samuël 17 door het feit dat hij bereid was de strijd met Goliath aan te gaan, niet op twee verschillende, elkaar tegensprekende bronnen. Steinmann meent van niet. Hij gaat ervan uit dat David aanvankelijk een van de vele wapendragers van Saul werd. Kennelijk was hij thuis als de strijd met de Filistijnen ontbreekt en pas na zijn overwinning op Goliath is Saul echt geïnteresseerd om precies te weten uit welke familie David komt.
Steinmann ontkent niet dat de theologische accenten van het boek Deuteronomium een grote plaats hebben in de boeken van Jozua tot en met Koningen. Zijn bezwaar is dat met een beroep daarop nog al eens de betrouwbaarheid van deze boeken als historische bron wordt ge­kleineerd. In samen­hang daarmee pleegt men de boeken Jozua, Richteren en Samuël dan laat te dateren. De inhoud van de aanduidingen ‘tot op deze dag’ maken echter een vroegere datering aan­nemelijk. Het voor­stel van Steinmann is om de boeken van Samuël enige gene­raties na Salomo te dateren. Hij noemt in verband met de datering ook de defectieve schrijf­wijze van de naam David. Die sluit een datering van na de ballingschap uit.
Als het gaat om de boeken van Samuël is niet in de laatste plaats de vraag hoe wij de persoon van David moeten zien. Walter Bruggeman ziet Saul als het slachtoffer van Gods ondoor­grondelijke keuze voor David. Steinmann voelt terecht veel meer voor de zienswijze van Paul Borgman die stelt dat David een complex persoon is maar wel een persoon die de morele imperatieven verstaat van de wereld die hij bewoont en een persoon die zich verheugt over Gods genade en barm-hartigheid. Trekken die Saul mist. De juiste kanttekening die Steinmann bij Borgman plaatst, is dat geen menselijke per-sonen de vertellingen van Samuël samen­binden maar JHWH Zelf. Hij is de uiteindelijke hoofd­persoon van de boeken van Samuël is.
Vanaf de Nathans profetie van 2 Samuël 7 wordt de komende Messias met David verbonden. Aansluitend bij Luther kiest Steinmann ervoor om 2 Sam. 7:19 te lezen als ‘dit is de wijze van doen van de man’ en dan bij ‘man’ aan komende Messias te denken. Hij weet wel dat de meeste commentatoren bij ‘man’ aan de mensheid denken en daarom 2 Sam. 7:19 verstaan als een verbond of charter ten behoeve van de mens-heid. Zijn bezwaar is dat deze zienswijze onverenigbaar is met de parallelle plaats in 1 Kron. 17:17. Niet onwaarschijnlijk is dat David daar als de meeste verheven mens wordt gezien of als de voorafschaduwing ervan, zoals Luther stelde.
Steinmann wijst erop dat de tekst van Samuël ons voor meer tekstkritische problemen stelt dan welk ander boek ook van het Oude Testament. De zienswijze van de auteur is om van geval tot geval te bekijken welke tekst de voorkeur verdient: de MT, de LXX of een rol uit Qumran die nog weer een andere lezing heeft. In 1 Sam. 14:41 vindt Steinmann een voorbeeld dat de langere lezing van de LXX de voorkeur heeft boven de MT.
In het algemeen ben ik zeer enthousiast over de Concordia Commentary. Dat geldt ook van dit deel. Deze reeks is bruik-baar zowel voor hen die nauwelijks Hebreeuws beheersen en biedt dan vooral in theologisch opzicht veel. Vanwege de zeer uitvoerige rubriek ‘Textual Notes’ die aan elke passage voorafgaat die wordt becommentarieerd, is ze ook zeer hand-zaam voor hen die meer over de Hebreeuwse tekst willen weten. 
Tenslotte noem ik de excursen. In het deel over 1 Samuël vinden we leerzame excursen over polygamie in het Oude Testament, de pro­feet Samuël in de Schrift, de urim en de tumim en over Luthers kijk op de persoon en betekenis van de profeet Samuël.

Andrew E. Stein, 1 Samuel, Concordia Commentary (St. Louis: Concordia Publishing House, 2016), harcover 636 pp., $54,99 (ISBN 9780758606945)

zaterdag 24 februari 2018

Voorbereiding op de ambtelijke bediening

Inleiding
Allan Herman die zowel in Schotland als in zijn geboorteland Australië als oudtesta­men­ticus aan theologische seminaries heeft les gegeven, scheef een buitengewoon leerzaam boekje over de voorbereiding op het ambt van dienaar van het Woord. Verschillende zaken komen aan de orde zoals de roeping tot het ambt, de theologische opleiding en het metterdaad aan-vangen van het ambtelijke werk.

