Rechtvaardiging en heiliging
Het
evangelie is de boodschap dat God zondaren rechtvaardigt enkel en alleen op
grond van het werk van Christus. In artikel 22 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis lezen we: ‘Wij geloven, dat, om ware
kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten
ontsteekt een oprecht geloof, het-welk Jezus Christus met al zijn verdiensten
omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten hem zoekt. Want het moet
noodzakelijk volgen, of, dat niet al wat tot onze zaligheid van node is, in
Jezus Christus zij; of, zo het alles in Hem is, dat degene die Jezus Christus
door het geloof bezit, zijn gehele zaligheid heeft.’
Aan
de rechtvaardiging is de heiliging verbonden. Een waar geloof is een geloof dat
vruchten voortbrengt. Een christen is een mens die niet alleen gelooft dat
Christus voor hem is gestorven, maar die ook zelf met Christus is gestorven en
opgewekt. De apostolische vermaningen zijn een uitwerking van de tien gebo-den
en geven aan wat de praktijk van de godzaligheid inhoudt. Echt geloof is
verbonden met godzaligheid, met godsvrucht. Godsvrucht komt voort uit verborgen
omgang met God en blijkt in het dagelijkse leven.
Het
is van belang dat in de prediking, catechese en pastoraat daarin concreet
leiding wordt gegeven. De vermaningen uit de nieuwtestamentische brieven
maken wezenlijk deel uit van de Heilige Schrift en zijn voedsel voor Gods kerk.
Ik denk in dit verband ook aan de geestelijke wijze waarop in de Heidelbergse Catechismus in het kader
van de dankbaarheid de Tien Geboden worden uitgelegd.
Een christen houdt hier op aarde redenen over zichzelf te klagen
Een christen houdt hier op aarde redenen over zichzelf te klagen
Echter
de gelijkvormigheid aan Christus is echter slechts heel ten dele. In antwoord
115 van de Heidelbergse Catechismus
wordt betuigt dat zelfs de allerheiligsten maar een klein beginsel van de
nieuwe gehoorzaamheid hebben. Het gaat hier om het verstaan van de tweede helft
van Romeinen 7. Hoe moeten we Paulus zien als hij in Romeinen 7:14 klaagt:
‘Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht
onder de zonde’ en in Romeinen 7:24: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen
uit het lichaam dezes doods?’
Het
gebruik van de tegenwoordige tijd maakt duidelijk dat het niet om Paulus vóór
zijn bekering kan gaan. Spreekt Paulus hier dan als gelovige die nog niet of
in ieder geval veel te weinig de kracht van de inwoning van de Heilige Geest,
zoals hij dat in Romeinen 8 zal verwoorden, verstaat? Deze visie staat bekend
als het perfectionisme. In onze tijd komt zij het meest voor in de vorm van de
zogenaamde Keswick-teaching.
Een
bekend vertegenwoordiger ervan was de Zuid-Afrikaan Andrew Murray. Inmiddels al
weer een aantal jaren geleden heeft prof.dr. H. Maris in zijn proefschrift Geloof en ervaring breed gedocumenteerd
aangetoond dat Andrew Murray in een ander spoor gaat dan de gereformeerde
theologie. Heel ver ging hier in de Amerikaanse revivalist Charles G. Finney
die overigens niet alleen de reformatorische rechtvaardigingsleer, maar ook
het gereformeerde getuigenis aangaande verkiezing, verdorvenheid van de mens en
wedergeboorte volstrekt van de hand wees.
Het
perfectionisme houdt niet in dat men zegt dat men tot volstrekte zondeloosheid
kan komen, maar wel dat men als men door de inwoning van de Heilige Geest en
het blijven in Christus het overwinningsleven leidt, niet meer behoeft te
klagen, omdat concrete zonden niet meer de kop op steken. In het leven van de
heiliging laten we de rechtvaardiging achter ons. Een bekend vertegenwoordiger
in Nederland van deze zienswijze is dr. W.J. Ouweneel. Ouweneel
schrijft in dit verband in één van zijn boeken: ‘Dat is het precies mooier kan
het niet gezegd worden, maar ook elke schrede boven de rechtvaardiging uit
ontvangt de mens door genade en door Gods Geest.’
