dinsdag 8 mei 2018

Lezen wij en onze kinderen elke dag uit de Bijbel?


Inleiding

Ik stel die vraag niet zonder reden. Al een aantal malen merkte ik in eigen gemeente dat alleen op zondag uit de Bijbel in de Statenvertaling wordt gelezen of alleen op zaterdag en zondag, de andere dagen houdt men het bij Bijbelse vertellingen (Snoek, Van Dam, Vreugenhil) of een dagboek. 
Ik weet wel zeker dat deze praktijk ook in andere gemeenten voorkomt. Dat vervult mij met grote zorg. Elke dag moeten wij uit de Bijbel in een begrijpelijke en verstaanbare vertaling le-zen. Dat was het standpunt van de Statenvertalers in de zeventiende eeuw en dat behoort nog ons standpunt te zijn.
De Statenvertalers hadden als uitgangspunt dat het Hebreeuw-se en Griekse taaleigen van de brontalen moest doorklinken in hun vertaling. Daarom vertaalden zij ‘knecht der knechten’ en niet ‘geringste knecht’ en ‘God der goden’ en niet ‘Allerhoogste God’. 
Eigenlijk had naar dit principe het boek Hooglied ‘Lied der lie-deren’ moeten heten. Echter, bij het kerkvolk was de naam Hooglied zo ingeburgerd, dat men hierin het kerkvolk tegemoet kwam. Het gebruik van het kerkvolk lieten zij in dit geval voor-gaan boven hun vertaalprincipe.
De Statenvertalers probeerden ook zoveel mogelijk elk He-breeuws of Grieks woord met een Neder­lands woord te verta-len. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Gen. 47:7: ‘voor farao’s aange-zicht’, terwijl in het gewone Nederlands – ook van de zeven-tiende eeuw – hier aangezicht kan worden weggelaten. 
Zowel het Hebreeuws als het Grieks gebruikt een woordje dat wij meestal met ‘en’ moeten vertalen veel meer dan het Neder-lands. Wij gebruiken het in een opsomming alleen de voor-laatste keer. In het Hebreeuws en in het Grieks van het Nieuwe Testament wordt het telkens weer gebruikt. Zo lees je in Gen. 10:22:
‘Sems zonen waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.’ Wij zouden hier in gewoon Nederlands alleen de laatste keer het woord ‘en’ gebruiken. ‘De berg van Gods heiligheid’ is in gewoon Nederlands – ook van de zeventiende eeuw – ‘Gods heilige berg’
Zo zijn er veel meer voorbeelden te geven. Door hun wijze van vertalen is het taaleigen van het Hebreeuws en Grieks in de Nederlandse taal doorgedrongen. Dat was welbewust de be-doeling van de Statenvertalers en daarin val ik hen van harte bij. 
De Statenvertalers drukten ook een woord cursief als het niet in het Hebreeuws of Grieks stond, maar zij het ter wille van de duidelijkheid toevoegden. Dat zien wij bijvoorbeeld in Psalm 40:18: ‘Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HEERE denkt aan mij.’ Het woordje ‘maar’ is schuin gedrukt omdat het niet in het Hebreeuws voorkomt.
Nu is een woord verouderd als het weinig wordt gebruikt of helemaal niet meer. Dat lag in de zeventiende eeuw in die zin anders dat er geen standaardtaal was. Er was een verzameling van dialecten. De Statenvertalers hebben bijvoorbeeld voor ‘gij’ gekozen, maar het woordje ‘du’ (vgl. het Duits) had toen ook nog gekund. 
Zo heeft de Statenvertaling de eenheid van de Nederlandse taal bevorderd. Welk dialect men ook sprak, iedereen – van welke kerk of gemeente ook – gebruikte de Statenvertaling. Een enkel woord uit de Statenvertaling werd door de meesten reeds als enigszins verouderd ervaren. Dat gold bijvoorbeeld het woord ‘droefenis’. Het woord ‘droefheid’ dat de Staten-vertalers ook gebruikten, was toen meer eigentijds.
De Statenvertalers hebben ook geprobeerd, eenzelfde He-breeuws of Grieks woord met eenzelfde Nederlands woord te vertalen. Dat noemen we concordant vertalen. Helemaal luk-ken doet dat niet. Het Hebreeuwse woord éréts kan zowel ‘land’ als ‘aarde’ betekenen. De ene keer vertaalden de Staten-vertalers dan ook met ‘land’ en de andere keer met ‘aarde’. 
