De wedergeboorte als een eenzijdig werk
van God
Er
is nog een derde terrein waarvoor ik aandacht wil vragen, namelijk de
wedergeboorte als een eenzijdig werk van God. In onze belijdenis wordt daarover
het meest uitvoerig in hoofdstuk III/IV van de Dordtse Leerregels gesproken. Als het gaat om de wedergeboorte,
wordt daar in hoofdstuk III/IV, 12 beleden: En dit is die wedergeboorte, die
vernieuwing, nieuwe schepping, opwek-king van de doden, en levendmaking, waarvan
zo heerlijk in de Schriften gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons
werkt. En deze wordt in ons niet teweeg gebracht door middel van de uiterlijke
prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat,
wanneer nu God zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen
zou staan wedergeboren te worden, of niet wedergeboren te worden, bekeerd te
worden, of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een
zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare verbor-gene en
onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den
Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer
is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier
harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en
krach-tiglijk wedergeboren worden en metterdaad geloven. En alsdan wordt de wil,
zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God
bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt, dat de
mens, door de genade, die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.’
.
Ongetwijfeld
mag en moet Christus iedereen die het Woord hoort, aangeboden worden als de
enige en volkomen Zaligmaker. Het evangelie mag nooit vrijblijvend worden verkondigd,
maar moet uitgaan niet slechts met de wens maar met het bevel, de oproep van
geloof en bekering. Er mag en moet verkondigd worden dat een zondaar welkom is
bij Christus. Ik denk aan het prachtige boek van John Bunyan over Johannes 6:37
Come and Welcome to Jesus Christ, waarvan onder de titel Het komen tot Christus een uitstekende
Nederlandse vertaling bestaat.
Het
is echter niet zo dat het in de macht van de mens ligt de aangeboden Zaligmaker
aan te nemen. Het evangelie wordt ons niet verkondigd, omdat wij reeds vrij
zijn. Evenmin wordt het ons verkondigd, omdat wij weliswaar gebonden zijn, maar
toch onszelf kunnen bevrijden. Het evangelie wordt ons verkondigd, omdat wij
gebonden zijn en onszelf niet kunnen en zelfs niet eens willen bevrijden. Het
is God die door Zijn Geest een mens in staat stelt en gewillig maakt te
geloven. Dan krijgen we er ook echt zin in om God te vrezen, al moeten we
klagen over de gebreken van ons geloof en het onvolkomen karakter van onze
gelijkvormigheid aan Christus.
Prediking
is het aanbieden en aanprijzen van de Zaligmaker. De gedachte mag echter niet
gewekt worden dat een mens uit zichzelf in staat of gewillig is de Zaligmaker
te omhelzen. We zijn er trouwens niet mee slechts te belijden dat het geloof
een genadegave Gods is, als dit enkel en alleen als conclusie achteraf functioneert.
Een mens die niet kan en niet wil geloven, wordt daartoe in staat gesteld.
Zonder schema’s op te stellen of de variëteit in het werk Gods in dezen te
miskennen is dit een zaak die innerlijk wordt beleefd. Wanneer een christen mag
vertellen hoe hem geleerd werd te geloven, zal altijd naar voren komen: Ik ben
gevonden van hen die naar Mij niet zochten en niet vroegen.
Zalig
uit genade
Een
christen verwoordt als het gaat om het ontvangen van de zaligheid dat op
eenzelfde wijze als Paulus dat deed in de brief aan de gemeente van Efeze: ‘Maar
God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons
liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Christus; (uit
genade zijt gij zalig gewor-den).’ (Efeze 2:4-5). Gods liefde is hier Zijn
eenzijdige, ver-kiezende liefde. Hij maakt een onderscheid waar geen onder-scheid
is. Het is niet zo dat Gods liefde machteloos voor ons is, totdat wij haar
aanvaarden. Nee wij zijn machteloos en onwillig tot God door Zijn Heilige Geest
Zijn liefde in ons hart uitstort.