Heart Cry
Verdrietig dat stichtingen die ook binnen de gereformeerde gezindte actief zijn zoals Heartcry heel bewust deze visie op de heiliging propageren en geschriften in de geest van Finney verspreiden. Daarbij moet worden aangetekend dat deze stichting de pretentie die men aanvankelijk nog had dat men zich bewoog binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis, niet meer heeft.
Heart Cry
Verdrietig dat stichtingen die ook binnen de gereformeerde gezindte actief zijn zoals Heartcry heel bewust deze visie op de heiliging propageren en geschriften in de geest van Finney verspreiden. Daarbij moet worden aangetekend dat deze stichting de pretentie die men aanvankelijk nog had dat men zich bewoog binnen de kaders van de gereformeerde belijdenis, niet meer heeft.
Ongetwijfeld
is het waar dat een leven door de Geest en in de nabijheid van Christus het middel is om zonden te doden.
Echter dat blijft niet alleen een levenslange strijd, maar in deze strijd is er
naast de jubel altijd ook de klacht. Wanneer kunnen we zeggen dat zondige begeerten,
al zetten wij ze niet in daden om, echt tegen onze wil in ons opkomen? En zelfs
al is dat het geval, wij behoren helemaal geen zondige begeerten, geen zondige
aard en geen zondige gevoelens te hebben. Het uitgangspunt moet zijn dat wij
goed en naar Gods beeld zijn geschapen. Alleen al dat wij een zondige aard
hebben, behoort ons dagelijks onze geestelijke klachten met de woorden uit
Romeinen 7 te verwoorden.
Trouwens
het is een misvatting dat Romeinen 7 en 8 hierin een verschillend geluid geven
en in Romeinen 7 het bedelaarleven en in Romeinen 8 het overwinningsleven als
twee verschillende gestalten van het geloof worden getekend. Op de klachten
van Romeinen 7 volgt de dankzegging: ‘Ik dank God, door Jezus Christus, onzen
Heere’ (Romeinen 7:25) en de belijdenis: ‘Zo dan, ik zelf dien wel met het
gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.’ Terwijl de wetenschap
dat er geen ver-doemenis is voor hen die in Christus zijn het deel is van hen
die door de Geest wandelen en daarom zuchten om verlost te worden van het
lichaam dezes doods. (Vgl. Romeinen 8:23).
Ik
noem nog dat wij niet alleen een zondige aard houden, waar we al zou ze niet
ontplooien over moeten klagen, maar dat ook onze allerheiligste verrichtingen
onvolkomen zijn en met zonden bevlekt. ‘Onze gerechtigheden zijn als een
wegwerpelijk kleed.’ (Jesaja 64:60 Over onze allerheiligste verrichtingen hebben
wij verzoening nodig. Aan alles wat wij in dienst van God doen, kleeft zolang
wij dit lichaam des doods hebben een stuk egoïsme en zoeken van eigen eer. Wie
dat ontkent, mist zelf-kennis. Het perfectionisme hangt dan ook samen met een
onjuist en oppervlakkig zondebesef.
Het leven als overwinnaar in Christus is hier op aarde blijvend met de bedelaargestalte verbonden
Het leven als overwinnaar in Christus is hier op aarde blijvend met de bedelaargestalte verbonden
In
het geestelijke leven behoren in dit leven klacht en jubel bijeen. Het ware
geestelijke leven is niet enkel klacht, maar ook niet enkel jubel. De levende
klacht zelf verbindt trouwens aan God en geeft zo al vreugde. Het
bedelaarsleven is een overwinningsleven en het overwinningsleven is een
bedelaarsleven. Dat niets ons kan scheiden van de liefde is niet gegrond op de
vruchten van de Geest in ons, maar enkel alleen op het bloed van Christus voor
ons gestort en heel persoonlijk aan ons toegepast door de Heilige Geest.
Ik
denk aan de indrukwekkende woorden die de Engelse puritein John Owen zinspelend
op Galaten 2:20 een aantal dagen voor zijn dood aan één van zijn vrienden
schreef: ‘Ik ga naar Hem, Die ik van harte
heb liefgehad, of nog beter, naar Hem, Die mij heeft liefgehad met een eeuwige
liefde; dat is de volkomen grond van al mijn troost. (...) Ik verlaat het schip
van de kerk in een storm, maar wanneer de grote Loods aan boord is, zal het
verlies van een arme onderroeier van weinig betekenis zijn.’
