zaterdag 13 september 2014

Een Bijbelse visie op hermeneutiek

Gerard Maier Biblical Hermeneutics, Engelse vertaling Robert Yarbrough, Crossway Books, Wheaton, Illinois 1994; ISBN 0-89107-767-7; pb. 526 pp.; price $39,--
Het gaat om de Engelse versie van een boek dat oor­spronkelijk in het Duits verscheen. Deze studie laat ons onder andere zien dat niet alle Duitse bijbelwetenschappers bijbelkritisch zijn. Maiers boek gaat niet over in de eerste plaats over de regels van de Schriftuitleg (al komen ook die ter sprake vooral als het gaat om de betekenis van de genres met betrekking tot de Schriftuitleg). Het geeft geen brede bespreking van uitleg van genres enz.  
Vooral de uitgangs­pun­ten die aan de uitleg van de Schrift ten grondslag liggen worden aan de orde gesteld. Maier komt op voor een speciale bijbelse hermeneutiek. Als het geïnspireerde Woord van God is de Schrift volstrekt uniek. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet daaraan recht doen. De exegeet als subject dient zich naar de Bijbel als object te richten en niet omgekeerd.
Maier wenst in het spoor te gaan van de Reformatie en het Duitse piëtisme. Met Bengel zegt hij dat wie de Schrift wil verstaan, zich helemaal aan de Schrift dient toe te vertrouwen en zich door de gehele Schrift dient te la­ten stempelen. We leren de Schrift ver-staan in de omgang ermee. Het ontbreken van de nadruk op de concrete om­gang met de Schrift vindt Maier de zwakte bij meerdere Amerikaanse fundamen­talisten. Daarbij wijst hij er overigens terecht op dat het fundamentalisme een veelkleurig verschijnsel is. Wat hem aan de fundamentalisten verbindt, is dat zij het gezag van de Schrift over de ge­he­le linie serieus wensen te nemen.
De historisch-kritische wijze van exegetiseren wijst Maier van de hand. Hij bestrijdt dat het mo­gelijk is op een gelovige wijze van de historisch-kritische methode gebruik te maken. Een visie die helaas ook binnen de gereformeerde gezindte ingang vindt. Wie recht doet aan de Bijbel als de openbaring van God kan daar niet kritisch tegenover. Maier wijst in dit verband onder andere op het door Troeltsch geformuleerde principe van analogie waarmee wonderen uit­gesloten worden omdat die analogieloos zijn. Wat de Bijbel als historie meedeelt, dienen we als historie te aanvaarden.
De openbaring dient over de gebruikte methode te heersen en niet de methode over de openbaring. Maier bestrijdt in dat ver-band dat de evangeliën slechts verkondiging en geen biografie of geschiedschrijving zouden zijn. Zij zijn het beiden. De verkondi-ging is onlosmakelijk verbonden met historische feiten. De ver-kondiging verandert van karakter als men dat ontkent.
Maier brengt onder de aandacht dat in onze tijd de kritiek op de Schrift zich nog meer richt op de ethiek die de Schrift voorstaat dan op de betrouwbaarheid van wat zij als historie meedeelt. Met een beroep op beginselen die boven de Schrift uitgaan en daarmee het concrete gezag van de Schrift ontkrachten, wordt bijvoorbeeld een van de Bijbel afwijkende visie op seksualiteit gepropageerd.
Maier bestrijdt dat de Schrift niet anders dan met in de instelling van de na de Verlichting kan worden gelezen. Met nadruk komt hij op voor de betekenis van de zogenaamde pre-kritische exegese. Wie de Schrift werkelijk wil verstaan, moet haar lezen in gemeen-schap met de kerk van alle eeuwen. Maier wenst terecht de Schrift op dezelfde wijze te lezen als de kerk tot aan de Verlichting heeft gedaan.
De Verlichting heeft sterk de aandacht gevraagd voor het his­to­rische karakter van de Schrift. Daarmee kunnen we onze winst doen, als we ons maar niet mee laten voeren door de visie dat een tekst uit het verleden nooit rechtstreeks relevant voor het heden kan zijn.
Sinds de Verlichting is er ook meer dan daarvoor oog voor de diversiteit van het Schriftgetuigenis. Ook dat mag verdisconteerd worden, mits wij de diversiteit maar vanuit de eenheid van het Schriftgetuigenis verstaan. Op deze wijze wil Maier aan de ene kant recht doen aan nieuwere exegetische inzichten en anderzijds laten zien dat de openbaring over de methode dient te heersen.
De wijze van Schriftuitleg die Maier voorstaat, noemt hij de bijbels-historische methode. Men spreekt ook wel van de gram-maticaal-historische methode. Het woord 'historisch' wijst erop dat wij om teksten te verstaan moeten kijken naar de context en achtergrond waarbinnen zij voor het eerst hebben geklonken en zijn gesproken. Voorafgaand daaraan dient reeds het de be­tekenis van zinswendingen, uitdrukkingen enz. maar het literaire genre van een tekst zijn vastgesteld. Een derde fase van de exegese is dat de boodschap van een tekstgedeelte wordt vast-gesteld.
Van groot belang voor de exegese acht Maier terecht het zicht op het heils­histo­rische karakter van de bijbelse openbaring. Daarmee houdt verband dat er in de open­baring sprake is van een voort-gang vooral van de oude naar de nieuwe bedeling.
Nadrukkelijk pleit Maier ervoor om de toepassing niet los te maken van de uitleg. Bij wer­ke­lijke uitleg behoort toepassing en een goede toepassing komt uit de uitleg van een Schrift­gedeelte voor. Het uiteengaan van uitleg en toepassing is een van de wrange vruchten van de Verlichting. Juist omdat de Schrift een objectief is, kunnen ook niet (ware)-gelovigen de Schrift verstaan en is tussen hen en gelovigen een gesprek mogelijk over de inhoud van de Schrift.
Om de diepste zin van de Schrift te verstaan hebben we echter de verlichting van ons verstand door de Heilige Geest nodig. Dit besef is met de Verlichting uit de officiële theologische weten-schap zo goed als verdwenen. Echte bestudering van de Schrif-ten is er nooit zonder gebed en ook niet zonder beproeving en aanvechting. Dat verbindt de Schriftuitlegger van nu met gene-raties van Schriftuitleggers van aan hen voorafgaande eeuwen. Het boek van Maier is een uitermate waardevol boek vooral voor predikanten en studenten in de theologie.