donderdag 13 juni 2013

Kerk en belijdenis (3) - Waar vinden we de Kerk?

Waar vinden wij de kerk?
De kerk is allereerst het wereldwijde en het de eeuwen omspan-nende lichaam van Christus. Levende leden van de kerk zijn zij die gewassen zijn door Christus’ bloed en vernieuwd zijn door Zijn Heilige Geest. Zowel de reiniging door Christus’ bloed als de vernieuwing door de Heilige Geest hebben de leden van Christus’ kerk dagelijks nodig. In deze zin wordt ook in artikel 27 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis over de kerk gesproken. Naar haar zichtbare gestalte wordt de kerk daar gevonden waar in een plaatselijke gemeente als openbaring van het wereldwijde lichaam van Christus het Woord recht wordt bediend.
Wezenlijk voor de rechte bediening van het Woord is dat het gezag van het Woord zelf niet ter discussie staat. Uitgaande van dat gezag wordt dan over God gesproken Die als de Drie-enige God de God is van volkomen zaligheid. Er wordt dan getuigd van verzoening met God door het geloof in Christus’ bloed, van de rechtvaar­di­ging door het geloof alleen en van de vernieuwing door de Heilige Geest die daaraan onlosmakelijk is verbonden. Dan wordt duidelijk dat de gelovigen in dit leven de klacht over eigen onvolkomenheid nooit te boven komen. De slotsom zal zijn dat zalig worden van het begin tot het einde genade is.
Wanneer we stellen dat de kenmerken van de ware kerk aller-eerst de rechte bediening van het Woord en de sacramenten zijn, laat dat zien dat het ware kerk-zijn allereerst, hoewel niet uitsluitend, een zaak is van de plaatselijke gemeente. Dat maakt in Nederland het onderscheid tussen hervormd en afgescheiden relatief. Dat geldt temeer omdat in de Hervormde Kerk sinds de invoering van de kerkorde van 1951 de mogelijkheid is opge-nomen om zich binnen de structuur van de bovenplaatselijke kerk op plaatselijk niveau af te scheiden. Ik denk dan concreet aan de vorming van deelgemeenten.
In de negentiende eeuw heeft Groen van Prinsterer (1801-1876) een onderscheid gemaakt tussen de Hervormde Kerk als gees­te­lijke grootheid en als genootschap. Voor hem behoorden de Afgescheidenen bij de Her­vormde Kerk als geestelijke grootheid, al hadden zij de Hervormde Kerk als genootschap, naar zijn en ook mijn overtuiging, voortijdig verlaten. De reden dat Groen de Afgescheidenen als leden van de Hervormde Kerk als geestelijke grootheid kon zien, was omdat zij de belijdenis van de Hervormde Kerk liefhadden.
Een afgescheiden gemeente waar het Woord wordt gevonden is een openbaring van het lichaam van Christus, een hervormde gemeente waar dat niet het geval is, is dat niet. Vanuit die laatste overtuiging hebben hervormden die de belijdenis van de Hervormde Kerk lief­had­den vanaf de negentiende eeuw het bestaan van evangelisaties naast de plaatselijke hervormde gemeente gerechtvaardigd. Als ik het iets voorzichtiger zeg: wij mogen de plaatselijke ge­meente waartoe wij behoren pas verlaten, als de boodschap dermate onhelder is dat wij het niet voor Gods aangezicht kunnen verantwoorden ons daaronder te scharen of anderen daartoe op te wekken.
Met de vorming van de PKN in 2004 is er kerkelijk een nieuwe situatie ontstaan. Rechtsgang maakte duidelijk dat de PKN als juridische opvolger van onder andere de Hervormde Kerk werd herkend, al moet worden opgemerkt dat het met het oog op het ontstaan van de PKN door de Hervormde synode opgesteld rapport Om de eenheid en de heelheid van de kerk bij de overwegingen van de rechter een belangrijke plaats heeft gehad. In confessioneel opzicht heeft de (Hersteld) Hervormde Kerk de Nederlandse Hervormde Kerk voortgezet.
Tege­lij­ker­tijd moeten we zeggen dat er veel verloren is gegaan dat in ieder geval op dezelfde manier niet meer terugkomt. Men zou kunnen zeggen dat het samengaan van de Nederlandse Her­vormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland mogelijk werd, omdat de Neder­landse Hervormde Kerk geen volkskerk meer was en wilde zijn en de Gereformeerde Kerken in Nederland niet meer vasthielden aan de gereformeerde belijdenis.
