In 2015 trad dr. Jan Hoek terug als bijzonder hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de PTHU te Groningen en hoofddocent aan de CHE. Ter gelegenheid daarvan zag het boek Tedere Majesteit het licht. Hoek ontvouwt hier zijn gedachten over Gods verhevenheid en nabijheid. Terecht stelt hij dat die twee zaken kenmerkend zijn voor een bijbelse en gereformeerde spiritualiteit. In hoofdstuk 4 en 5 gaat hij in gesprek met collega’s en studenten. De collega’s behoren allen op een na tot de PKN. Dat is uiteraard wel een beperking als het gaat om gedachtewisseling. Niet alleen kerkelijk maar ook theologisch.
Vanuit
de Heidelbergse Catechismus stelt Hoek Gods nabijheid en verhevenheid aan de
orde. De persoonlijke toonzetting van de Heidelbergse Catechismus biedt daartoe
alle aanleiding. Daarnaast stelt Hoek terecht dat de Heidelbergse Catechismus
weliswaar een gereformeerd belijdenisgeschrift is maar met grote openheid naar
het erfgoed van Luther.
De
opstellers streefden naar consensus zonder de boodschap van de Schrift tekort
te doen. Beginnend bij Bastingius en eindigend bij Barth geeft Hoek uitleggers
van de Heidelbergse Catechismus het woord. Bastingius schreef als eerste een
Nederlandse catechismusverklaring. Mij viel uit Hoeks weergave op hoe
troostrijk en existentieel Bastingius spreekt.
Over
de grote theologische en kerkhistorische kennis van Barth hoeft geen twijfel te
bestaan. Echter, als Hoek hem ondanks de universalistische tendensen in zijn
theologie als gereformeerd theoloog ziet, kan ik daarin niet meegaan.
Historisch is dit uiteraard wel waar, maar als wij ‘gereformeerd’ normatief
invullen ligt dat anders. Dan is Billy Graham - om maar een naam van onze eigen
tijd te noemen - veel gereformeerder dan Barth, terwijl ook Graham bepaald
niet zonder meer met de gehele inhoud van de belijdenis instemt.
Het
feit dat Hoek zijn boek de titel gaf Tedere Majesteit laat zien dat
hijzelf behoorlijk beïnvloed is door Barth. Eigenlijk wil hij evenals Barth
alleen over Gods majesteit spreken in het licht van Gods genade in Christus.
Daarmee wordt het onmogelijk om echt recht te doen aan het feit dat van nature
Gods toorn op de mens rust. Ik zou niet weten hoe Hoek echt recht kan doen aan
de uitroep in Jesaja 6 ‘heilig, heilig is de HEERE der heirscharen’ en Jesaja’s
reactie erop ‘wee mij want ik verga’. Ik denk ook aan de eerste hoofdstukken
van de brief aan de Romeinen met de indrukwekkende woorden dat de gehele wereld
verdoemelijk is voor God. In de Bijbel zelf wordt Gods nergens als ‘teder’
getypeerd. Daar is er de paradox van majesteit en genadige en onverdiende
nabijheid.
Het
meest teleurstellend van Tedere Majesteit vond ik dat Hoek blijkens zijn
reactie op dr. G. van den Brink de indruk geeft dat hij geen moeite heeft met
het aanvaarden en gebruiken van de historisch-kritische methode van
Schriftlezen. Als Hoek zegt dat de Bijbel ons de zoektocht van mensen tekent die
nu weer eens deze dan weer die zijde van Gods waarheid in het oog vatten, wordt
al te zeer vanuit de mens de inhoud van de bijbelse openbaring getekend.
Ik zou
hier willen wijzen op Alvin Plantinga die principieel het gelovig lezen van de
Bijbel (door hem traditionele Schriftuitleg) en het historisch-kritisch lezen
van de Bijbel van elkaar onderscheidt. Hij laat zien dat wie wetenschappelijk
de Bijbel op een neutrale manier wil lezen maar persoonlijk als een gelovige,
ook als wetenschapper, essentiële elementen van de bijbelse boodschap niet ten
volle kan verdisconteren.
Veel
uitvoeriger dan Plantinga gaat Gerhard Maier, de voormalige, lutherse bisschop van
de landskerk van Württemberg, in zijn boek Biblische Hermeneutik op deze
materie in. Hij geeft aan dat wie de Bijbel gelovig leest, de
historisch-kritische methode moet prijs geven en wie de Bijbel
historisch-kritisch leest, steeds minder aan de klassiek christelijke boodschap
recht kan doen.
Voor
alle duidelijkheid: wij moeten wel de bijbelse teksten allereerst vanuit de
historische context waarin zij klonken verstaan, maar dat dient te geschieden
vanuit de overtuiging dat de Bijbel in zijn totaliteit het volstrekt
betrouwbare en onfeilbare Woord van God is. In plaats van historisch kritisch
lezen moeten we spreken van historisch-grammaticaal (literair) - theologisch
lezen.
