De gereformeerde belijdenis en de
pluriformiteit van de kerk
De
Reformatie betekende een terugkeer naar de Schrift, maar had ook als gevolg dat
de structurele eenheid van de kerk verloren ging. De Reformatie zelf bleef geen
eenheid. In de loop der eeuwen is de uiterlijke verdeeldheid en verbrokkeling
alleen maar toegenomen. Het is sektarisch te denken dat de eigen kerkelijke
gestalte samenvalt met de katholieke en christelijke kerk. Wel mogen en moeten
we zeggen dat de ware kerk daar gevonden wordt waar het Woord recht wordt
bediend. Dat is overigens niet het enige, maar wel het eerste kenmerk van de
ware kerk. Daar komt nog bij dat dit in het ene geval klaarder en helderder
geschiedt dan in het andere geval.
Verbondenheid
aan de gereformeerde belijdenis dient er te zijn vanuit de overtuiging dat deze
belijdenis de diepste vertolking van het gevoelen van de Heilige Schrift is. Een
gereformeerd christen wenst de inhoud van zijn geloof met de gereformeerde
belijdenis te verwoorden zonder daarmee te willen zeggen dat de belijdenis de
Schrift uitputtend weergeeft. Dat laatste is trouwens ook niet de pretentie
van de belijdenis. Op een aantal zeer wezenlijk vragen waarvoor elke christen
zich ziet gesteld (is het niet bewust dan wel onbewust) geeft de belijdenis
een antwoord; een antwoord dat conform de Schrift is. Dat blijft altijd de uiteindelijke
norm. De belijdenis heeft nooit zelfstandig gezag.
In
het licht van de gereformeerde belijdenis zijn de lutherse ker-ken nog te weinig
gereformeerd, maar dat is iets anders dan dat zij als valse kerken kunnen
worden aangemerkt. Naar haar be-lijdenis is de Anglicaanse kerk niet alleen een
protestantse, maar zelfs een gereformeerde kerk. In de Negenendertig Artikelen
wordt de leer van de verkiezing en van het heilig avondmaal op gereformeerde
wijze beleden. Dat verklaart mede dat onze vaderen op de nationale synode van
Dordrecht van 1618/1619 vertegenwoordigers van de Anglicaanse Kerk ontvingen,
ook al stemden zij niet in met de bisschoppelijke vorm van kerkregering die
deze kerk had.
Verschil
in visie op de kerkregering is er ook met de congrega-tionalisten. Congregationalisten
kennen aan meerdere vergade-ringen hooguit een adviserende betekenis toe. Het baptisme
is synthese van doopsgezind en gereformeerd christendom. Gere-formeerde baptisten
erkennen volledig de genadeleer van de gereformeerde belijdenis, maar verwerpen
de kinderdoop en verwerpen evenals de congregationalisten het bindend gezag van
meerdere vergaderingen.
Waarom
deze dingen genoemd? Wel om aan te geven dat belangrijke kernen van de gereformeerde
belijdenis in de wereld-kerk ook gevonden worden in kerken die niet volledig
gereformeerd zijn. Dat geeft gevoelens van verbondenheid van eenheid van het
geloof. Een kerk die niet volledig gereformeerd is, is daarmee nog geen valse
kerk. Overigens kan een kerk helemaal gereformeerd zijn in de leer, terwijl
het geestelijke leven kwijnt. Dat neemt het belang van leerstellige helderheid
niet weg.
Ook
in ander opzicht vertoont de Kerk van de Reformatie een ander gezicht dan de
Kerk van de Middeleeuwen. Sinds de Reformatie pleegt binnen de kerken van de
Reformatie de hoogste vorm van kerkelijk eenheid op nationaal niveau te liggen.
Wel is van belang te beseffen dat onze vaderen bij de Hervormde of Gereformeerde
Kerk echter niet alleen aan de Kerk in Nederland dachten. De Dordtse synode van
1618/1619 was een nationale synode maar wel met een internationaal karakter. De
leer van Dordrecht is niet alleen een zaak van de Kerk van Nederland.
Als
Voetius trouwens in zijn vragen voor het doen van belijdenis van het geloof
spreekt over de leer van onze Kerk, is dat niet alleen de leer van de
Gereformeerde of Hervormde Kerk in Nederland, maar ook in Schotland, Frankrijk,
Duitsland, Zwit-serland, Hongarije enz. Het hoort bij de belijdenis van de kerk
en van de eenheid van de kerk om over staatkundige grenzen heen te kijken. In
de zestiende en zeventiende eeuw lag in de praktijk dan veelal de grens bij
Europa. Wij zijn wereldburgers geworden en moeten het juist ook hierin zijn. De
kerk van Christus is naar haar wezen een wereldwijde kerk.