Heel ingrijpend is dat de PKN als het gaat om homoseksualiteit in een niet onbelangrijke mate meegaat met de seculiere moraal. De mogelijkheid homoseksuele relaties te zegenen die met de vorming van de PKN een feit werd, is niet alleen strijdig met het getuigenis van de Schrift, maar ook met wat zowel de gerefor-meerde als de lutherse belijdenis aangaande het huwelijk getuigen.  
De reden om (hersteld) hervormd te zijn is niet de situatie of geestelijke rijkdom van de (Hersteld) Hervormde Kerk, maar haar belijdenis. De (Hersteld) Hervormd Kerk is een zeer gebroken vorm van de oorspronkelijke Hervormde Kerk. De verbrokkeling van de kerk en secularisatie van de samenleving behoren wij als nood te ervaren. Er is geen reden tot kerkelijke zelfgenoeg-zaaamheid. Er is alle reden God aan te roepen of Hij in ook in kerkelijk opzicht in de eenentwintigste eeuw wonderen wil doen. 
Zeker is dat wij in een volstrekt geseculariseerd land leven. Hoedemaker en anderen met hem konden in de negentiende eeuw over Nederland spreken als een gedoopte natie. Dat is aan het begin van de eenentwintigste eeuw niet meer het geval. In de negentiende eeuw kon Hoedemaker ervan uitgaan dat Jan Rap en zijn maat nog bij de kerk behoorden of een band met de kerk hadden. Ook dat is - op hier en daar in dorpen na - verleden tijd. Wij moeten hopen op een opwekking en reveil en daarbij een reveil waarbij echt uit stenen, kinderen van Abraham worden gemaakt.
Hoe dan ook blijft staan dat dat de kerk is waar het Woord recht wordt bediend. Dat laat zien waar de prioriteiten moeten liggen. Om een levend lid van Christus’ kerk te worden is het nodig dat wij de rechte bediening van het Woord horen. Het geloof is immers uit het gehoor. Dat moet ook ons richtsnoer zijn, als wij degenen die buitenstaan naar een concrete plaatselijke ge­meente verwijzen.
Met de anglicaanse bisschop J.C. Ryle zeg ik dat ik nergens uit de Schrift kan afleiden dat wij of anderen ons onder een prediking mogen begeven waarin aan de essentie van de bijbelse bood-schap afbreuk wordt gedaan. Ryle kon in dit verband zeggen dat hij liever zag dat iemand onder de dissenters (afgescheidenen) werd behouden dan in de Anglicaanse kerk verloren gaat.
Opnieuw herhaal ik dat voor mij de gereformeerde belijdenis de diepste expressie van de bijbelse boodschap is. Tegelijkertijd kan ik mij verblijden als in baptistische kerken het Evan­gelie wordt gehoord. Met Bunyan, Spurgeon, Philpot en hun geestelijke nazaten weet ik mij hartelijk verbonden, al blijft het verschil in visie op het verbond met betrekking tot kin­deren geboren uit christen-ouders en daarmee een verschillende visie op de waarde en be­te­kenis van de kinderdoop.
Ik noemde al mijn verbondenheid met de anglicaanse bisschop Ryle. Ook namen van andere anglicanen kunnen hier worden genoemd. Ik denk aan John Newton en Henry Venn. Historisch gezien is de Anglicaanse Kerk qua belijdenis een gereformeerde kerk, al heeft zij in haar vorm van kerkregering vastgehouden aan de erfenis die vanuit de Middel­eeuwen tot haar kwam
Ik noem ook lutherse kerken. Ik kan daar helaas, binnen de Evangelisch Lutherse Kerk in Neder­land die in 2004 opging in de PKN, niets van ontdekken, maar in de Lutheran Church van de Missouri Synod in Amerika ligt dat anders. Dat geldt ook voor lutheranen in Scan­di­navië. Ik kan mij zelfs verblijden als ik binnen Rome christenen ontmoet die geestelijk zonen en dochters zijn van Augustinus en Pascal, maar met Guido de Brès meen ik wel hen tenslotte ertoe te moeten oproepen de gemeenschap met Rome te verlaten en zich te voegen bij een gemeente waar het gezag van het Woord staat boven het gezag van de kerk.
Dat klemt des te meer omdat ik met de opstellers van de Heidelbergse Catechismus van overtuiging ben dat de mis in de grond der zaak een vervloekte afgoderij is. Het gevoelen en de beleving van hen die eraan deelnemen is hier niet bepalend, die kunnen zeer oprecht zijn. Bepalend is echter de leer van de transsubstantiatie die aan de elementen van brood en wijn eer toekent die alleen toekomt aan Christus zittend aan de rechter-hand van God.