Hoek
wenst de bijbelse nodiging om tot Christus te komen voluit recht te doen. De
belijdenis van Gods soevereiniteit mag daaraan geen afbreuk doen. Helaas is dat
meer dan eens gebeurd. Hier kan ik Hoek alleen maar bijvallen. Dat geldt niet
als hij dr. Wim Verboom bijvalt in diens kritiek op de Dordtse Leerregels. Verboom
kan zich niet vinden in de wijze waarop dit belijdenisgeschrift over
verkiezing en vooral verwerping spreekt. Volgens Verboom mogen we niet meer
zeggen dan dat God degenen verwerpt die Zijn verbond verwerpen. Ik zou daarbij
allereerst willen opmerken dat de bijbelse boodschap breder is dan die van het
verbond van genade. We moeten beginnen met God als Schepper, Die sinds de
zondeval Zijn toorn over de mensheid openbaart. Alleen in dat licht kan op de
juiste wijze over Gods verbond en Zijn genade worden gesproken.
Ongetwijfeld
mogen wij – iets dat in het besluit van de Dordtse Leerregels onderstreept
wordt – niet op dezelfde wijze over de verwerping spreken als over de
verkiezing. Alle nadruk moet vallen op het feit dat een mens door eigen schuld
verloren gaat. Als wij echter niet meer zeggen dan dat God degenen verwerpt die
Hem verwerpen, doet dat geen recht aan het feit dat God niet bijna alle
dingen, maar alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil.
Hoek
en Verboom hebben moeite met de gereformeerde leer van de soevereiniteit van
God. Ik zou willen benadrukken als het gaat om Gods soevereiniteit, onze
verlorenheid en onze verantwoordelijkheid, God hierin ons begrip te boven
gaat. Wij moeten leren ook hierin verstaan dat God God is en wij mens zijn. Als
wij ten volle recht doen aan het feit dat het geloof een genadegift van God is,
kunnen we er niet omheen dat God dit geloof niet aan allen schenkt, hoezeer wij
ook onderstrepen dat ongeloof eigen schuld is.
Wanneer
Hoek in het slothoofdstuk zijn eigen visie ontvouwt, zegt hij dat God er
speciaal voor ons wil zijn en een relatie met ons zoekt. Hij zet zich van eeuwigheid
tot eeuwigheid in voor het heil van de mens. Als wij op Zijn uitnodiging
ingaan, krijgen we een persoonlijke band met Hem en leren we Hem kennen als God
boven ons (de Vader), God naast ons (de Zoon) en God in ons (de Heilige Geest).
Hoe
waar dit ook is, hier wordt wel gemist dat God door Zijn Geest het geloof in
ons werkt. Later geeft Hoek een citaat uit de Tweede Helvetische Confessie
waarin dit wel wordt verwoord, maar dat wat daar naar voren komt, is te weinig
in wat hij zelf naar voren brengt, geïntegreerd. Klassiek wesleyaanse
methodisten, die ook de gereformeerde leer van Gods soevereiniteit niet
geheel aanvaarden, plegen duidelijker en nadrukkelijker over het eenzijdige
werk van God in de wedergeboorte en over de toekomende toorn waarvan wij gered
worden door Christus’ bloed, te spreken dan Hoek doet.
Niet
dat het laatste geheel ontbreekt, maar hij denkt, zoals hijzelf aangeeft,
allereerst vanuit Gods toewendingseigenschappen van genade, ontferming en
barmhartigheid. Dat ons kennen van God en van Zijn Woord daarin haar vaste
anker vindt, is duidelijk. Sprekend over Gods toewending moeten wij echter toch
sinds de zondeval eerst over Zijn toorn spreken om vanuit die werkelijkheid
Gods genade te belichten. Dat is bijvoorbeeld ook de lijn van het klassieke
doopsformulier.
Hoek
zegt in Tedere Majesteit mooie en behartigenswaardige dingen, maar een
aantal essentiële zaken worden veel te omfloerst verwoord. Ik vind het
verdrietig dat het moet, maar het zou oneerlijk en onjuist zijn de kritische
opmerkingen die ik maakte, achterwege te laten. Ik hoop dat Hoek die in zijn
gedachtegoed binnen de gereformeerde gezindte bepaald niet alleen staat, deze
kritische opmerkingen serieus zou willen overwegen. Ik zie uit naar theologen
en christenen die ondubbelzinnig het volstrekte gezag van de Schrift belijden
en onbekrompen en ondubbelzinnig spreken over onze verlorenheid en Gods genade.
Daar zal de kerk tot zegen zijn.
dr. Jan Hoek, Tedere Majesteit. Omgang met God in gereformeerde spiritualiteit, (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015), paperback 336 pp. € 24,90 (ISBN 978-90-239-7033-0)