Zo verdwenen ook in de Statenvertaling verbanden uit de brontekst van de Bijbel. Meer dan eens is het mogelijk – zonder iets van de begrijpelijkheid af te doen – nog concor-danter te vertalen dan de Statenvertalers. 
Hetzelfde Hebreeuwse woord vertaalden de Statenvertalers de ene keer met ‘goedertierenheid’ en de andere keer met ‘wel-dadigheid’. Heel goed had men – zonder dat de verstaan-baarheid er onder zou hebben geleden – een en hetzelfde woord kunnen kiezen. Zo blijft vertalen altijd ten dele.

Taalverandering. Een hertaling in de negentiende eeuw
Elke taal verandert. Er komen nieuwe woorden bij en andere woorden worden niet meer gebruikt en verdwijnen zo op de duur. Kijken we naar de Nederlandse taal dan is het Vlaams conservatiever dan het Nederlands. In het Vlaams behoren woorden als ‘wenen’, ‘bekommeren’ en ‘toespijs’ nog tot de taal van alledag. Zij worden ook op de Vlaamse radio gebruikt. Ook dialecten zijn vaak conservatiever.
In meerdere dialecten woord het woord ‘zaad’ gebruikt voor ‘kinderen’ of ‘nageslacht’. Door de taalveranderingen werd de Statenvertaling van 1637 voor lezers steeds moeilijker. Eigen-handig pasten drukkers veranderingen toe. Zij maakten van ‘wijf’, ‘vrouw’, van ‘poëet’, ‘dichter’ enz. De ene drukker deed het zus en de andere zo. Dat bracht verwarring onder het kerk-volk.
Aan die verwarring kwam grotendeels een einde door de her-taling die het Nederlands Bijbelgenoot­schap in 1888 op de markt bracht. Na enkele jaren las vrijwel iedereen de Sta-tenvertaling in deze her­taling. Het werd steeds meer een uit-zondering als iemand de Statenvertaling van 1637 las.
In mijn jeugd heb ik eenmaal meege­maakt dat een oude man dit nog deed. Die las ‘kapittel’ in plaats van ‘hoofdstuk’, ‘exempel’ in plaats van ‘voorbeeld’, ‘en niet’, in plaats van ‘niet’ en ‘ende’ in plaats van ‘en’. 
In de oorspronkelijke Statenvertaling kwam ook de zoge-naamde stomme ‘e’ heel veel voor. Dan moet je denken aan ‘waarschuwinge’ in plaats van ‘waarschuwing’. Dit alles is niet meer terug te vinden in de uitgave van Jongbloed en van het GBS. Die zijn vrijwel identiek aan de uitgave uit 1888 van het Nederlands Bijbelgenootschap.
De GBS heeft in haar uitgave nauwkeurig nagezien of de woorden ‘HEERE’ en ‘Heere’ wel juist zijn gebruikt. Fouten die ingeslopen waren in de uitgave van 1888 of al eerder waren ingeslopen, zijn ver­beterd. Zo staat er in Psalm 45:1 in de GBS-editie terecht ‘Lied der liefden’ en niet ‘Lied der liefde.’
Een nadeel van de GBS-uitgave ten opzichte van de oor-spronkelijke Statenvertaling is het hoofd­letter­gebruik. Dan denk ik niet aan het feit dat de Statenvertalers geen hoofdletters gebruikten als het over God ging in woorden als ‘hij en ‘hem’ als ze niet aan het begin van een zin voorkwamen. Dat hierin in de huidige uitgaven van de Statenvertaling gewoonten met betrekking tot hoofdlettergebruik worden gevolgd, is juist.
Waar ik wel aan denk is het gebruik van hoofdletters in het Oude Testament waar er verwijzingen zijn naar de komende Messias. Vooral in de Psalmen ervaar ik telkens weer hier het hoofdletter­gebruik in de GBS-editie als erg storend. Uiteindelijk zijn alle Psalmen messiaans, al is de een dat wel meer recht-streeks dan de ander.