De roeping tot het ambt
1.  Allereerst brengt Harman naar voren dat alleen zij die door een levend geloof met Christus verenigd zijn, door God innerlijk tot het ambt van dienaar van het Woord geroepen worden. Harman stelt terecht dat zij die zich de vraag stellen of zij wellicht tot dienaar van het Woord worden geroepen, zichzelf met betrekking tot de vol-gende zaken moeten onder­zoeken:
2.  Vervult het mij met passie dat de Bijbel het Woord van God is?
3.  Is mijn diepste begeerte Christus aan verloren zondaren te verkondingen?
4.  Voel ik mij gedrongen prediker van het Evangelie te zijn?
5.  Heb ik de intellectuele capaciteiten om te studeren als voorbereiding op het ambt van dienaar van het Woord en als ik in dat ambt sta?
6.  Ben ik in staat om in het openbaar te spreken?
7.  Kan ik gemakkelijk met mensen van verschillende leeftijden en achtergronden omgaan?
8.  Ben ik in staat met anderen samen te werken?
9.  Heb ik capaciteiten om leiding te geven?
Het moet zo zijn dat deze zaken ook anderen opvallen. Harman stelt dat wij ons niet mogen voorbereiden op het ambt als de leiding van de plaatselijke gemeente waartoe wij beho-ren ernstige twijfels heeft. Als het goed is, zijn we ook niet bevreesd om mensen die ons wat beter kennen om hun oor-deel te vragen. Ben je getrouwd, dan is van groot belang dat je vrouw van harte achter de beslissing staat je voor te bereiden op het ambt van dienaar van het Woord.

Studie die voorafgaat aan de theologische opleiding
Harman stelt dat het cruciaal is dat wij opwassen in de genade en kennis van de Heere Jezus Christus. Getrouw en biddend de Schrift bestuderen is dan wel heel essentieel. Hij raadt aan om de gehele Bijbel eenmaal per jaar door te lezen. Wie dienen zeer goed thuis te raken in het Woord van God. 
Nog voordat wij een theologische opleiding gaan bezoeken dienen we breed belezen te zijn in goede boeken die vanuit een besliste Bijbelse over­tuiging zijn geschre­ven. Het is goed daarbij het advies van anderen te vragen. We moeten ons bepaald niet beperken tot eigentijdse schrijvers. Van belang is al in een heel vroeg stadium een bibliotheek te gaan opbou-wen.
Harman wijst erop dat het van belang is in een vroeg stadium in allerlei opzichten taal­vaardigheid te vermeerderen. Daar-naast noemt hij het beluisteren en lezen van goede preken zowel naar inhoud als vorm en dat van predikers uit het heden en het verleden.

De keuze van een theologische opleiding
In de Engelssprekende wereld is er veel en veel meer keuze in theologische opleiding dan in Nederland. Harman geeft aan-wijzingen waarop moet worden gelet bij het volgen van een theologische opleiding. Deze adviezen sluiten niet tot nauwe-lijks aan bij de Neder­landse situatie. Bij ons valt of weinig of niets te kiezen. Dat neemt niet weg dat voor iedereen van belang is en blijft aan welke criteria een theologische opleiding behoort te vol­doen. Is er geen opleiding waarvoor dat geldt, dan moet dat als een noodsituatie wor­den gezien.
Harman acht de keuze voor de juiste opleiding zeer belangrijk. Op de een of andere wijze zal een theologische opleiding ons vormen zowel bewust als onbewust. Dan is het wel essentieel dat de inhoud van de colleges de toetst van de Schrift en de leer van Gods genade kan door­staan. Hij raadt aan voordat men voor een bepaalde theologische oplei­ding kiest zich gron-dig van het karakter ervan op de hoogte te stellen en ook na te gaan wat de grondslag is.
Naast een Bijbelse en confessionele grondslag is het van belang ervan verzekerd te zijn dat de theologische opleiding die men kiest niet alleen van niveau is maar ook gericht is op de opleiding van dienaren van het Woord. Het eerste kan het geval zijn, terwijl voor het tweede weinig aandacht is. 
Een student die kiest voor een theologische opleiding die niet aan een bepaald kerkverband is verbonden, moet beseffen dat het kerkverband waartoe hij behoort aanvullende opleidings-eisen kan stellen ook al heeft men een volledige theologische opleiding voltooid.
Wie deze criteria naast de Nederlandse theologische opleiding legt, moeten constateren dat in Nederland er niet een theo-logische opleiding is die hier helemaal aan beantwoord. De PTHU weer­spiegelt de theologische pluriformiteit van de PKN en er zijn nauwelijks docenten die zich verbonden weten met de gereformeerde belijdenis. 
In Kampen en Apeldoorn is de situatie anders. Echter, terwijl vroeger beiden instellingen gereformeerd in de zin van de belij-denis konden worden genoemd, is dat nu niet meer over de gehele linie het geval. Het geldt wel voor individuele docenten of hoogleraren.
In Kampen en Apeldoorn is men in brede zin van het woord ge-reformeerd maar de belijde­nis is niet zonder meer norm. Het is goed dat studenten beseffen dat gereformeerd niet zonder voorbehoud vanuit de belijdenis wordt gevuld. 
Er is grote openheid naar nieuwere opvattingen over herme-neutiek waarin het gezag van de Schrift wordt gerelativeerd. Dan klinken er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken wel veel meer tegenstemmen dan in de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. 
Zowel in Kampen als in Apeldoorn is is er ruimte voor en ook innerlijke verbonden­heid met theologische opvat­tingen die bepaald niet gereformeerd zijn in de zin van de belijdenis. Ik denk aan de theologie van Karl Barth, Tom Wright, Stanly Hauwerwas en anderen met een ander kijk op bijvoorbeeld de ernst van de eeuwigheid, het gezag van de Schrift en de historische realiteit van de zondeval, visie op het huwelijk enz. dan verwoordt in de gereformeerde belijdenis. 
Voor Kampen geldt dat wel meer dan voor Apeldoorn, maar het verschil is gradueel. Dat staat niet los van het feit dat de Gereformeerde Kerken Vrij­ge­maakt en zij het in veel mindere mate de Christelijke Gereformeerde Kerken toegroeien naar de brede middenstroom van de PKN. Iets wat binnen de PKN zelf voor de Gerefor­meerde Bond geldt. 
Binnen het Hersteld Hervormd Seminarie is geen ruimte voor geluiden strijdig met het volstrekt gezag van de Schrift en voor geluiden die niet sporen met de gereformeerde belijdenis. Het Hersteld Hervormd Seminarie verzorgt voor haar studenten veertig procent van de opleiding. 
Bij de andere zestig procent moeten studenten erop voorbereid zijn op geluiden die helaas ver afstaan van de Schrift en de gereformeerde belijdenis. Dat geldt niet zozeer vakken als Hebreeuws of Grieks, maar wel bijvoorbeeld inleiding Oude en Nieuwe Testament, oecumenica en missiologie.

