zaterdag 26 mei 2018

Kunnen met een beroep op het feit dat in het Oude Testament polygamie geoorloofd was homoseksuele relaties worden getolereerd?


Hoe moeten we beoordelen dat dat met een beroep op het feit dat polygamie onder de oude bedeling wordt goedgekeurd, homoseksuele relaties aanvaardbaar worden geacht? Volgens deze zienswijze kunnen homoseksuele relaties nog wel als zonde worden gezien, maar of deze zonde iemand buiten de hemel houdt, wordt in het midden gelaten. Polygamie is immers ook niet in overeenstemming met Gods scheppings-orde en toch heeft dat Abraham en Jacob niet buiten Gods koninkrijk gehouden.
Zo’n beroep verraadt geestelijke onkunde. Onkunde met betrekking tot de inhoud van de Schrift en het feit dat er een voortgang in openbaring is van de oude naar de nieuwe bedeling. De Schrift is volstrekt duidelijk als het gaat om de ernst van homo­seksueel gedrag. Evenals overspel is het een zonde die een mens buiten Gods koninkrijk als hij die zonde niet voor God belijdt en ermee breekt. 
Ik noem slechts 1 Korinthe 6:9-10: ‘Of weet u niet, dat de onrechtvaar­di­gen het konin­krijk Gods niet zullen beërven? Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgoden­die­naars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beër­ven. 
Verdediging van homoseksuele relaties met een beroep op polygamie getuigt ook van onkun­de van de kerkgeschiedenis. Al vroeg in de geschiedenis van de kerk in haar nieuwtesta­mentische vorm is de vraag naar polygamie in relatie tot homoseksueel gedrag gesteld en beant­woord.
Vanuit Gods goede schepping is het huwelijk tussen één man en één vrouw norm. We spreken terecht van een scheppings-ordening. Na de zondeval kwam polygamie voor het eerst onder de nakomelingen van Kaïn voor. Echter, ook van de drie aartsvaders Abraham, Izak en Jacob, had alleen Izak een monogaam huwelijk. Daarin liet Izak zien dat hij in dit opzicht in positieve zin geen kind was van zijn tijd zoals zijn vader Abraham en niet alleen zijn zoon Ezau, maar ook zijn zoon Jacob.
Door de HEERE is onder de oude bedeling polygamie getolereerd. Als David overspel heeft gepleegd met Bathseba, een getrouwde vrouw, zegt Nathan zelfs in naam van de HEERE tot hem: ‘Ik heb u het huis van uw heer gegeven (Saul; PdV), en de vrouwen van uw heer erbij in uw schoot. Ja, Ik heb u het huis van Israël en Juda geven. En als dat te weinig was ge-weest, zou Ik u nog wel meer gegeven hebben.' (2 Samuel 12:13).
In het Oude Testament wordt Salomo niet verweten dat hij meer vrouwen had, maar wel dat het getal van vrouwen dat hij genomen had wel heel hoog was. Daarmee overtrad hij de koningswet (Deuteronomium 17:17). Evanuitgaande dat Salomo het boek Prediker op oudere leeftijd schreef hebben trouwens kerkvaders, hervormers en puriteinen als een impliciete schuldbelijdenis over zijn zondige gedrag en wel heel weelderige levensstijl gezien. Daarom zagen zij geen reden aan de zaligheid van Salomo te twijfelen.
Al was onder de oude bedeling polygamie getole­reerd, in de praktijk leefde het overgrote deel van het volk Israël mono-gaam. Al­leen de rijkeren konden zich meer vrouwen permitteren. Ook laat het Oude Testament ons wel telkens de schaduwzijden ervan zien. Denk aan de problemen in de huisgezinnen van geschiedenis van Abraham, Jacob en Elkana.
In de wetten van Mozes kwalijke zijden van polygamie worden ingeperkt. Een man moet de oudste zoon van zijn eerste vrouw het eerstgeboorterecht schenken en niet de oudste zoon van de vrouw van wie hij het meest houdt. (Deuteronomium 21:15-17). Hij mag seksuele gemeenschap ook niet beperken tot de vrouw van zijn voorkeur. Elk van de vrouwen die hij trouwt, heeft recht op seksuele gemeenschap. (Exodus. 21:10).