De GBS-editie van de Statenvertaling geeft in Psalm 22:2 ‘mijn’ met een hoofdletter weer, in vers 7 ‘ik’, in vers 9 ‘hem’, in vers 17 t/m 19 en vers 23 ‘mijn’. Hierdoor wordt eigenlijk de indruk gewekt dat slechts een aantal teksten van Psalm 22 mes-siaans zijn, terwijl het de gehele Psalm geldt. 
Ik geef nog een voorbeeld.In Psalm 45:1 staat in de GBS-editie van de Statenvertaling en trouwens ook in de Herziene Statenvertaling ‘Koning’, terwijl in Psalm 72:1 zowel de GBS-editie van de Staten­vertaling als de Herziene Statenvertaling ‘koning’ met een kleine letter hebben, terwijl ook Psalm 72 behoorlijk direct messiaans is.
Daarom is het veel en veel beter geen hoofdletters te gebrui-ken. Als de lezer weet dat heel het Psalmboek messiaans is, zal hij de ene keer meer en de andere keer minder een lijn van de dichter of van hem over wie de dichter spreekt naar de Messias kunnen trekken.
Hier staat in het algemeen de Herziene Statenvertaling dichter bij de Statenvertaling van 1637 dan de GBS-editie van de Sta-tenvertaling. In Psalm 22 gebruikt de Herziene Statenvertaling altijd de kleine letter. 
Voor hen die Engels kennen, verwijs ik naar de TBS-editie van de King James Version die is in hoofdlettergebruik soberder. Niet alleen soberder dan de GBS-editie van de Statenvertaling, maar ook dan de Herziene Statenvertaling.

Taalontwikkeling. De twintigste en de eenentwintigste eeuw
In 1951 kwam de Nieuwe Vertaling uit, verzorgd door het Nederlands Bijbelgenootschap. Op die vertaling is kritiek geko-men. Een belangrijk deel van de kerken in Nederland bleef bij de Staten­vertaling. Wel is van belang op te merken dat het taalkleed van de Nieuwe Vertaling maar in heel beperkte mate verschilde van de editie van de Statenvertaling uit 1888.
Blijkbaar was de taal in ruim een halve eeuw nauwelijks veran-derd. Zelf heb ik een boek over de Heere Jezus van een Joodse schrijver. Dat werd in 1938 in Nederlandse vertaling door een seculier uitgever op de markt gebracht. Een van de dingen die mij opviel, is dat daar het woord ‘krank’ nog wordt gebruikt. Nu wordt dit woord in de omgangstaal door niemand meer gebruikt. Iedereen heeft het over ‘ziek’.
Vooral de laatste tientallen jaren is de taalontwikkeling snel gegaan. Zelf merkte ik vanaf de jaren negentig dat catechi-santen moeite kregen met de taal. Steeds meer woorden moest ik gaan toelichten, omdat zij die nooit gebruikten of omdat die inmiddels van betekenis waren veranderd.
Ik denk aan een zin: ‘Als zij de ster zagen’ (Mat. 2:10). Op deze wijze wordt in de omgangstaal het woord ‘als’ niet meer gebruikt. Wij gebruiken nu ‘toen’. Van sterk verouderde woor-den in de Jongbloed- en de GBS-editie van de Statenvertaling zijn gemakkelijk meer dan duizend voor­beelden te vinden. Dan komen daar nog verouderde taalconstructies en woordvolgorde bij.
Niet alleen gebruikers van de GBS- en de Jongbloed-editie van de Statenvertaling krijgen moeite met de taal van de Bijbel-vertaling door de taalontwikkeling. Dit geldt ook gebruikers van de Nieuwe Vertaling. 
Zo kwamen er nog nieuwere Bijbelvertalingen. Ik noem Groot Nieuws voor u en Het Boek. Het Boek is eigenlijk geen verta-ling van de Bijbel, maar een omschrijving. Inmiddels al weer een aantal jaren geleden kwam de Nieuwe Bijbelvertaling.
Een groot deel van de kerken van Nederland is daarop overge-stapt. Het is een betere vertaling dan Groot Nieuws voor u, maar het is niet bepaald een Bijbelvertaling die ik graag ge-bruikt zou zien in kerken en gezinnen. 