Ik
citeer in dit verband ook de brief aan Titus: ‘Want ook wij waren eertijds
onwijs, ongehoorzaam, dwalende, menigerlei begeerlijk-heden en wellusten
dienende, in boosheid en nijdigheid levende, hatelijk zijnde, en elkander hatende. Maar wanneer de
goe-dertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, Heeft Hij ons zalig
gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar
naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en ver-nieuwing des
Heiligen Geestes.’ (Titus 3:3-5)
We
moeten niet bij het begin van het geestelijke leven blijven steken. Op de
wedergeboorte als eenzijdig werk van God volgt het levenslange beoefenen van
het geloof en de dagelijkse bekering met de geloofsstrijd en geloofsoverwinning
daaraan verbonden. We moeten het begin ook niet overslaan. Een goed werk kan
alleen worden voortgezet als het ook is begonnen. Ik kan niet anders zien dat
velen in onze tijd die over geloofsgroei spreken, geen klaar en helder
getuigenis geven als het gaat om het begin van het geestelijke leven. De
voortzetting en het einde kan alleen goed zijn, als het begin goed is.
Er
waart door de kerken ook van de gereformeerde gezindte een arminiaans getint
gevoelen. Dat aansluiting zelfs bij Finney wordt gezocht, is bijzonder
verontrustend. Finney was feitelijk nog veel arminiaanser dan Arminius zelf.
Dat komt niet in de laatste plaats naar voren in zijn propaganda om tijdens
samenkomsten mensen de gelegenheid te geven naar voren te komen om zo voor
Jezus te kiezen. Een alternatief in de lijn van Finney is dat tijdens een samenkomst
een moment van stilte wordt ingelast, waarin men de gelegenheid krijgt de
beslissing voor Jezus te nemen.
Jij
daar
Op
de jeugdsamenkomsten van de stichting Jij daar die onder andere avonden
in Doorn belegd, worden meerdere sprekers die het zo aanpakken uitgenodigd.
Het uitgangpunt is dat de mens zichzelf voor Gods genade kan openstellen als
hij het zelf maar wil. Men nodigt ook sprekers uit die wel als gereformeerd
kunnen worden gezien, maar veelal dan toch sprekers voor wie de gedachte van
het geloof als genadegift van God meer op de achtergrond staat en bij wie de
oproep tot zelfonderzoek niet tot nauwelijks een functie heeft.
Nu
weet ik dat deze gedachte zozeer op de voorgrond kan staan dat het geloof als
appèl geen recht wordt gedaan. Jongelui uit de gemeenten waar dat het geval is,
plegen extra gevoelig te zijn voor de boodschap en sfeer van Jij daar-
avonden. Dat is iets wat kerken tot zelfonderzoek noopt. Wordt bij ons
Christus werkelijk aan het hart gelegd en zie jongelui in onze gemeenten
leesbare brieven van Christus? Nooit mag ongeloof en onbekeerd-zijn als normaal
worden gezien. Het feit dat het geloof een genadegave van God is mag nooit zo
worden verkondigd, dat het van Christus afhoudt in plaats dat het naar Hem
uitdrijft. Nooit kan te duidelijk dat God in de verkondiging van het Evangelie
ons in Christus verzoening en vriendschap aanbiedt en dat Hij iedereen hoort
die Hem om Christus’ wil om genade aanroept.
Dat
neemt niet weg dat we niet gelukkig behoren te zijn met de presentatie en
veelal ook de boodschap van Jij daar.
De pre-sentatie is heel mensgericht is. Het Evangelie is ook te heilig om
op een disjocky-achtige manier te worden gepresenteerd. Eerbied voor Gods
majesteit die weliswaar met kinderlijke vrijmoedigheid vermengd mag zijn,
behoort tot de kern van bijbelse vroomheid. Dat geldt ook voor en niet onbelangrijk
deel van de melodieën waarop liederen worden gezongen. Terwijl Calvijn betuigde
dat de melodieën waarmee we Gode lof zingen iets van Gods majesteit moeten weerspiegelen,
valt bij Jij daar heel sterk het accent op ritme. Dat weerspiegelt een
ander spiritualiteit dan de gere-formeerde en puriteinse spiritualiteit.