In het Nieuwe Testament wordt uitdrukkelijk de scheppingsorde norm en ook eis. Onder de nieuw­testamentische bedeling kan in een overgangssituatie polygamie nog altijd getole­reerd worden. In onze tijd kan dat concreet worden gemaakt naar aan een moslim met vier vrouwen die tot bekering komt. Dan is het niet de bedoeling dat hij drie van zijn vier vrouwen wegstuurt. Ook in een overgangssituatie kan echter zo iemand geen ambtsdrager zijn (1 Timotheüs 3:2).
Voor hen die als christen opgroeien of ongetrouwd tot bekering komen, geldt in een samen­leving waar polygamie mogelijk is, de scheppingsorde van het huwelijk tussen één man en één vrouw. Echter, zowel onder de oude als de nieuwe bedeling is homo­seksueel gedrag zondig. Het is zelfs een gruwelijke zonde. Dat wordt om jet Oude Testament niet alle zonden gezegd. Een gruwelijk zonde is een zonde die een mens buiten Gods koninkrijk houdt.
Als het gaat om de verschillen tussen de oude en de nieuwe bedeling sprak reeds de eerste kerkvader Irenaüs sprak al de goddelijke opvoedkunde. Het volk van God was heilshistorisch onder de oude bedeling op weg naar de volwassenheid. Die fase is onder de nieuwe bedeling bereikt.
Uitgaande van dit beginsel verklaart de kerkvader Augustinus waarom onder de oude bede­ling polygamie wel geoorloofd was, maar onder de nieuwe bedeling niet. ‘De recht­vaar­digheid is niet veranderlijk, maar de tijden die de rechtvaardigheid regeert, verlopen niet gelijk.’ (Belijdenissen III, vii, 13). 
Homoseksueel gedrag van welke vorm ook (stabiele homoseksuele relaties niet uitgezon­derd) heeft God in alle tijden afgekeurd. Het is namelijk een zonde die tegen de natuur, dat wil zeggen tegen Gods scheppingsorde is. Deze zonde is strijdig met het gegeven dat seksualiteit een zaak hoort te zijn tussen man en vrouw.
De Schrift zelf is niet onduidelijk over homoseksueel gedrag en homoseksuele relaties. Ook de Vroege Kerk dacht en sprak op dit punt met één stem. Niet anders dan in onze tijd kwam homoseksueel gedrag in de oudheid in allerlei vormen voor. Van pure promis­cuïteit tot stabiele homosek­suele relaties die eindigden als één van de partners. Het argument dat de laatste acceptabel zouden zijn, omdat er sprake is van trouw is vreemd aan de Schrift. Nergens verbindt de Schrift trouw met wat zij uitdrukkelijk zonde noemt. Aan zondig gedrag moet men niet trouw blijven, maar daarmee moet men breken.
Augustinus schrijft: ‘Is het soms ooit of ergens onrechtmatig God lief te hebben met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand en uw naaste als uzelf. Daarom zijn schanddaden die tegen de natuur zijn, overal en altijd verfoeilijk en strafwaardig, zoals die van de inwoners van Sodom. En als alle volken die begingen dan zouden ze in dezelfde staat van beschuldiging worden gesteld door de goddelijke wet die de mensen niet zo heeft gemaakt dat zij op die manier met elkaar omgaan. Immers de gemeenschap zelf die wij met God moeten hebben, wordt geschonden, wanneer de natuur waarvan Hij de Schepper is, door tegen­natuurlijke lusten wordt bezoedeld.’ (Belijdenissen III, viii, 15).
Ook mag nooit met een beroep op neigingen als hoogmoed en hebzucht gedaan worden alsof homo­seksuele gevoelens niet zondig zijn. Van al die gevoelens geldt dat zij strijden met het goede beeld van God waarin en waarnaar wij geschapen zijn. Zulke zondige gevoelens (en dat geldt ook voor homoseksuele gevoelens) houden ons echter niet uit het koninkrijk van God als wij ziende op Christus er door de kracht van Zijn Geest tegen strijden. 