Ik denk bijvoorbeeld aan het feit dat de woorden uit Job 19:25 op dit leven worden betrokken. Vanuit het Hebreeuws is er ook de mogelijk­heid aan het toekomende leven te denken. Dan is een vertaling nodig die beide mogelijkheden openlaat.
Zelf heb ik het nooit gedaan, maar naar ik begrijp hebben meerderen vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw een appel gedaan op het bestuur van de GBS om tot een nieuwe hertaling te komen. De hertaling die men zelf uitgaf, was immers inmiddels als zo’n honderd jaar oud. De GBS is daar niet op ingegaan.
Zo kwam er ruimte voor de stichting herziening van de Staten-vertaling; een stichting waar­aan de GBS niet wilde deelnemen. De herziening van de Statenvertaling bleek een groter project dan gedacht. 
Men begon in 2001 en was in 2010 klaar. Op een website wer-den telkens weer gedeelten, die herzien waren, geplaatst. Kritiek die op de herziening kwam, is in een behoorlijk aantal gevallen gehono­reerd en bleek verwerkt te zijn in de gedrukte editie.
Na verschijning van de Herziene Statenvertaling kwam kritiek. Veel onterechte kritiek. Hier en daar ook terechte kritiek. Min-der strikt dan de Statenvertalers dat deden wordt in de Her-ziene Staten­ver­taling vastgehouden aan het beginsel dat elk woord in het Hebreeuws of Grieks als het even kan moet worden weergegeven.
Wie de GBS-editie van de Statenvertaling bekijkt in Genesis 32-33 ziet veel meer het woord ‘aangezicht’, dat daar heel belangrijk is, dan in de Herziene Statenvertaling. Al moet wel worden gezegd dat ook de Statenvertalers dit woord in Gene-sis 32-33 een aantal malen onvertaald lieten. Blijkbaar omdat zij dan het Nederlands te onduidelijk vonden. 
In het algemeen is de Herziene Statenvertaling ook iets minder concordant dan de oorspronkelijke Statenvertaling, al zijn er voorbeelden waar de Herziene Statenvertaling concordanter is.
Wat voor vele Bijbellezers het meest wennen is, is dat woorden die voor hun gevoel een meerwaarde hebben, zijn vervangen. Er wordt niet meer over ‘krankheden’ maar over ‘ziekten’ gesproken, niet over ‘medicijnmeester’ maar ‘dokter’. 
Echter, wij moeten dan wel beseffen dat wij deze woorden als bij­zonder ervaren, omdat wij ze niet meer in de omgangstaal gebruiken. Dat gebeurde in de zeven­tiende eeuw wel. Je ging niet naar de dokter, maar naar de medicijnmeester.
Je vrouw was niet ziek, maar krank. Dat deze en nog heel veel andere woorden uit de GBS-editie van de Statenvertaling voor ons een bijzonder waarde hebben, is omdat wij jarenlang zo de Bijbel hebben gelezen en horen voorlezen. 
Echter het gevoel dat de woorden zo bij ons oproepen is cul-tureel en niet per definitie geestelijk. Wie altijd ‘ziekte’ in plaats van ‘krankheid’ heeft horen voorlezen, ervaart in prin-cipe dezelfde diepte in het woord ‘ziekte’ dat de ander in ‘krankheid’ ervaart.

Appel van kerken en scholen op de GBS
Voor meerdere lezers van de Nieuwe Vertaling van 1951 was het een zegen dat de Herziene Statenvertaling kwam. In plaats van over te stappen op de Nieuwe Bijbelvertaling of de Bijbel in gewone taal, kon men van de uitgave van de Statenvertaling gebruik maken.
Zoals ik aangaf, was er ook kritiek. Niet in de laatste plaats uit de kring van de GBS. Daarom is na de verschijning van de Herziene Statenvertaling onder andere door de Hersteld Hervorm­de Kerk een appel gedaan op de GBS zelf met een goede hertaling te komen. Eenzelfde geluid kwam uit de Gere-formeerde Gemeenten. Ook middelbare scholen hebben hier-toe zeer dringend opgeroe­pen.
Aanvankelijk heeft de GBS bereidheid getoond, maar inmid-dels ziet men er toch vanaf. De reden is heel opmerkelijk. De moeilijkheid van de taal van de editie die men nu uitgeeft, is veel groter dan men zich realiseerde. Als alle verouderde woorden en constructies zouden worden vervangen, zou er een editie komen in een heel ander taalkleed. Dat wilde men niet.
