Afzetting
als hervormd predikant en terugkeer tot de Hervormde Kerk
Ds.
Keck kreeg in de tijd dat hij in Zuilichem stond contact met ds. J.P. Paauwe.
Evenals hij was ds. Paauwe van ethische afkomst en ook ds. Paauwe was in zijn
eerste gemeente tot bekering gekomen. In de strijd van ds. Paauwe die
weigerde jonge mensen die in een vrijzinnige gemeente belijdenis hadden
afgelegd in te schrijven in het lidmatenboek, koos hij nadrukkelijk de zijde
van ds. Paauwe.
In zijn volgende gemeente Bergambacht zou ds. Keck om een soortgelijke reden in conflict komen met de kerkelijke besturen. Hij weigerde kinderen die gedoopt waren in de vrijzinnige gemeente van Stolwijk in te schrijven in het doopboek. De caféhouder om wiens kind het ging, weigerde zijn café te sluiten de zondag dat zijn kind werd gedoopt. Om die reden was uitgeweken naar Stol-wijk. Evenals bij zijn vriend ds. Paauwe het geval was, leidde dit tot de schorsing van ds. Keck.
Te Bergambacht ontstond een noodgemeente. In deze tijd heeft ds. Keck wel voor de kring rond ds. Paauwe gepreekt zowel in Den Haag als Bennekom. Uit de levensbeschrijving van ds. Keck door dhr. Hille en dhr. Mulder komt ook naar voren dat op de classis van de Gereformeerde Gemeenten de vraag naar voren kwam of men ds. Paauwe en ds. Keck niet mocht laten voorgaan. Ds. Kersten wilde hiervan echter niet weten. Het laat wel zien dat men zich binnen de Gereformeerde Gemeenten aan deze predi-kanten verwant wist.
In zijn volgende gemeente Bergambacht zou ds. Keck om een soortgelijke reden in conflict komen met de kerkelijke besturen. Hij weigerde kinderen die gedoopt waren in de vrijzinnige gemeente van Stolwijk in te schrijven in het doopboek. De caféhouder om wiens kind het ging, weigerde zijn café te sluiten de zondag dat zijn kind werd gedoopt. Om die reden was uitgeweken naar Stol-wijk. Evenals bij zijn vriend ds. Paauwe het geval was, leidde dit tot de schorsing van ds. Keck.
Te Bergambacht ontstond een noodgemeente. In deze tijd heeft ds. Keck wel voor de kring rond ds. Paauwe gepreekt zowel in Den Haag als Bennekom. Uit de levensbeschrijving van ds. Keck door dhr. Hille en dhr. Mulder komt ook naar voren dat op de classis van de Gereformeerde Gemeenten de vraag naar voren kwam of men ds. Paauwe en ds. Keck niet mocht laten voorgaan. Ds. Kersten wilde hiervan echter niet weten. Het laat wel zien dat men zich binnen de Gereformeerde Gemeenten aan deze predi-kanten verwant wist.
Door
steeds intensiever contact met zogenaamde rechtsonker-kelijke gezelschapsmensen
als Manus van der Hoven en Piet de Bie kwam ds. Keck tot het besluit zijn ambt
neer te leggen. Echter, toen Piet de Bie hem aanraadde de kinderen die na zijn
afzetting waren geboren, in de Hervormde Kerk te laten dopen, leidde dit bij
ds. Keck tot het inzicht dat hij in zijn handelen had gedwaald en de Hervormde
Kerk niet had mogen verlaten. Als hij in de Hervormde Kerk zijn kinderen kon
laten dopen, behoorde hij daar ook het Woord te verkondigen.
Met
schuldbelijdenis keerde ds. Keck terug tot de Hervormde Kerk. Hij ging ervan
uit dat de rechtsonkerkelijke vrienden nu niets meer van hem wilden weten.
Dat viel overigens alles mee. Zonder hem bij te vallen veroordeelde zijn
vrienden hem niet. Ds. Keck is dan ook een andere weg gegaan dan ds. Paauwe.
Deze radica-liseerde steeds meer in zijn visie op de kerk en meende dat binnen
de kerken van Nederland de waarheid Gods niet meer werd verkondigd. Zijn
oordeel over de afgescheiden kerken was daarbij niet minder negatief dan over
de Hervormde Kerk.
Ds. Keck en ds. Paauwe
Ds. Keck en ds. Paauwe
Niet
geheel duidelijk is mij uit de over hem geboden levens-beschrijving geworden,
hoe ds. Keck over de leerstellige opvattin-gen van ds. Paauwe dacht. Omgekeerd
is mij uit wat ik over ds. Paauwe heb gelezen, niets bekend over hoe hij de
kerkelijke gang en opvattingen van ds. Keck, met wie hij zo’n nauwe vriend-schap
heeft gehad, heeft beoordeeld. Ds. Keck kon een onderscheid maken tussen
het ontvangen van genade en het ont-vangen van Christus.