Heel vertroostend is dan dat gedeelte uit antwoord 56 van de Heidelbergse Catechismus waar wordt verwoord dat de vergeving van zonden ook onze zondige aard betreft waar­tegen wij ons leven lang strijden. Het is eerste is waar en het tweede. Vergeving van zonde leidt altijd tot breken met de zonden en strijd tegen onze zondige aard en zondige gevoelens.
Hoe moeten we het zien dat ambtsdragers en opinieleiders met een beroep op de polygamie van Salomo of met een beroep op het feit dat hoogmoed en hebzucht ook zonden zijn, homo­seksuele gevoelens niet als zonde zien en niet duidelijk aangeven dat ook een stabiele homo­seksuele relatie iemand uit het koninkrijk van God houdt? Het antwoord is eenvoudig. 
Hier gel­den de woorden van Paulus en daarmee van de Heilige Geest: ‘En ik roep u ertoe op broe­ders, acht te nemen/op te passen voor hen die onenigheden teweeg brengen en struikel­blokken opwerpen tegen de leer/het onder-wijs dat u van ons hebt geleerd, en keer u van hen af.’ (Romeinen 16:17). Waakt en bidt opdat u niet door wie dan ook in verzoeking wordt gebracht af te wijken van God in Zijn Woord tot ons zegt.
Van levensbelang in de diepste zin van het woord is dat de kerk zonde noemen wat de Schrift zonde noemt en dat waar de Schrift duidelijk zegt dat een concrete zonde iemand buiten Gods koninkrijk houdt, tenzij er sprake is van bekering, de kerk de Schrift ondubbelzinnig naspreekt. Immers hoe zullen mensen de strijd van het geloof gaan strijden als de bazuin van de prediking en van het kerkelijke getuigenis een onhelder geluid geeft (vgl. 1 Kor. 14:8). 
Een kerk is alleen de naam van kerk waar als de sleutels van het koninkrijk van God op de juist wijze worden gebruikt. Dat is een kerk waar de gelovigen horen dat zo dikwijls zo de toevlucht nemen tot Gods beloften al hun zonden hun on Christus’ wil zijn vergeven en aan hen die zich niet van harte bekeren wordt betuigd dat Gods toorn op hen rust, zolang zij in hun onbekeerlijkheid volharden (vgl. antwoord 84 van de Heidelbergse Catechismus).
Een kerk is pas kerk als zij het bijbelse getuigenis getrouw bewaard. Zo alleen ook is een christen werkelijk een christen. Een christen verheft zich niet boven de wereld zoals een farizeeër. Het bewaren van het bijbelse getuigenis is wat anders dan legalisme of moralisme. 
Een christen onderscheidt zich ook van de wereld. Dat komt niet in de laatste plaats in seksuele reinheid naar voren. De houding van Jozef is hier voor iedereen een voorbeeld. Hij bedwong zijn seksuele gevoelens, omdat hij wist dat als hij er zijn omstandigheden aan zijn toegeven hij een groot kwaad zou doen en tegen God zondigen (Gen. 39:9).
De kerk heeft de roeping mee te leven met hen die homo-seksueel georiënteerd zijn. We doen mensen geen recht als wij stellen dat zij daar zelf bewust voor hebben gekozen. Geven zij aan die oriëntatie toe en uiten zij dat in homoseksueel gedrag al is dat in een stabiele relatie dan moet liefdevol en ernstig de boodschap van bekering worden gebracht. 
Evenmin als over­spelers, hebzuchtigen, dronkaard en dieven zijn hen die zich overgeven aan homo­seksueel gedrag buiten het bereik van Gods  vergevende en vernieuwende genade. Dat blijkt duidelijk uit 1 Kor. 6:11: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’
Er zijn voorbeelden van mensen die van hun homoseksuele oriëntatie verlost worden. Gebeurt dat niet dan mogen we als mensen als een arm zondaar tot Christus hebben leren vluchten dat niet aan een gebrek aan geloof wijten. Dit leven blijft ten gevolge van de zondeval altijd gebroken. Zeker is dat elke christen is het niet op het ene terrein dan wel op het andere tegen zondige neigingen moet strijden. Wie dat in Christus’ kracht mag doen, mag weten dat hij ook in de overwinning van Christus mag delen. Die boodschap mogen wij allen voorhouden. Wie deze boodschap van harte gelooft, mag weten dat niets hem van Gods liefde zal scheiden.