Een heel duidelijke reden ervoor is niet gegeven en in ieder geval geen principiële en theologische redenen. Die zijn ook moeilijk te bedenken. Waren die er wel, dan zit men met de huidige editie al fout, want dat is ook een hertaling. Met deze beslissing relativeert de GBS wel een groot van de kritiek die van haar kant op de Herziene Statenvertaling is geuit. 
Daar komt bij dat de GBS wel van harte meewerkt aan de hertaling van het Hebreeuwse Nieuwe Testament. In de negen-tiende eeuw heeft de Duitse geleerde Frans Delitzsch in het Hebreeuws vertaald. Het moderne Ivriet bestond toen nog niet. Hij probeerde zoveel mogelijk bij het zogenaamde Mishna-Hebreeuws te blijven. 
Dat is het na-bijbelse Hebreeuws uit de eerste eeuwen na Christus. Voor lezers van het Ivriet is deze vertaling moeilijk te volgen. Vandaar dat de GBS samen met anderen een getrouw vertaling  van het Nieuwe Testament in het Ivriet voorbereid. Dan is toch de vraag: waarom men in Israël wel wil doen, wat men in Nederland niet wil?!
Zou er een goede hertaling van de kant van de GBS komen, dan zal die qua taalkleed er net uitzien als de Herziene Staten­vertaling met hier en daar een tekst anders weergegeven. In een enkel geval is in de Herziene Statenvertaling meer gedaan dan hertalen en heeft men met de Statenvertaling erbij vanuit de grondtekst een veelal betere vertaling gegeven.
In het boek Job vind je daarvan meer­dere voorbeelden. Het geldt ook voor bijvoorbeeld Ps. 94:20: ‘Zou zich de stoel der schade­lijk­heden met U vergezelschappen, die moeite verdicht bij inzetting?’ 
Ik vrees dat heel weinigen kunnen vertellen wat dit betekent. De Herziene Statenvertaling heeft hier: ‘Zou de zetel van het verderf een verbintenis met U aangaan, die onheil sticht bij de verordening?’ Ook deze zin vereist nadenken, maar is toch wel begrijpelijker.
Eigenlijk is het besluit van de GBS om niet tot hertaling over te gaan indirect advies aan hen die haar uitgave door de taal-ontwikkeling niet kunnen volgen, van een andere Bijbelver-taling gebruik te gaan maken. Jammer is dat men niet aangeeft aan welke vertaling men dan denkt. Nu moet iedereen dat voor zichzelf uitmaken.

Taalvaardigheid
Door predikanten en ambtsdragers wordt wel eens opgemerkt dat jongelui heel makkelijk een theorie-examen voor een rijbe-wijs onder de knie krijgen of computervaardigheden leren. Daaruit wordt dan afgeleid dat het voor jongelui – ook met lbo-niveau – heel simpel zou moeten zijn een verouderde vorm van Nederlands onder de knie te krijgen. 
Echter, die vergelijking gaat niet op. Bij een theorie-examen voor een rijbewijs bekijk je plaatsjes/foto’s met multiple-choicevragen en computervaardigheden leren kinderen spelen-derwijs door dagelijks gebruik.
Taal leer je ook in de eerste plaats door gebruik. Door het aanhoren ervan. De woordenschat wordt vergroot door lezen. Hoe meer woorden er in een Bijbelvertaling voorkomen die verder in geen enkel boek, artikel en ook preek worden ge-bruikt, hoe moeilijker zo’n Bijbelvertaling wordt.
Je kunt het vergelijken met een boek waarin tal van Latijnse woorden voorkomen zonder dat je die taal kent. Is het getal niet te groot dan kan je nog veel van zo’n boek begrijpen, maar op zijn minst ontgaan je een aantal finesses. Menig predikant ervaart dat bij het lezen van de dogmatiek van Bavinck. De huidige generatie predikanten is namelijk veelal minder goed thuis in het Latijn als de vorige.
De Statenvertaling in de editie van 1637 wordt door niemand meer als huisbijbel gebruikt. Als de Statenvertaling wordt ge-bruikt, is het altijd een vorm van de editie van 1888. Omdat een taal verandert, wordt ook nu deze editie steeds moeilijker te begrijpen. Een vertaling van de Bijbel mag aangepast, her-zien en hertaald worden.
