Ds. Doornenbal wist zich verbonden aan de belijdenis van
de kerk. Hij behoorde tot de gereformeerde richting in de Hervormde Kerk.
Hij was echter geen lid van de Gereformeerde Bond. Ten onrechte werd in het verleden zowel
binnen als buiten de Hervormde Kerk de gereformeerde richting in de Hervormde
Kerk wel eens vereenzelvigd met de Gereformeerde Bond. Ds. Doornenbal was
wars van alle partijvorming.
Toen een middenorthodoxe collega hem eens vroeg: ‘U bent zeker lid van de bond?’ antwoordde hij, terwijl hij een trekje nam van zijn sigaar: ‘In ieder geval niet van de bond tegen het roken.’ Hij placht wel een verklaring te geven. Dat was de volgende: 'Boze tongen beweren dat ik lid ben van de Gereformeerde Bond, terwijl dat toch nooit het geval is geweest. Waarschijnlijk is dit gerucht in de wereld gekomen, omdat ik uit de Statenvertaling lees en alleen Psalmen opgeef.' Ds. Doornenbal wist zich wel erg betrokken op de zending en steunde daarom de GZB.
Toen een middenorthodoxe collega hem eens vroeg: ‘U bent zeker lid van de bond?’ antwoordde hij, terwijl hij een trekje nam van zijn sigaar: ‘In ieder geval niet van de bond tegen het roken.’ Hij placht wel een verklaring te geven. Dat was de volgende: 'Boze tongen beweren dat ik lid ben van de Gereformeerde Bond, terwijl dat toch nooit het geval is geweest. Waarschijnlijk is dit gerucht in de wereld gekomen, omdat ik uit de Statenvertaling lees en alleen Psalmen opgeef.' Ds. Doornenbal wist zich wel erg betrokken op de zending en steunde daarom de GZB.
Ds. Doornenbal was voluit een man van de Hervormde Kerk.
Hij was wars van alle scheiding. Dat ging zelfs zover dat bij hem een zekere
reserve ten opzichte van de Reformatie valt te bespeuren. Hij betreurde het
dat de kerk in de zestiende eeuw was gescheurd. De Reformatie had naar zijn
overtuiging niet tot een breuk in de kerk mogen leiden, maar had in de kerk moeten
geschieden. Hij had ook waardering voor de rooms-katholieke spiritualiteit met
haar kloosterleven. Hierin valt een vergelijking te trekken met de bekende
oud-vader ds. Van Lodenstein die ook de mening was toegedaan dat de Reformatie
soms te veel van het middeleeuwse erfgoed overboord gegooid had. Een inzicht
waarin ik noch Van Lodenstein, noch ds. Doornenbal bijval.
Met bijzondere liefde heeft ds. Doornenbal geschreven
over Thérèse von Lisieux. Hij was getroffen door de grote liefde tot Christus
die dit nonnetje in haar leven ten toon had gespreid. Even-als zij kon ds.
Doornenbal zeggen: ‘Mijn troost is dat er voor mij op aarde geen troost is.’
Met stichting las ds. Doornenbal de dag-boeken van Stanley Jones, een methodistisch
predikant, die zijn leven gewijd heeft aan de verbreiding van het christelijk
geloof in India. Wat ds. Doornenbal ongetwijfeld in Stanley Jones aansprak, was
diens mystieke inslag waarbij deze stelt dat 's mensen diepste verlangens
vervuld worden in de Heere Jezus Christus.
Bij de opening van het Tweede Vaticaanse concilie
schreef ds. Doornenbal het volgende in de kerkbode: ‘Altijd heb ik heimwee
gehad naar de ideale en volmaakte Kerk, er is iets hoogkerkelijks in mijn gemoed,
ook al leef ik bij de kleine kerkjes en de gebouwtjes in de schaduwkant van het
kerkelijke leven. Maar ik weet nu wel dat ik hier niet vinden zal wat ik heb
verlangd. Ik weet ook dat, juist Rome dat het ideaal 't dichtst benadert, het
meest gevaar loopt tot anti-christelijke macht uit te groeien, die dronken
wordt van het bloed van heiligen en martelaren. Toch blijf ik uitzien naar de
heerlijkheid van de ene, heilige en apostolische Kerk en naar het ogenblik,
dat de Heere Jeruzalem zal bevestigen en stellen tot een lof op aarde.’
Deze woorden laten zien hoe groot het heimwee van ds.
Doornen-bal was naar een ongedeelde christelijke kerk, maar dat hij de
verkondiging van het Evangelie van de gekruisigde Christus boven die eenheid
stelde. Daaruit blijkt dat hij tenslotte toch een christen van de Reformatie is. Echter, meer dan vele anderen heeft hij onder de kerkelijke verdeeldheid (waar
ds. Doornenbal ook de verdeeldheid van Rome en de Reformatie bij insloot)
geleden.