Nog
één ding: de genoemde stichting richt zich op de refor-matorische jeugd zonder
zelf aan de gereformeerde belijdenis te binden. Ik bepleit principieel het
omgekeerde en dat in allerlei verbanden.
Bind je duidelijk aan de gereformeerde belijdenis maar probeer iedereen van
welke achtergrond ook te bereiken en beperk je niet tot een bepaalde
subcultuur. Laat alom het bijbelse getuigenis worden gehoord: ‘Want God, Die
gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, is Degene, Die in
onze harten geschenen heeft, om te
geven verlichting der kennis der heer-lijkheid Gods in het aangezicht van
Jezus Christus.’ (2 Korinthe 4:6)
Slot
Laten
we het ons toevertrouwde pand beminnen, bewaren en verdedigen. Daarbij gaat het
om de boodschap dat de Drie-enige God de God is van volkomen zaligheid. Deze
boodschap geeft een vreugde die de wereld en welke vorm van eigenwillige
godsdienst ook ons nooit kan geven. Ik neem niets terug van het feit dat de
klacht bij het leven van een christen hier op aarde behoort, maar tenslotte
gaat de vreugde boven de klacht uit. Eenmaal in het nieuwe Jeruzalem zal alleen
de vreugde over-blijven en de klacht voorgoed voorbij zijn. Hier op aarde mag de
voorsmaak van de eeuwige zaligheid worden gesmaakt. Er is sprake van een
beginsel van vreugde. Als dat beginsel zo groot is, wat moet dan de volheid
zijn.
Als
ons spreken en ons geestelijke leven slechts door een klacht wordt getekend,
roepen we zelf een reactie op. Dan zijn we er mede verantwoordelijk voor dat
jongelui die ontkomen zijn aan de strik van een lijdelijke godsdienst terecht
komen in een strik van eigengerechtige godsdienst.
Laat
dit duidelijk zijn dat de vreugde van een christen, geen vreugde is over eigen
vorderingen in het geloofsleven. In dezen zegt hij met Paulus dat hij de dingen
die achter hem zijn, namelijk datgene wat hij tot Christus bekeerd zijnde in
Diens dienst heeft gedaan, vergeet. De vastheid van een christen is enkel en
alleen het kruis van Christus. Wie daar iets van gaat verstaan, begeert zijn
leven in dienst van God te besteden om tenslotte met de Psalmist te belijden:
Gun
leven aan mijn ziel, dan looft mijn mond
Uw
trouwe hulp; stier mij in rechte sporen;
Gelijk
een schaap heb ik gedwaald in 't rond,
Dat,
onbedacht, zijn herder heeft verloren;
Ai,
zoek Uw knecht, schoon hij Uw wetten schond;
Want
hij volhardt naar Uw geboôn te horen.
Er
zijn in de kerken veel dingen die ons moeten verontrusten. Geruststellend is de
wetenschap dat wij de kerk niet in stand moeten houden, maar dat Christus dit
Zelf doet en dat de poorten der hel haar niet zullen overweldigen. Als de Heere
werkt, wie zal dan keren. Hoe rijk en troostvol is dan het getuigenis dat Jezus
Christus ons geschonken is tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en
volkomen verlossing. Daarmee kunnen we leven en sterven.
Ik
zou tenslotte willen opmerken: laten we getrouw zijn op
de plaats waar God ons heeft gesteld en voortdurend smeken om herstel en
hervorming van de kerk in de diepste zin van het woord, opdat de christelijke
kerk een waarlijk gereformeerde kerk mag zijn. Dat herstel en die hervorming
zijn pas volkomen op de jongste dag. Daarom rest ons de bede: Ja, kom, Heere
Jezus.’