Dat geldt niet voor de Bijbel zelf. Dan gaat het om de Bijbel in de brontalen: Hebreeuws, Aramees en Grieks. Elke vertaling moet aan de Bijbel in haar oorspronkelijke vorm getoetst worden. Dat is een grondbeginsel van de Reformatie en ook van de Statenvertalers.
Daarom was men ook van mening dat in principe elke predi-kant de Bijbel in de brontalen moest kunnen lezen. Een regel waarvan slechts bij hoge uitzondering kon worden afgeweken. Nu weet ik dat je in het licht van de situatie in de wereldkerk in gebieden en landen waar de scholing laag tot zeer laag is daar kanttekeningen bij kunt zetten. Dat ligt in ons land anders.
Ook hier geldt dat oefening kunst baart. In navolging van Andrew Bonar, de vriend van Robert Murray M’Cheyne raad ik mijn studenten aan om als zij Grieks en Hebreeuws hebben geleerd, dagelijks de Bijbel in de brontalen te lezen om zo hun kennis op pijl te houden en uit te breiden. Ook hier geldt: talen leer je door ze te gebruiken en blijven gebruiken.
Verdrietig vind ik het en ook meten met twee maten als predi-kanten die zelf niet – of hooguit matig – de brontalen beheersen, jongelui verwijten dat zij de Bijbel in een sterk verouderde vorm van Nederlands nauwelijks of niet meer begrijpen. We moeten nooit vergeten dat de taal waarin de Heilige Geest ons de Bijbel heeft gegeven niet het Nederlands van de zeventiende of de negen­tiende eeuw is, maar het klassieke Hebreeuws, voor een heel klein deel het rijks-Aramees en het zogenaamde koiné-Grieks.
Ik weet dat ook de bediening van predikanten die deze taal niet kenden rijk gezegend is. Zelf heb ik nauw contact gehad met ds. A.P. Verloop. Deze heeft mij gedoopt in de Gereformeerde Samenkomst van Alblasserdam en nam als predikant van de Christelijk Afgescheiden Gemeente van Waddinxveen deel aan de handoplegging toen ik tot predi­kant wed bevestigd van de Hervormde Gemeente van Zwartebroek-Terschuur.
Hij had alleen basisschool. Door zelfstudie was hij zeer goed thuis in de geschriften van de Nadere Reformatoren en puri-teinen en vooral van Calvijn. Diens Institutie heeft hij vele malen gelezen. Altijd raadpleegde hij diens commentaren bij de voorbereiding van zijn preken. In het kerkgebouw van zijn gemeente werden ook door de GBS met zijn volle toestemming samenkomsten.
Zelf heeft hij er nooit voor gesproken Naar zijn vaste over-tuiging kon alleen een predikant die redelijk tot behoorlijk thuis was in de brontalen voor de GBS spreken of in haar hoofd-bestuur zitting nemen. ‘Anders,’ zo zei hij, ‘ga je praten over zaken waarvan je geen verstand hebt en dat is in niet inde lijn van de Statenvertalers.’ Met de informatie die anderen hem vanuit de brontalen gaven over de betrouwbaarheid van de Statenvertaling deed hij het zelf.
Voor mij heeft ds. Verloop door zijn geestelijke en ook theolo-gische kennis veel betekend. Toch kun je als het gaat om blijvende betekenis van predikers met weinig scholing slechts enkele namen noemen. Voor Nederland zou ik buiten Wulfert Floor nauwelijks een tweede kunnen noemen. In de wereldkerk denken we aan John Bunyan.
Want dit blijft wel waar: iemand kan de talen waarin de Heilige Geest de Bijbel gaf uitstekend beheersen en toch geen zicht hebben op de diepste kern van de Schrift. Zo is het mogelijk dat iemand niet alleen zonder moeite de huidige editie van de Statenvertaling leest, maar ook die van 1637 en dan nog wel in de oude Gotische letters, maar niet weet van het wonder van toegang tot een heilig God door de Middelaar Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest. Daarom moeten we de Bijbel biddend om het licht van de Heilige Geest lezen.