Het begin van het predikantschap
Na de theologische opleiding aan de orde te hebben gesteld gaat Harman in op het beginnend predikantschap. Hij wijst erop om gebruik te maken van de vaardigheden die bij een theologische opleiding zijn verkregen. In het bijzonder noemt hij kennis van de brontalen. Het is ook zaak die kennis op peil te houden. 
Bij het ambtelijke werk kunnen er heel plotseling zaken op een predikant afkomen. Dat doet niets af van het belang van goede planning. Dat geldt niet in de laatste plaats met betrekking tot het voorbereiden van preken. Harman pleit ervoor lang van te voren na te denken over de keuze van teksten en eventueel al wat aantekeningen te maken die later veel grondiger kunnen worden uitge­werkt.
Een predikant moet leren op goede wijze met verschillen van inzicht om te gaan. Door onverstandig gedrag kan klein ver-schil tot een controverse uitgroeien die heel de gemeente in beroering brengt. Tenslotte wijst Harman er jonge predikanten op te blijven lezen los van het voorbereiden van preken om zo zelf ook geestelijk gevoed te worden en fris te blijven.

Appendices
Harman geeft ook een korte opsomming van een aantal titels die te maken hebben met predikantschap en de voorbereiding erop. Dan volgen er nog een viertal appendices. In de eerste worden een aantal boeken opgesomd die een eerste oriëntatie bieden op de verschillende disciplines binnen de theologie. 
De tweede is een korte handleiding voor he voorbereiden van preken. De derde komt uit Spurgeons Pastorale adviezen en gaat over de zelfwaakzaamheid die een predikant moet beoe-fenen. De laatste is van Benjamin B. Warfield en heeft als onderwerp het geestelijke leven van theologiestudenten.
Het boekje van Harman is een must voor theologiestudenten en voor iedereen die overweegt theologie te gaan studeren.


N.a.v. Allan Harman, Preparation for the Ministry (Edinburgh: The Banner of Truth, 2015) paperback 117 pp., £5,25 (ISBN 9781848716230)