Het belang en de betekenis van eenheid
in de leer
Eenheid
in de leer wil niet zeggen dat er eenheid behoeft te zijn in allerlei theologische
opvattingen. Onder andere van de Dordtse vaderen kunnen we leren dat eenheid in
de leer niet samenvalt met eenheid in theologische accenten. Daarin mogen er
ver-schillen zijn. Zo gaf een meerheid van de afgevaardigden te Dordrecht de
voorkeur aan de infralapsarische zienswijze op de verkiezing. Voor de supralapsarische
visie van de minderheid was echter alle ruimte. Ook al het ging het om de
relatie tussen de uitgestrektheid van de dood van Christus en het particuliere
karakter ervan en legde de één andere accenten dan de ander.
Een
kerk moet geen accenten vastleggen. Ik denk in dit verband aan de finesses van
de verbondsleer. Daarover behoeft geen overeenstemming te zijn om kerkelijk en
geestelijk één te zijn. Wel moet enerzijds het goed recht van de kinderdoop
vaststaan (de kinderen behoren bij Gods verbond en gemeente) en moet anderzijds
recht gedaan worden aan de notie van tweeërlei kinderen van het verbond of
persoonlijke inwilliging van het genadeverbond.
Voor mij zijn daarin prof. G. Wisse en ds. I. Kievit in hun bena-dering voorbeeldig. In ieder geval: de Drie Formulieren van Enigheid grenzen niet alleen af naar dwalingen of foute opvat-tingen, maar scheppen ook ruimte voor eigen accenten. Dat laatste wordt wel eens vergeten.
Voor mij zijn daarin prof. G. Wisse en ds. I. Kievit in hun bena-dering voorbeeldig. In ieder geval: de Drie Formulieren van Enigheid grenzen niet alleen af naar dwalingen of foute opvat-tingen, maar scheppen ook ruimte voor eigen accenten. Dat laatste wordt wel eens vergeten.
Als
er eenheid in belijdenis tussen kerken is, moet dat toch tot gevoelens van
verbondenheid leiden. Dat geldt zeker als er volledige overeenstemming is over
de inhoud van de belijdenis. In
Nederland geldt dat voor hervormden, die trouw willen zijn aan de belijdenis
van de kerk en voor afgescheidenen. In de negentiende eeuw wees de hervormde
staatsman Groen van Prinsterer daarop in zijn boekje De maatregelen tegen de afgescheidenen aan het staatsrecht getoetst.
Met
een beroep op het feit dat de grondwet slechts aan bestaande gezindheden (gereformeerd,
rooms-katholiek, oud-katholiek, luthers, doopsgezind, remonstrants en joods) vrijheid
van religie toestond, werden de afgescheidenen vervolgd omdat zij een nieuwe gezindheid
zouden zijn. Dat laatste bestreed Groen. De afgescheidenen, zo zei hij, zijn
geen nieuwe gezind-heid, maar maken deel uit van de gereformeerde of hervormde
gezindheid.
Groen
maakt dan een verschil tussen Hervormde Kerk als geestelijke grootheid en als genootschap.
Al hadden de afge-scheidenen de Hervormde Kerk als het genootschap verlaten, van
de Hervormde Kerk als gezindheid maakten zij nog steeds deel van uit. Dat bleek
vooral uit het feit dat zij de belijdenis van de Hervormde Kerk van harte
aanvaardden.
Ik
merk terzijde op dat voor Groen de uitdrukking gereformeerde gezindte niet
zozeer een sociologische als een geestelijke en theologische aanduiding was.
Het gaat om de gezindheid van hen die leven bij de waarheid van verzoening
door voldoening, van rechtvaardiging door het geloof alleen, van het geloof als
een genadegift van God.
In
zijn geschriften heeft Groen gesteld dat het wezen van de Hervormde Kerk wordt bepaald
door haar belijdenis. De synode van het genootschap zou haar kunnen afschaffen,
maar daarmee ontneemt zij alleen zichzelf haar hervormde of gereformeerde
karakter. De Hervormde Kerk zelf kan zij niet teniet doen. Op 1 mei 2004 ging
het overgrote deel van de Hervormde Kerk samen met de Gereformeerde Kerken en
de Evangelisch Lutherse Kerk op in de PKN; een kerk die naast de gereformeerde
ook de belijdenis hanteert en beiden binnen een modern theologisch kader
plaatst. De Hersteld Hervormde Kerk weet zich geestelijk en confessioneel de
voortzetting van de Hervormde Kerk van vóór 1 mei 2004, al is die voortzetting
slechts een rest en past ons allen verootmoediging en geen zelfverheffing.