donderdag 10 maart 2016

Uit de memoires van Thomas Halyburton

Halyburton was een Schotse godgeleerde die leefde van 1664 tot 1712. Hij heeft meerdere geschriften nagelaten; onder andere een autobiografie waarin hij vertelt hoe de Heere hem trok uit de duisternis tot zijn wonderbare licht. Met het lezen van zogenaamde bekerings­geschiedenissen moeten wij naar mijn overtuiging een zekere voorzichtigheid betrachten.
Als wij willen weten hoe God mensen bekeert, moeten wij niet naar bekeringsgeschiedenissen grijpen, maar naar het Woord van God en smeken om de leiding van Gods Heilige Geest. Zalig zijn wij als wij met de psalmist mogen belijden: ‘Ik roem in God, ’k prijs ’t onfeilbaar Woord, ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord.’ Om de Schrift beter te verstaan dienen wij biddend aan bijbelstudie te doen. De verklaring van Matthew Henry kan daarbij een goed hulp-middel zijn.
Om zicht te krijgen op de bijbelse boodschap kan ik ook boeken van meditatieve aard har­telijk aanbevelen. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de preken van Wulfert Floor en van Ryle, aan boeken als Gebeds-gestalten van ds. F. Bakker, aan De droefheid naar God van prof. G. Wisse en aan De viervoudige staat van Thomas Boston. 
Aan het lezen van bekerings­ge­schie­denissen kleeft het grote gevaar dat wij de weg van een ander als model voor onszelf gaan zien, terwijl de Heere met elk van Zijn kinderen een eigen weg gaat. Dat bezwaar kleeft dubbel aan tal van bekeringsgeschie-denissen die sinds de negentiende eeuw in Nederland zijn ver-schenen en waarin het geestelijke leven meer dan eens op een wijze is verwoord, die vanuit de Schrift zo geen correctie dan in ieder geval toelichting hoeft.
Vaak heeft het lezen van bekeringsgeschiedenissen mensen die geestelijke vragen hadden meer verward dan dat zij daardoor tot meer licht kwamen. Daarmee ontzeg ik bekerings­geschiedenissen, of zoals zulke boeken ook wel genoemd worden, geestelijke auto-biografieën niet alle waarde. 
Wie werken van zulke aard wil lezen, raad ik dan wel de geestelijke autobiografieën van groten uit de kerkgeschiedenis aan. Dan denk ik aan de Belijdenissen van Augustinus, aan Genade overvloeiende voor de voornaamste der zondaren van John Bunyan en aan de Memoires van de Schotse theoloog Thomas Halyburton.
Deze werken zijn trouwens méér dan bekeringsgeschiedenissen. Dan geldt wel het meest voor de Belijdenissen van Augustinus. De genoemde werken zijn welbewust geschreven om anderen zicht te geven op de boodschap van de Schriften. Uit de Memoires van Thomas Halyburton wil ik  het een en ander doorgeven. 
Halyburton vertelt daarin onder andere dat hij ergens in januari 1698 geroepen werd uit de duisternis tot Gods licht en met het zaligmakende geloof werd begiftigd. De exacte dag of datum kon hij niet aangeven, maar de gevolgen van deze overgang uit Adam in Christus waren voor hem zeer duidelijk merkbaar.
Halyburton vertelt dat hij altijd voor uitwendige zonden bewaard was gebleven. Als jongeman had hij wel een zware strijd gehad met deïstische en atheïstische gedachten. Kon het bestaan van God, zo vroeg hij zich af, wel bewezen worden en was de Bijbel wel het boek waarin God Zichzelf had geopenbaard? Deze ge-dachten mochten echter weer wijken. 
Voorafgaande aan zijn roeping uit de duisternis tot het licht had hij ook meer dan eens diepe overtuigingen van zonden gehad. Die dreven hem er dan toe uit de Bijbel te lezen, te bidden enz. Soms had hij hoop dat de Heere hem genadig zou zijn. Deze hoop was echter gebaseerd op eigen inspanningen en niet op het werk van Christus.
Hoewel hij leerstellig wist dat de zaligheid alleen in Christus was te vinden, was de bevin­delijke doorleving van deze werkelijkheid aan hem onbekend. Totdat de Heere hem trok uit de duisternis tot Zijn wonderbare licht heeft Halyburton naar eigen getuigenis de zalig-heid in zichzelf gezocht. 
Halyburton vertelt dat hij sinds die tijd uit het geloof in Christus leerde leven en alleen tot Hem de toevlucht nam om zo recht-vaardig voor God te zijn. Tegelijkertijd voelde hij vanaf die tijd de begeerte om God te verheerlijken.
De kennis van zonde kreeg van nu aan ook een ander karakter. Tot dan toe was zij gestempeld door vrees voor de toekomende toorn. Nu was de oorsprong ervan het verdriet dat hij nog zo wei­nig aan de Heere gelijkvormig was. De kennis van zonde kreeg door het gelovig zien op Christus en Zijn lijden het karakter van droefheid naar God. 
Bij stukjes en beetjes leerde Halyburton de betekenis van zijn geestelijke ervaringen verstaan en mocht hij ze plaatsen in het licht van het Woord van God. Hij mocht gaan verstaan dat Christus hem gegeven was tot wijsheid van God, rechtvaardigheid, heiligmaking en verlossing.
Ik geef tenslotte in Halyburtons eigen woorden weer hoe hij de roeping uit de duisternis tot het licht ervoer: ‘Het eerste merkbare effect van deze genadige ontdekking van de Heere zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard, was een hartelijk toestemmen van Gods weg in het zalig maken van zondaren door Jezus Christus tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade en dit is de waarachtige bijbelse visie op het rechtvaardigende geloof. 
Dit beantwoordt namelijk niet alleen aan de bijbelse omschrijvingen van het geloof zoals ‘Hem omhelzen, komen tot Hem, zien op Hem, vertrouwen op Hem, geloven in Hem, maar het geeft Hem ook alle lof.
Ik vond mijn ziel geheel verzadigd in deze ontdekkingen waarin mij een weg van behoud werd getoond die volkomen beantwoordde aan de behoeften van een arme, schuldige, veroordeelde zondaar die zichzelf te grond had gericht en op geen enkele andere wijze kon worden gered. 
Wanneer ik daarna last had van bestrijdingen en aanvechtingen, verwierp ik alle andere middelen van behoud, zelfs als ik op dat moment de troost van deze weg miste, en met de discipelen beleed ik: ‘Tot wie zullen wij heengaan?! Gij hebt de woorden des eeu-wigen levens.’
Nieuwe ontdekkingen van de heerlijkheid van deze weg door een straal van nieuw licht, wat ook mijn benauwdheid daarvoor was, verwekten een kalmte, beant­woordden de aanklachten en gaven mij vrijmoedigheid in de toegang tot God. Het volgende waar-neembare effect van de genoemde genadige ontdekking was dat mijn hoogste bedoelen werd om God te verheerlijken.’