Hoe moeten we beoordelen dat dat met een
beroep op het feit dat polygamie onder de oude bedeling wordt goedgekeurd,
homoseksuele relaties aanvaardbaar worden geacht? Volgens deze zienswijze kunnen
homoseksuele relaties nog wel als zonde worden gezien, maar of deze zonde
iemand buiten de hemel houdt, wordt in het midden gelaten. Polygamie is immers ook
niet in overeenstemming met Gods scheppings-orde en toch heeft dat Abraham en
Jacob niet buiten Gods koninkrijk gehouden.
Zo’n beroep verraadt geestelijke
onkunde. Onkunde met betrekking tot de inhoud van de Schrift en het feit dat er
een voortgang in openbaring is van de oude naar de nieuwe bedeling. De Schrift
is volstrekt duidelijk als het gaat om de ernst van homoseksueel gedrag.
Evenals overspel is het een zonde die een mens buiten Gods koninkrijk als hij
die zonde niet voor God belijdt en ermee breekt.
Ik noem slechts 1 Korinthe 6:9-10: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.
Verdediging van homoseksuele relaties met een beroep op polygamie getuigt ook van onkunde van de kerkgeschiedenis. Al vroeg in de geschiedenis van de kerk in haar nieuwtestamentische vorm is de vraag naar polygamie in relatie tot homoseksueel gedrag gesteld en beantwoord.
Ik noem slechts 1 Korinthe 6:9-10: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaardigen het koninkrijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.
Verdediging van homoseksuele relaties met een beroep op polygamie getuigt ook van onkunde van de kerkgeschiedenis. Al vroeg in de geschiedenis van de kerk in haar nieuwtestamentische vorm is de vraag naar polygamie in relatie tot homoseksueel gedrag gesteld en beantwoord.
Vanuit Gods goede schepping is het
huwelijk tussen één man en één vrouw norm. We spreken terecht van een
scheppings-ordening. Na de zondeval kwam polygamie voor het eerst onder de
nakomelingen van Kaïn voor. Echter, ook van de drie aartsvaders Abraham, Izak
en Jacob, had alleen Izak een monogaam huwelijk. Daarin liet Izak zien dat hij
in dit opzicht in positieve zin geen kind was van zijn tijd zoals zijn vader
Abraham en niet alleen zijn zoon Ezau, maar ook zijn zoon Jacob.
Door de HEERE is onder de oude bedeling
polygamie getolereerd. Als David overspel heeft gepleegd met Bathseba, een
getrouwde vrouw, zegt Nathan zelfs in naam van de HEERE tot hem: ‘Ik heb u het
huis van uw heer gegeven (Saul; PdV), en de vrouwen van uw heer erbij in uw
schoot. Ja, Ik heb u het huis van Israël en Juda geven. En als dat te weinig
was ge-weest, zou Ik u nog wel meer gegeven hebben.' (2 Samuel 12:13).
In het Oude Testament wordt Salomo niet
verweten dat hij meer vrouwen had, maar wel dat het getal van vrouwen dat hij
genomen had wel heel hoog was. Daarmee overtrad hij de koningswet
(Deuteronomium 17:17). Evanuitgaande dat Salomo het boek Prediker op
oudere leeftijd schreef hebben trouwens kerkvaders, hervormers en puriteinen
als een impliciete schuldbelijdenis over zijn zondige gedrag en wel heel
weelderige levensstijl gezien. Daarom zagen zij geen reden aan de zaligheid van
Salomo te twijfelen.
Al was onder de oude bedeling polygamie
getolereerd, in de praktijk leefde het overgrote deel van het volk Israël
mono-gaam. Alleen de rijkeren konden zich meer vrouwen permitteren. Ook laat
het Oude Testament ons wel telkens de schaduwzijden ervan zien. Denk aan de
problemen in de huisgezinnen van geschiedenis van Abraham, Jacob en Elkana.
In de wetten van Mozes kwalijke zijden
van polygamie worden ingeperkt. Een man moet de oudste zoon van zijn eerste
vrouw het eerstgeboorterecht schenken en niet de oudste zoon van de vrouw van
wie hij het meest houdt. (Deuteronomium 21:15-17). Hij mag seksuele gemeenschap
ook niet beperken tot de vrouw van zijn voorkeur. Elk van de vrouwen die hij
trouwt, heeft recht op seksuele gemeenschap. (Exodus. 21:10).
In het Nieuwe Testament wordt
uitdrukkelijk de scheppingsorde norm en ook eis. Onder de nieuwtestamentische
bedeling kan in een overgangssituatie polygamie nog altijd getolereerd worden.
In onze tijd kan dat concreet worden gemaakt naar aan een moslim met vier
vrouwen die tot bekering komt. Dan is het niet de bedoeling dat hij drie van
zijn vier vrouwen wegstuurt. Ook in een overgangssituatie kan echter zo iemand
geen ambtsdrager zijn (1 Timotheüs 3:2).
Voor hen die als christen opgroeien of
ongetrouwd tot bekering komen, geldt in een samenleving waar polygamie
mogelijk is, de scheppingsorde van het huwelijk tussen één man en één vrouw.
