In onze tijd komt ook in protestantse kring
de vraag naar voren of wij nog wel uitkomen met het sola scriptura van de
Reformatie. Leert het postmodernisme ons niet dat een beroep op een tekst – en
in dit geval op de tekst van de Schrift – niet alleen iets zegt over die tekst
maar ook over degene die zich erop beroept. Is de gedachte dat de Schrift een
objectieve inhoud heeft geen fictie of met een andere insteek: getuigt dit niet
van een rationalistische visie die op een ongeoorloofde wijze ervan uitgaat dat
het kenmerkende van de Schrift is dat zij een kennisinhoud heeft?!
Biblical Auhority after Babel van de begaafde Amerikaanse theoloog
Kevin J. VanHoozer,onderzoekshoogleraar systema-tische theologie aan Trinity
Evangelical Divinity School, heeft deze vragen als achtergrond. Nadrukkelijk
wenst VanHoozer vast te houden aan het feit dat de Schrift objectieve kennis
schenkt. Hij bestrijdt dat dit standpunt van rationalisme getuigt. Wie het
afwijst, blijkt aan het geloof – hoe summier ook – toch een kennisinhoud te
geven. Alleen functioneert de Schrift niet als uiteindelijke norm van de
kennisinhoud van het geloof.
Uitdrukkelijk gaat VanHoozer in op het van
rooms-katholieke zijde meer dan eens geuite bezwaar dat de Reformatie de
secularisatie en het epistemologisch scepticisme heeft bevor-derd en
aanleiding heeft gegeven tot een diepgaande verbrokkeling van de christelijke
kerk. Temeer omdat steeds meer protestantse theologen van deze argumenten onder
de indruk blijken te zijn. Hoe komt het dat het sola scriptura van de
Reformatie binnen het protestantisme niet tot een breed gedeelde gezamenlijke
uitleg van de Bijbelse boodschap heeft geleid?
VanHoozer brengt terecht naar voren dat het
sola scriptura niet los moet worden gemaakt van de andere solas van de
Re-formatie. Wie werkelijk sola scriptura belijdt, weet ook van zalig worden
door genade alleen, van Christus als enige Middelaar, van het geloof als het
enige middel dat ons deel geeft aan Christus en Zijn gerechtigheid en van het
feit dat het in dit alles om de eer van God alleen gaat.
Ondanks het feit dat de Reformatie
verbrokkeld is geraakt, blijkt er over de grenzen van kerkverbanden toch tussen
klassieke protestanten meer eenheid te zijn dan in eerste instantie zichtbaar
is: een eenheid van geloof. Zoals christenen elkaar moeten dienen in het leren
kennen en verheerlijken van God geldt dat ook voor kerkverbanden en
plaatselijke gemeenten.
Met een zinspeling op Lewis stelt VanHoozer
dat onversneden (mere) protestants christendom een katholiek christendom is,
gestempeld door de Reformatie. Naar zijn diepe overtuiging is Rome niet echt
katholiek. Rome gaat zonder dat er nog een uiteindelijke toetsing aan de
Schrift mogelijk is, uit van de juistheid van haar verstaan van het Evangelie.
Vaticanum II betekende in allerlei opzichten een vernieuwing van Rome. Het was
echter geen terugkeer naar het Evangelie.
Volgens Vaticanum II wordt genade niet
alleen via de sacra-menten, maar via de gehele geschapen werkelijkheid
mee-gedeeld. Dat de genade ingebouwd is in de geschapen werkelijkheid staat
haaks niet alleen op de boodschap van de Reformatie maar ook op het Bijbelse getuigenis.
Juist Vaticanum II laat de actualiteit en relevantie van sola scriptura zien.
Aansluitend bij de Anglicaanse Australische
nieuwtestamen-ticus Greame Goldsworthy stelt VanHoozer dat het beginsel van
geloof alleen wijst op de ontologische onbekwaamheid van de zondaar terug te
keren tot God en op het epistemologische en soteriologische primaat van de
Heilige Geest. Tegen het postmoderne hermeneutische relativisme stelt
VanHoozer dat objectieve kennis van de Bijbelse boodschap het doel van het gelovig
onderzoek van de Schrift blijft.
Hij wijst af dat de uitleg van de Schrift
onlosmakelijk is verbon-den met de geloofsgemeenschap waartoe wij behoren, en
wij daar nooit boven uit kunnen stijgen. Juist Luther is hiervan het klassieke
tegenvoorbeeld. Met instemming las ik hoe VanHoozer wijst op de betekenis van
de inzichten van Alvin Plantiga bij het onderbouwen van de notie dat de Schrift
niet alleen objectieve inhoud heeft, maar wij die inhoud ook kunnen kennen.
Sola scriptura betekent dat de Bijbel de
uiteindelijke norm (norma normans) is, maar niet
dat zij de enige norm is. Er zijn van de Schrift afgeleide normen (normae
normatae) die wij niet mogen verwaarlozen. Negatie van de betekenis van de
kerkgeschiedenis – juist ook voor de uitleg van de Schrift – is strijdig met
het katholieke karakter van het christelijke geloof. Wie de Kerk der eeuwen
vervangt door het protestantse indi-vidu sluit zich af voor de rijkdom van de
Kerk der eeuwen en maakt protestanten juist zo ontvankelijk voor Rome.
Kort samengevat komt de studie van VanHoozer
neer op een pleidooi voor protestants gestempelde katholiciteit, waarbij het
sola scriptura de enige uiteindelijke norm is, maar wel een norm die
gehanteerd wordt smekend om de verlichting door de Heilige Geest en die
verdisconteert dat wij niet de eersten zijn die de Schrift lezen en dat de
Heilige Geest ook aan vorige generaties wijsheid schonk. Het grote verschil met
Rome blijft dat de traditie geen heersende (magisterial) maar dienende (ministerial)
taak en plaats heeft bij de uitleg van de Schrift en het verstaan van het
Evangelie.
Kevin J. VanHoozer, Biblical Authority. Retrieving the
Solas in het Spirit of Mere Protestant Christianity, Brazos Press,
Grand Rapids, MI 2016; ISBN 9781587433931; xii + 269 pp., prijs $21,99.