Met een zinspeling op een uitspraak van de negentiende-eeuwse Schotse theoloog John Duncan (1796-1870) be­lijd ik dat ik allereerst katholiek ben. Ik belijd en geloof de Drie-enige God en dat met Augustinus als de God van volkomen zaligheid. Vervolgens ben ik gere­for­meerd. Ik belijd dat het Schriftgezag principieel boven het gezag van de kerk staat en dat rechtvaar-diging en heiliging onderscheiden moeten worden maar niet gescheiden. Een mens is enkel rechtvaardig voor God door het bloed van Christus, maar dan ook volkomen recht­vaardig al is hij slechts zeer ten dele heilig).
Ik ben vervolgens een voorstander van de doop niet alleen aan de gelovi­gen maar ook aan hun zaad. De gereformeerde verbonds-leer met betrekking tot het zaad van de gelovigen is ook mijn leer. In de doop gaat het niet allereerst om onze keuze maar om de beloften Gods die in Christus Jezus ja en amen zijn. Ten slotte ben ik een voor-stander van de presbyteriaanse vorm van kerkregering.
Aan de zichtbare een­heid van de kerk moet ook op boven-plaatselijk niveau gestalte worden gegeven. Juist hier heeft mijn liefde tot de Her­vormde Kerk als planting Gods in Nederland een plaats. Vanuit de eenheid in belijdenis behoren wij te staan naar kerkelijke eenheid. Nooit moeten wij vergeten dat de volmaakte kerk hier op aarde niet wordt gevonden.
Terugkomend op de volgorde: christen, gereformeerd, voor-stander van de kinderdoop en aan­hanger van de presbyteriaanse vorm van kerkregering: met John Duncan kan ik deze volgorde echter nooit omkeren. Dat is onkatholiek en ongereformeerd. Met de Apostolische Geloofs­belijdenis belijd ik van ganser harte met al de heiligen: ‘Ik geloof een heilige, katholieke, christelijke kerk.’


Slot

De zin van een belijdenis is dat zij een spreekregel van de kerk is en de grenzen van het kerk-zijn afbakent. Zij is ook bedoeld om voor kerken in haar plaatselijke gestalte een akkoord of overeen-stemming te zijn van gemeenschappelijk belijden naar de wereld. Dat is de functie van de gereformeerde belijdenis. Niet verkeerd is het als kerken van ver­schillende belijdenis een federatie aan-gaan.
Dat moet dan wel zijn, omdat men één is in de kijk op het gezag van de Schrift en het verstaan van de Schrift aangaande de betekenis van de Drie-eenheid, de verzoening door Christus’ bloed, de rechtvaardiging en de vernieuwing door de Heilige Geest. Met name naar de overheid toe kan in deze tijd een federatie van kerken, hoe los die ook is, van belang zijn, om duidelijk te maken dat men één is in de kijk op het huwelijk als inzetting van God. Juist hier moet in onze tijd de kerk in de richting van de overheid en de politiek een duidelijk geluid laten horen.
Mijn diepe bede is dat de kerk van Christus in haar zichtbare gestalte in Nederland en in Europa vasthoudt aan het evangelie van de Heere Jezus Christus dat ons spreekt van ver­ge­ving van zonden én vernieuwing van het leven. De volmaakte eenheid, ook in zichtbare vorm, zal hier op aarde niet worden gevonden. Laten we echter bidden met een algemene stem om vrede voor Jeruzalem en zo het goede voor elkaar en voor Gods kerk zoeken.
Laten wij ons­zelf onderzoeken of wij van de kerk van Christus een levend lid zijn. Dan weten we van Adam en ons aller verlorenheid en van Christus en de gelukzaligheid van allen die Hem door een waar geloof zijn ingeplant. Laten wij tenslotte vurig uitzien naar de wederkomst van Christus. Dan zal de volmaakte eenheid in Gods kerk worden gevonden. Zij zal van alle vlekken en rimpels verlost worden.
Alle disharmonie tussen Gods kinderen zal dan ver­dwe­nen zijn. De verschillen tussen Augustinus, Bernard van Clair-vaux, Luther, Calvijn, Voetius, Pascal, Brakel, Owen, Bunyan, Ryle, De Cock, Kohlbrugge, Spurgeon, Philpot enz. en al hun geestelijke zonen en dochters zullen dan voorgoed verleden tijd zijn, omdat God alles zal zijn in allen.