Echter, zowel onder de oude als de nieuwe bedeling is homoseksueel gedrag
zondig. Het is zelfs een gruwelijke zonde. Dat wordt om jet Oude Testament niet
alle zonden gezegd. Een gruwelijk zonde is een zonde die een mens buiten Gods
koninkrijk houdt.
Als het gaat om de verschillen tussen de
oude en de nieuwe bedeling sprak reeds de eerste kerkvader Irenaüs sprak al de
goddelijke opvoedkunde. Het volk van God was heilshistorisch onder de oude
bedeling op weg naar de volwassenheid. Die fase is onder de nieuwe bedeling
bereikt.
Uitgaande van dit beginsel verklaart de
kerkvader Augustinus waarom onder de oude bedeling polygamie wel geoorloofd
was, maar onder de nieuwe bedeling niet. ‘De rechtvaardigheid is niet
veranderlijk, maar de tijden die de rechtvaardigheid regeert, verlopen niet
gelijk.’ (Belijdenissen III, vii, 13).
Homoseksueel gedrag van welke vorm ook (stabiele homoseksuele relaties niet uitgezonderd) heeft God in alle tijden afgekeurd. Het is namelijk een zonde die tegen de natuur, dat wil zeggen tegen Gods scheppingsorde is. Deze zonde is strijdig met het gegeven dat seksualiteit een zaak hoort te zijn tussen man en vrouw.
Homoseksueel gedrag van welke vorm ook (stabiele homoseksuele relaties niet uitgezonderd) heeft God in alle tijden afgekeurd. Het is namelijk een zonde die tegen de natuur, dat wil zeggen tegen Gods scheppingsorde is. Deze zonde is strijdig met het gegeven dat seksualiteit een zaak hoort te zijn tussen man en vrouw.
De Schrift zelf is niet onduidelijk over
homoseksueel gedrag en homoseksuele relaties. Ook de Vroege Kerk dacht en sprak
op dit punt met één stem. Niet anders dan in onze tijd kwam homoseksueel gedrag
in de oudheid in allerlei vormen voor. Van pure promiscuïteit tot stabiele
homoseksuele relaties die eindigden als één van de partners. Het argument dat
de laatste acceptabel zouden zijn, omdat er sprake is van trouw is vreemd aan
de Schrift. Nergens verbindt de Schrift trouw met wat zij uitdrukkelijk zonde
noemt. Aan zondig gedrag moet men niet trouw blijven, maar daarmee moet men
breken.
Augustinus schrijft: ‘Is het soms ooit of ergens onrechtmatig God
lief te hebben met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw
verstand en uw naaste als uzelf. Daarom zijn schanddaden die tegen de natuur
zijn, overal en altijd verfoeilijk en strafwaardig, zoals die van de inwoners
van Sodom. En als alle volken die begingen dan zouden ze in dezelfde staat van
beschuldiging worden gesteld door de goddelijke wet die de mensen niet zo heeft
gemaakt dat zij op die manier met elkaar omgaan. Immers de gemeenschap zelf die
wij met God moeten hebben, wordt geschonden, wanneer de natuur waarvan Hij de
Schepper is, door tegennatuurlijke lusten wordt bezoedeld.’ (Belijdenissen
III, viii, 15).
Ook mag nooit met een beroep op
neigingen als hoogmoed en hebzucht gedaan worden alsof homoseksuele gevoelens
niet zondig zijn. Van al die gevoelens geldt dat zij strijden met het
goede beeld van God waarin en waarnaar wij geschapen zijn. Zulke zondige gevoelens
(en dat geldt ook voor homoseksuele gevoelens) houden ons echter niet uit het
koninkrijk van God als wij ziende op Christus er door de kracht van Zijn Geest
tegen strijden.
Heel vertroostend is dan dat gedeelte uit antwoord 56 van de Heidelbergse Catechismus waar wordt verwoord dat de vergeving van zonden ook onze zondige aard betreft waartegen wij ons leven lang strijden. Het is eerste is waar en het tweede. Vergeving van zonde leidt altijd tot breken met de zonden en strijd tegen onze zondige aard en zondige gevoelens.
Heel vertroostend is dan dat gedeelte uit antwoord 56 van de Heidelbergse Catechismus waar wordt verwoord dat de vergeving van zonden ook onze zondige aard betreft waartegen wij ons leven lang strijden. Het is eerste is waar en het tweede. Vergeving van zonde leidt altijd tot breken met de zonden en strijd tegen onze zondige aard en zondige gevoelens.
Hoe moeten we het zien dat ambtsdragers en opinieleiders met een beroep op
de polygamie van Salomo of met een beroep op het feit dat hoogmoed en hebzucht
ook zonden zijn, homoseksuele gevoelens niet als zonde zien en niet duidelijk
aangeven dat ook een stabiele homoseksuele relatie iemand uit het koninkrijk
van God houdt? Het antwoord is eenvoudig.