Ds.
Paauwe verwierp deze onderscheidingen juist heel radicaal. Het hanteren
ervan was voor hem één van de redenen dat hij meende dat God met Zijn Geest
van de kerken van Nederland was geweken. Zeker is, dat ds. Keck tot aan zijn
dood toe in onderscheid met ds. Paauwe, een strijd heeft gekend over de vraag
of hij wel werkelijk in Christus geborgen was. Het lijkt mij dat hij ook minder
strak dogmatisch dacht dan ds. Paauwe en veel pastoraler was ingesteld.
Na
zijn terugkeer tot de Hervormde Kerk diende ds. Keck de gemeenten van Garderen,
Heteren en Staphorst. In de laatste gemeente ging hij in 1943 met emeritaat. Daarna verleende
hij nog pastorale hulp in de evangelisatie Elim te Zwolle. Betreu-renswaardig is
dat ds. Keck het antichristelijke karakter van het nazisme niet heeft
onderkend.
Ds.
Keck zag de Duitse bezetting niet alleen
als een oordeel van God, maar blijkens een brief van zijn zoon die als
vrijwilliger tot de Waffen-SS was toegetreden, hoopte hij ook op een Duitse
overwinning. Deze zoon Karel kreeg overigens zelf wel oog voor het feit dat
het fascisme geen minder grote dreiging was voor het christelijke geloof dan
het communisme en heeft dat zijn vader ook geschreven. Ds. Keck heeft niet meer
meegemaakt dat deze zoon, die gewond in handen van het verzet raakte, door
het verzet werd gedood.
Levenseinde
Op
zijn sterfbed is ds. Keck tot de volle zekerheid van het geloof gekomen. Toen
zijn zielenvriend Looijen uit Andelst de zieken-kamer binnenkwam, riep hij uit:
‘Het kan, het kan, het kan.’ Hij meende dat Gods volk verwonderd zou zijn,
wanneer hij zou binnenkomen. Ds. Jac. van Dijk, die evenals ds. Keck in
Garderen heeft gestaan en naar zijn eigen getuigenis de invloed van ds. Keck
op huisbezoeken bemerkte, zei in een preek: ‘Maar Gods volk was niet zo verwonderd
als ds. Keck zelf, want zij wisten wel dat ds. Keck een gekende des Heeren was,
alleen hijzelf twijfelde er zo aan.’
Ds.
Van Dijk heeft trouwens ook meer dan eens verteld dat als hij Looijen bezocht,
Looijen hem vroeg: ‘Heb je wel eens gehoord, hoe mijn zielevriend ds. Keck is
gestorven?’ Ds. Van Dijk gaat dan verder: ‘Als ik nee zei, loog ik en zei ik
ja, dan vertelde hij het niet. Daarom zei ik niets, als mij die vraag werd
gesteld en zat maar wat aan mijn schoenveter. Dan vertelde Looijen opnieuw over
het ruime sterven van ds. Keck. Het verveelde mij nooit het te horen en elke
keer als mij het werd verteld, deed het mij goed.’
Hille
en Mulder hebben in hun levensbeschrijving van ds. Keck ook een preek opgenomen
die hij op tweede paasdag 1944 in Staphorst hield. Alleen al het feit dat deze
preek is afgedrukt, maakt het de moeite waard deze levensbeschrijving aan te
schaffen.
De preek gaat over de verschijning van de Heere Jezus aan Maria Magdalena. Duidelijk is hoezeer ds. Keck zichzelf heeft herkend in de strijd en twijfel van Maria, maar ook, bij alle twijfels die hij daar zelf over had, in haar liefde tot de Zaligmaker en dat zij Hem niet kon missen.
De preek gaat over de verschijning van de Heere Jezus aan Maria Magdalena. Duidelijk is hoezeer ds. Keck zichzelf heeft herkend in de strijd en twijfel van Maria, maar ook, bij alle twijfels die hij daar zelf over had, in haar liefde tot de Zaligmaker en dat zij Hem niet kon missen.
Ik
kwam in de preek een zin tegen die ik u niet wil onthouden: ‘Er is een geloof
dat zichzelf kan redden, maar het ware geloof heeft voor ieder stapje de Heere
nodig.’ Hij zegt ook in deze preek dat het een ware christen niet om de hemel
als zodanig is begonnen, maar ook Christus. Voor een ware christen is het
groot, om al is het maar door een kier de Bruidegom van zijn ziel te mogen
zien.