Niet
ten onrechte wordt Jesaja 53 als het hoogtepunt van de oud-testamentische Godsopenbaring
getypeerd met betrekking tot het plaatsvervangend lijden van de Messias. In het
boek Handelingen lezen we hoe de kamerling in het lezen van de boekrol van
Jesaja aan dit hoofdstuk was toegekomen, wanneer Filippus zich bij hem voegt.
Op de vraag over wie de profeet spreekt, antwoordt Filip-pus door hem Jezus als
de Christus te verkondigen.
Als
het gaat om vanuit het Oude Testament - of om bij het spraakgebruik van het Nieuwe
Testament aan te sluiten van uit Mozes en de profeten - aan Joden te betuigen
dat Jezus de Christus zullen we uiteraard naar dit hoofdstuk verwijzen. Als men
bereid is een gesprek aan te gaan, zal duidelijk worden dat dit beroep niet
wordt geaccepteerd.
In
de Targoem Jonathan (de Aramese vertaling van de Profeten daterend uit
waarschijnlijk de derde eeuw na Chr.) wordt Jesaja 53 weliswaar op de Messias
betrokken, maar dan wel zo dat dit slechts de teksten geldt waar van de overwinning
en zegepraal wordt gesproken. Er waren echter ook andere geluiden. Vanuit het
besef dat een rechtvaardige kon lijden voor anderen, zijn er ook binnen het
rabbinale Jodendom teksten bewaard waarbij Jesaja 53 op het lijden van de
Messias wordt betrokken.
Juist
die teksten bieden een aanknopingspunt voor een gesprek. Vanaf de
Middeleeuwen, waarbij in het bijzonder de Schriftuitleg-ger Rasji moet worden
genoemd, is echter de breed aanvaarde uitleg binnen het Jodendom dat Jesaja 53
op het lijden van het Joodse volk slaat dat dan tot zegen is voor de volkeren.
Bij
Kregel Academic verscheen een mooie studie over de lijdende knecht des HEEREN
in zowel de Joodse als christelijke theologie. Met meerdere argumenten wordt
aangetoond dat de knecht des HEEREN niet met Israël zelf kan worden gelijk
gesteld. Dat geldt reeds in Jesaja 42. Hij is er ten behoeve van het volk (Jes.
42:6).
Het
gebruikte Hebreeuwse woord am slaat in de tweede helft van Jesaja altijd
op het volk Israël. Als in Jes. 53:8 over de overtreding van mijn volk wordt
gesproken, zijn dan ook niet de heidenen Het zogenaamde vierde lied van de
knecht des HEEREN (Jes. 52:11-53:12) bestaat uit vijf strofen.
In
de middelste strofe wordt heel duidelijk de plaatsvervangende verzoening
bezongen. Ik kan lezing van de studie over Jesaja 53 onder redactie van
Darrell. L. Bock en Mitch Glaser hartelijk aanbevelen. Het geeft handvatten
hoe in een getuigend gesprek met Joden Jesaja 53 aan de orde kan worden
gesteld.
Darrell
L. Bock en Mitch Glaser (red.), The Gospel According to Isaiah 53: Encountering
the Suffering Servant in Jewish and Christian Theology, Kregel Academic,
Grand Rapids, Michigan 2013; ISBN 978-0-8254-2593-6; pb.334 pp., prijs $27,99