dinsdag 21 januari 2014

Ds. J.T. Doornenbal: een gereformeerd-katholiek christen 1

Inleiding
Ds. J.T. Doornenbal is ongetwijfeld één van de kleurrijkste figuren geweest die tot de ge­re­for­meerde richting in de Hervormde Kerk uit de twintigste eeuw gerekend kunnen worden. Hij nam daarin een geheel eigen plaats in. Vooral kreeg hij bekendheid door de vele bijdragen die hij tijdens zijn langdurige predikantschap te Oene onder het gemeentenieuws schreef in de Hervormde Kerkbode voor de Veluwe, bijdragen die na zijn dood in diverse bundels zijn uit­ge­geven.
Op 29 november 1909 zag Jacobus Teunis Doornenbal het levens-licht in Doorn. Hij overleed 16 april 1975 in Oene. Zijn ouders kerk-ten in de gemeente ter plaatse. Deze gemeente had een con­fes-sionele ligging. Dat kwam onder andere tot uiting in het zingen van gezangen. Bij de oprichting in 1906 had de Gereformeerde Bond zich in haar statuten vastgelegd op het standpunt van de Dordtse synode dat in de eredienst geen gezangen behoren gezongen te worden en nog wel in een artikel uit de statuten dat niet veranderd mocht worden.
Als kind en als jongeman ging ds. Doornen­bal met zijn moeder ook wel in Neerlangbroek naar de kerk. Daar werden in de diensten alleen Psalmen gezongen en wel niet-ritmisch en op een gedragen wijze. Ds. Doornenbal was hier zeer aan gehecht. Dat heeft hij in zijn ambtelijke loop­baan keer op keer laten blijken. In zijn eerste gemeente Wou­brugge heeft ds. Doornenbal nog gezangen in de dienst laten zingen. Op een gegeven moment is hij daar echter mee gestopt.
 
Kerkelijk standpunt
Ds. Doornen­bal was aan de ene zijde zeer hoogkerkelijk Her­vormd. Zo ging hij zondags onder geen enkele voorwaarde in een evangelisatie voor. Anderzijds had hij contacten tot ver buiten de Hervormde Kerk. Reeds als jongeman bezocht hij gezelschappen waar mensen over de kerk­muren heen elkaar her­kenden in het geestelijke leven. Hij ging ook naar diensten van af­ge­scheiden gemeenten in de omgeving van zijn woonplaats. Zo noemt hij uitdrukkelijk de Oud Gereformeerde Gemeente van Langbroek.
Al ging ds. Doornen­bal dan op zondag nooit buiten de plaatselijke Hervormde Gemeente voor, doordeweeks lag dat anders. Zonder bezwaar preekte hij dan ook voor allerlei groepjes. Het bloed stroomde waar het niet gaan kon. Ondanks alles wist ds. Doornenbal zich verbonden met het volk dat zucht onder hun zonden en heimwee heeft naar God, waar dit volk zich dan ook bevindt.
Eens had ds. Doornenbal een afspraak om in een of ander groepje voor te gaan, maar voor het zover was werd hij van meerdere kanten gebeld dat het ging om een groepje recalcitrante mensen. Toch annuleerde hij de afspraak niet. Zijn motivatie was dat zelfs al zou het om opium­schui­vers gaan, het geen kwaad kon om het evangelie van Gods genade te verkondigen. Zowel zijn predi­king als zijn kerkelijke positie kon ds. Doornenbal met milde humor typeren en relativeren.
Over een kerkdienst die hij eens in Schotland bijwoonde, schreef hij later in de kerkbode: “De dominee preekte saai, bijna even saai als ik.” Bij het reizen met de trein nam hij eens plaats tegenover een man geheel in het zwart gekleed. Het bleek een ambtsdrager uit één van de afgescheiden kerken te zijn. In de kerkbode vertelde ds. Doornenbal later dat de man hem op een gegeven moment had gevraagd of ook hij in het ambt stond. Hij deelt dan mee dat hij de man had verteld dat hij maar voor spek en bonen meedeed, omdat hij dominee was in de grote kerk. De afgescheiden ambts-drager had, zo vertelt ds. Doornenbal, zijn kennelijke te­leur­stelling niet kunnen verbergen. Toch was het nog een beetje goed gekomen, toen ds. Doornenbal verteld had over zijn contacten met ds. Lamain en ds. Hegeman.