Opnieuw: lees elke dag de Bijbel
We moeten de Bijbel biddend lezen. We moeten de Bijbel elke dag lezen. De Statenvertalers maakten ook kanttekeningen. Het gebruik van een Bijbel­uitgave van de Statenvertaling met kant­tekeningen kan helpen bij het beter begrijpen van de Bijbel. Dat geldt ook voor de Bijbel met uitleg van uitgeverij De Banier.
Deze uitgave geeft nog veel meer toelichting dan de kant-tekeningen. Welke Bijbelvertaling we ook gebruiken, toelichting blijft nodig. Bijvoorbeeld: wie zijn farizeeërs en sadduceeërs? Hoe zit het met de verschillende Herodessen in het Nieuwe Testament? Op wel­ke veldslagen zinspelen profeten in hun profetieën enz.?
Wie mede met behulp van de Bijbel met uitleg de Staten-vertaling goed kan begrijpen, moet hier gewoon aan vast-houden. Maar wat moet er worden gedaan als de taal echt een probleem is en wij die niet begrijpen? 
Al een paar jaar geleden zei iemand uit het hoofdbestuur van de GBS tegen mij dat hij aan de Nieuwe Bijbelvertaling de voorkeur gaf boven de Herziene Statenvertaling. Die keuze kan ik eerlijk gezegd niet volgen en raad ik ook het kerkvolk niet aan.
Wie de Bijbel ongelezen laat en alleen maar Bijbelse vertelling en dagboeken leest, omdat de taal van de GBS-editie te moeilijk is, raad ik onder alle Bijbelvertalingen die er nu in het Nederlands zijn de Herziene Statenvertaling aan. Die heeft een aantal gebreken, maar die wegen niet op tegen de betrouw-baarheid en leesbaarheid ervan.
Evenals de zeventiende-eeuwse editie van de Staten­ver­taling is het een Bijbelvertaling in begrijpelijk en toch enigszins ver-heven Nederlands, omdat men aan de rijkdom van taal van het Hebreeuws en Grieks recht wil doen. Dat valt weg bij de Bijbel in gewone taal. Willen kinderen de rijkdom van de Bijbeltaal kunnen volgen dan moeten zij zeker een paar jaar vóór het verlaten van de basisschool zelf de Bijbel zijn gaan lezen.
Degenen die lbo-niveau hebben, moeten al zeer vroeg tot het gebruik van de HSV gestimuleerd worden, anders zal ook die vertaling voor hen te moeilijk zijn. Simpel vanwege de woor-denrijkdom van de Bijbel. De Bijbel in gewone taal komt aan die taalarmoede tegemoet, maar ik zou het gebruik daarvan afraden, omdat in die vertaling een deel van de rijkdom van de Bijbelse boodschap verloren gaat door het gebruik van een heel beperkt aantal woorden. 
Echter, wie kinderen niet op de basisschool leert uit de Bijbel te lezen, maakt feitelijk voor hen de keuze – zeker als zij hooguit lbo kunnen volgen (wat helemaal geen schande is) – om in de toekomst maar uit de Bijbel in gewone taal te lezen. Als dat er nog van komt trouwens.
Bij het lezen, bestuderen en onderzoeken van de Bijbel kunnen en mogen wij allerlei midde­len gebruiken. Wanneer wij dat op de juiste manier doen, is het gebruik van die middelen ingebed in de bede om de verlichting en vernieu­wing door de Heilige Geest. 
De diepste kern van de Bijbelse boodschap, namelijk dat God door Christus vijanden met Zichzelf verzoend, is voor de na-tuurlijke mens – welke Bijbelvertaling hij ook gebruikt – ver-borgen. Het is een wonder van genade als we dat verstaan omdat wij erin delen. Echter, dan gebruikt de Heere telkens weer Zijn Woord. Het Woord dat ons verstand vervult, maar door genade ook ons hart in brand zet.
Laat in allerlei verbanden dan ook iedereen ertoe worden aan-gespoord om de Bijbel elke dag te lezen, biddend om de werking van Gods Geest. Dat geldt evenzeer voor hen die onbekend zijn met de Bijbel, als voor hen die er al van huis uit mee vertrouwd zijn. Juist omdat de Bijbel het Woord van God is, mogen wij van het lezen – en vooral als dat lezen een biddend lezen wordt – grote dingen verwachten.