Leer en beleving
Meer dan eens betuigt ds. Doornenbal dat hij van
theologie totaal geen verstand heeft. Nu was dat bepaald niet het geval. Hij
deed zich op allerlei terreinen en - zeker ook op dat van de theologie - met de
hem bekende humor dommer voor dan hij was. Insiders konden uit de rake
typeringen die hij ondertussen deed, merken dat hij wel terdege kennis van zaken had. Wel
is duidelijk dat hij moeite had met strak omlijnde dogmatische opvattingen. Voor
strakke rechtzinnigheid zonder geestelijk leven kon hij in ieder geval geen
enkele waardering opbrengen.
In Oene liet ds. Doornenbal zich bevestigen door de
bekende ds. I. Kievit. Hij voelde zich ongetwijfeld tot Kievit aangetrokken
in diens inzichten dat de heilsfeiten persoonlijk door de christen beleefd dienen
te worden. Ds. Doornenbal voelde een grote distantie ten opzichte van de
stroming in de Gereformeerde Bond die zich op Woelderink oriënteerde. Daar werd
hem het geloven in de belofte te vanzelfsprekend. Hij was hem te
neogereformeerd.
Tegelijkertijd moeten we zeggen dat Kievit veel
strakker gerefor-meerd was dan Doornenbal. Bij Kievit wordt het geestelijk leven
ook veel sterker geschematiseerd dan dit bij ds. Doornenbal het geval is. Dit
is wel duidelijk dat het bij ds. Doornenbal niet ging om de rechte leer als
zodanig maar om de beleving ervan. Daarbij was er bij hem herkenning van
geestelijk leven over kerkmuren en con-fessionele grenzen heen.
Zijn huisgenote mevr. S. van Dijk schrijft in het nawoord
van de bundel Overpeinzingen van een pelgrim dat ds. Doornenbal aan zijn
studententijd intellectuele vragen overgehouden had die nooit zijn opgelost.
De juistheid van haar opvattingen blijkt wel uit het feit dat ds. Doornenbal aan
de ene kant een bevindelijk gereformeerd man was maar aan de andere kant bijvoorbeeld
diep onder de indruk was van het werk van de Jezuïet Teilhard de Chardin La
fenomèn humain waarin deze een verbinding zoekt te leggen tussen de
evolutieleer van Darwin en het christelijk geloof.
Wie de kerkbodeartikelen en preken van ds. Doornenbal
leest, bemerkt dat hij leefde uit Christus en Zijn werk. De heilsfeiten nemen
een zeer grote plaats in zijn prediking in. Hij was zeer gehecht aan het
kerkelijk jaar. Telkens weer komt naar voren dat ds. Doornenbal er diep onder
leed dat hij niet was die hij moest zijn. Daarbij heeft hij de aanvechting en
de twijfel nooit verheerlijkt.
Scherp kon hij zich keren tegen uitwassen in de
gereformeerde gezindte waarbij het ongeloof hoger aangeslagen wordt dan het
geloof. Zo schreef hij naar aanleiding van het toetreden tot het Heilig
Avondmaal in de kerkbode: ‘Het geloof is
tegenwoordig zo'n ver-schrikkelijk ingewikkeld ding en er wordt zo'n
allervreselijkst oordeel van gemaakt. Er moet weet ik niet wat gebeurd zijn
voor je er aan toe bent. Nog niet lang geleden verzuchtte ik: Het lijkt soms of
je nog makkelijker door de wet en het werkverbond kunt zalig worden dan onder
het genadeverbond. Het wordt zo langzamerhand de omgekeerde wereld.’
Ik geef nog een heel kenmerkende uitspraak van ds.
Doornenbal door: ‘Eigenlijk heb ik meer en meer slechts één ding dat ik zou
willen doen, namelijk spreken tot het hart van Jeruzalem en van een behoeftig
volk dat in hun noden, in hun ellende en pijn. Gans hulpeloos tot Hem is
gevloden. En over Hem Die voor dat volk de Redder zal zijn.’