Hier gelden de woorden van Paulus en daarmee van de Heilige Geest: ‘En ik roep u ertoe op broeders, acht te nemen/op te passen voor hen die onenigheden teweeg brengen en struikelblokken opwerpen tegen de leer/het onder-wijs dat u van ons hebt geleerd, en keer u van hen af.’ (Romeinen 16:17). Waakt en bidt opdat u niet door wie dan ook in verzoeking wordt gebracht af te wijken van God in Zijn Woord tot ons zegt.
Hier gelden de woorden van Paulus en daarmee van de Heilige Geest: ‘En ik roep u ertoe op broeders, acht te nemen/op te passen voor hen die onenigheden teweeg brengen en struikelblokken opwerpen tegen de leer/het onder-wijs dat u van ons hebt geleerd, en keer u van hen af.’ (Romeinen 16:17). Waakt en bidt opdat u niet door wie dan ook in verzoeking wordt gebracht af te wijken van God in Zijn Woord tot ons zegt.
Van levensbelang in de diepste zin van het woord is dat de kerk zonde
noemen wat de Schrift zonde noemt en dat waar de Schrift duidelijk zegt dat een
concrete zonde iemand buiten Gods koninkrijk houdt, tenzij er sprake is van bekering,
de kerk de Schrift ondubbelzinnig naspreekt. Immers hoe zullen mensen de strijd
van het geloof gaan strijden als de bazuin van de prediking en van het
kerkelijke getuigenis een onhelder geluid geeft (vgl. 1 Kor. 14:8).
Een kerk is alleen de naam van kerk waar als de sleutels van het koninkrijk van God op de juist wijze worden gebruikt. Dat is een kerk waar de gelovigen horen dat zo dikwijls zo de toevlucht nemen tot Gods beloften al hun zonden hun on Christus’ wil zijn vergeven en aan hen die zich niet van harte bekeren wordt betuigd dat Gods toorn op hen rust, zolang zij in hun onbekeerlijkheid volharden (vgl. antwoord 84 van de Heidelbergse Catechismus).
Een kerk is alleen de naam van kerk waar als de sleutels van het koninkrijk van God op de juist wijze worden gebruikt. Dat is een kerk waar de gelovigen horen dat zo dikwijls zo de toevlucht nemen tot Gods beloften al hun zonden hun on Christus’ wil zijn vergeven en aan hen die zich niet van harte bekeren wordt betuigd dat Gods toorn op hen rust, zolang zij in hun onbekeerlijkheid volharden (vgl. antwoord 84 van de Heidelbergse Catechismus).
Een kerk is pas kerk als zij het bijbelse getuigenis getrouw bewaard. Zo
alleen ook is een christen werkelijk een christen. Een christen verheft zich
niet boven de wereld zoals een farizeeër. Het bewaren van het bijbelse
getuigenis is wat anders dan legalisme of moralisme.
Een christen onderscheidt zich ook van de wereld. Dat komt niet in de laatste plaats in seksuele reinheid naar voren. De houding van Jozef is hier voor iedereen een voorbeeld. Hij bedwong zijn seksuele gevoelens, omdat hij wist dat als hij er zijn omstandigheden aan zijn toegeven hij een groot kwaad zou doen en tegen God zondigen (Gen. 39:9).
Een christen onderscheidt zich ook van de wereld. Dat komt niet in de laatste plaats in seksuele reinheid naar voren. De houding van Jozef is hier voor iedereen een voorbeeld. Hij bedwong zijn seksuele gevoelens, omdat hij wist dat als hij er zijn omstandigheden aan zijn toegeven hij een groot kwaad zou doen en tegen God zondigen (Gen. 39:9).
De kerk heeft de roeping mee te leven met hen die homo-seksueel georiënteerd
zijn. We doen mensen geen recht als wij stellen dat zij daar zelf bewust voor
hebben gekozen. Geven zij aan die oriëntatie toe en uiten zij dat in
homoseksueel gedrag al is dat in een stabiele relatie dan moet liefdevol en
ernstig de boodschap van bekering worden gebracht.
Evenmin als overspelers, hebzuchtigen, dronkaard en dieven zijn hen die zich overgeven aan homoseksueel gedrag buiten het bereik van Gods vergevende en vernieuwende genade. Dat blijkt duidelijk uit 1 Kor. 6:11: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’
Evenmin als overspelers, hebzuchtigen, dronkaard en dieven zijn hen die zich overgeven aan homoseksueel gedrag buiten het bereik van Gods vergevende en vernieuwende genade. Dat blijkt duidelijk uit 1 Kor. 6:11: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’
Er zijn voorbeelden van mensen die van hun homoseksuele oriëntatie verlost
worden. Gebeurt dat niet dan mogen we als mensen als een arm zondaar tot
Christus hebben leren vluchten dat niet aan een gebrek aan geloof wijten. Dit
leven blijft ten gevolge van de zondeval altijd gebroken. Zeker is dat elke
christen is het niet op het ene terrein dan wel op het andere tegen zondige
neigingen moet strijden. Wie dat in Christus’ kracht mag doen, mag weten dat
hij ook in de overwinning van Christus mag delen. Die boodschap mogen wij allen
voorhouden. Wie deze boodschap van harte gelooft, mag weten dat niets hem van
Gods liefde zal scheiden.