zaterdag 17 februari 2018

Christ Alone

In The 5 Solas series: What the Reformers Taught… and Why It Still Matters published by Zondervan Stephen Wellum wrote on Christ alone. Wellum focuses on the exclusive identity of Christ and the sufficiency of his work. He shows that without the first we can never maintain the latter. The exclusive identity of Christ was not a point of dispute between Rome and the Reformers in the sixteenth century. Both adhered in it their Christology to the New Testament message as confessed in the creeds of the Early Church.
Today, however we cannot get to the work of Christ before first confronting the loss of sense of his exclusive identity. Orthodox Christology is rooted in the conception that God has really revealed himself and that the Scripture is his Word. The church today needs to defend the Trinity and the authoritative Scrip-ture as absolutely necessary. To have the power to proclaim Christ alone, we must submit to the Scripture as the living voice of the living God to know Christ true identity.
With regard to the sufficiency of the work of Christ the ways of Rome and the Reformation parted. Rome always speaks about Christ in connection with the church as the extension of Christ’s incarnation. In her sacramental theology Rome makes clear that the church itself has a mediating role between God and the sinner. Actually Rome denies the sufficiency of the work of Christ.
Wellum shows the rich meaning of the work of Christ as revealed in the New Testament. He rightly states that apart from viewing Christ’s work as our penal substitute none of the biblical data make sense. In the light of the work of Christ as our penal substitute we get the right view on other aspects of his work as his victory of the devil and the renewing and transforming nature of our union with Christ in his death and resurrection.
The author emphasizes that it is necessary for the church to confess and proclaim Christ alone, because Christ alone in his person and work can do what is necessary to redeem us. He writes that to capture the heartbeat of the Reformation con-fession of solus Christus one can do no better than to meditate deeply on the words of John Calvin: ‘We see that our whole salvation and all its parts are comprehended in Christ. We should therefore take care not to derive the least portion of it from anywhere else.’ (Institutes II, xvi, 19).
Christ Alone is a spiritually rich book. Is does full justice to the biblical data of Christ’s person and work. It is a work that com-bines in a very good way biblical theology, historical theology and systematic theology and in this way a stimulus for medi-tation and devotion centered on Christ and his work. I heartily recommend it.

Stephen Wellum, Christ Alone – The Uniqueness of Jesus as Savior, The 5 Solas series: What the Reformers Taught… and Why It Still Matters (Grand Rapids: Zondervan, 2017), paperback 341 pp., $21,99 (ISBN 9780310515746)

donderdag 15 februari 2018

From Creation to New Creation

G.K. Beale is renowned not only for his really excellent commentary on Revelation but also for his studies on the relationship between the New Testament and the Old Testament; for example how the New Testament uses the Old Testament. The writings of Beale are characterized by a keen insight in the importance of salvation history in understanding the Word of God.
Sixteen scholars contribute to an illuminating festschrift in his honor. This festschrift with the From Creation to New Creation. Biblical Theology and Exegesis reveals the immense appreciation that Beale has garnered among scholars and exegetes of several kinds. The two editors of the festschrift were both a teaching assistant of Beale.
I highlight three essays. Daniel I. Block reassess the evidence for Eden as a temple. He thinks it is much better to say that the temple-building accounts as being built on a platform of creation theology instead of the reverse. As a sort of axis mundi, the temple was a divinely revealed and authorized means whereby God in heaven could continue to communicate with men, even after the relationship had been ruptured through human rebellion.
The combination of features derived from the heavenly temple and the original earthly paradise symbolized the LORD’s grace in response to sin. The incarnation, death and resurrection of Jesus Christ rendered superfluous the temple’s role as the link between the fallen world and the heavenly court. The move-ment away from the temple as the locus of divine presence to Jesus Christ climaxes in the vision of a restored cosmos in the book of Revelation.
In his essay ‘The Power and the Glory: The rendering of Psalm 110:1 in Mark 14:62’ Richard Bauckham demonstrates that the use of ‘the Power’ in Mark 14:62 to protect the divine trans-cendence from anthropomorphism is consistent with ways of speaking of God that are well evidenced in the traditions of Jesus’ sayings elsewhere in the Gospels. Bauckham points among other to he use of the divine passive in the sayings of Jesus. This undergirds the authenticity of Mark 14:62.
In ‘From Creation to New Creation: King, Human Viceregency , and Kingdom’ Christopher A. Beetham offers a sketch of the entire biblical epic. He shows the theme of creation is inextricable interwoven with that of divine kingship and human viceregency. The divine program to renew creation is nothing less than the reassertion of rightful divine rule through restored human viceregency over the usurped kingdom of the world.
I think this is right but would that when we restrict ourselves to this aspect of revelation we overemphasize the kingly charac-ter of man as the image of God at the expense of the priestly element it also has. Man is created to have fellowship with God. When we value the relationship between the paradise and the sanctuary we understand that man’s highest privilege was not to be a viceregent over a creation but to be a son of God. Human viceregency is grounded in sonship.
To do justice to this element of the biblical message we must not only be aware of the importance of salvation history but also of application of salvation. Perhaps, there is a weakness with this respect also in the writings of Beale himself. But it remains true we can learn of lot of this gifted scholar and also of his students, friends and colleagues who contributed to his festschrift.

Daniel M. Gurtner and Bejamin L. Gladd (ed.), From Creation to New Creation. Biblical Theology and Exegesis (Peabody: Hendrickson Publishers, 2013), hardcover 339 pp., $49.95 (ISBN 9781598568370)