Om
deze dingen gaat het in het geding met het zogenaamde overwinningsleven als
tegenstelling tot het bedelaarsleven. De toegerekende gerechtigheid van
Christus is en blijft de enige grond van de rechtvaardiging. De rechtvaardiging
als zodanig is de verwisseling van staat, van de staat van verdoemenis naar
vrijspraak en vergeving, van de staat van een kind des toorns naar die van een
kind van God. Uit die staat kunnen we nooit meer vallen, maar voor ons gevoel
kan het er meer dan eens om spannen. Zeker is dat de troost van de
rechtvaardiging de christen blijvend begeleid.
In
dit verband is het van groot belang te onderkennen dat in vraag 60 van de Heidelbergse Catechismus niet wordt
gevraagd: ‘Hoe ben je rechtvaardig voor God geworden?’ maar ‘Hoe zijt gij
rechtvaardig voor God?’ De vraag staat in de tegenwoordige tijd. Ze kan niet
alleen aan een beginnend christen maar ook aan de meest bevestigde christen
worden gesteld. Zowel de beginnende als de meest bevestigde christen geven
hetzelfde antwoord. We zijn en blijven alleen rechtvaardig voor God op grond
van de ons toegerekende volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van
Christus.
Ik
verwijs ook naar het slot van artikel 24 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis: ‘Voorts, al is het dat wij goede
werken doen, zo gronden wij toch onze zaligheid niet daarop; want wij kunnen
geen werk doen, of het is besmet door ons vlees en ook strafwaardig; en al
konden wij er één voortbrengen, zo is toch de gedachtenis van één zonde genoeg,
dat het van God zou verworpen worden. Alzo dan zouden wij altijd in twijfel
staan, herwaarts en derwaarts drijvende, zonder enige zekerheid, en onze arme
consciënties zouden altijd gekweld worden, indien zij niet steunden op de
verdiensten van het lijden en sterven onzes Zaligmakers.’
Wezenlijk
voor de gereformeerde religie is dat de overwinnings-gestalte een
bedelaargestalte blijft. Ik kan niet nalaten het gezang van de Anglicaanse
predikant Toplady te citeren; een gezang waaraan hijzelf de titel gaf ‘Het
gebed van de meest verge-vorderde gelovige beide in leven en sterven’:
Vaste
rots van mijn behoud,
als
de zonde mij benauwt,
laat
mij steunen op uw trouw,
laat
mij rusten in uw schaûw,
waar
het bloed door U gestort,
mij
de bron des levens wordt.
Zie,
ik breng voor mijn behoud
U
geen wierook, mirr’ of goud;
moede
kom ik, arm en naakt,
tot
de God, die zalig maakt,
die
de arme kleedt en voedt,
die
de zondaar leven doet.
Rock of Ages, cleft for me
Let me hide myself in thee;
Let the water and the blood,
From thy riven side which flowed,
Be of sin the double cure,
Cleanse me from its guilt and power.
Nothing in my hand I bring;
Simply to thy cross I cling;
Naked, come to thee for dress;
Helpless, look to thee for grace;
Foul, I to the fountain fly;
Wash me, Saviour, or I die.
Wir sind nur Betler. Hoc est verum
Het
getuigenis van de blijvende betekenis van de rechtvaardiging door het geloof
alleen wordt aangevochten, niet alleen vanuit de moderne theologie, maar ook in
allerlei vormen van evangelische theologie. Daarin staat zo vaak de gelovende
en voor God werkzame mens centraal en niet Christus en Zijn kruisver-diensten.
Laten
we het ons toevertrouwde pand bewaren. Als hersteld hervormd predikant merk ik
op dat in deze de Hersteld Hervormde Kerk een bijzondere verplichting heeft.
Zij heeft terecht de lutherse belijdenis afgewezen. Echter wie met Luther
belijdt: ‘Wir sind nur Betler. Hoc est verum’ (wij zijn slechts bedelaars dat
is waar; Luther’s laatste geschreven woorden), staat veel dichter bij de
gereformeerde belijdenis dan het gedachtegoed dat een stichting als Heartcry
nu propageert.
Hier is het artikel in het geding, waar de kerk mee staat of
valt namelijk de rechtvaardiging van de goddeloze. Zelfs een rooms-katholiek
als Pascal gaf hier een duidelijker geluid met zijn getuigenis dat er op aarde
slechts twee soorten mensen zijn de zondaren die menen rechtvaardig te zijn en
de rechtvaardigen die weten zondaar te zijn.