De SGP. Beginselprogram en praktijk
Rond de verkiezingen was er hier en daar
discussie over de plaats van de vrouw in de politiek naar aanleiding van het
feit dat op een aantal lijsten van de SGP een vrouw staat. Toen de SGP honderd
jaar geleden werd opgericht was het actief kiesrecht voor de vrouw lang niet
voor iedereen vanzelfspre-kend en zeker niet het passief kiesrecht. Met haar
standpunt dat politiek het domein is van de man, is de SGP de laatste decennia
steeds meer in een isolement gekomen. Dat heeft niet zozeer te maken met
veranderingen bij de SGP, als wel in de samenleving.
Onder druk van de rechter ging de SGP,
zonder haar beginsel-programma te veranderen, ertoe over vrouwen toe te laten
als lid van de SGP. In principe is er geen juridische belemmering meer voor een
vrouw om op een kandidatenlijst te staan. Binnen de SGP zelf denkt niet
iedereen gelijk over deze zaak. Duidelijk is dat er een ruimte zit tussen wat
nu binnen de SGP juridisch mogelijk is en wat in het beginselprogramma staat.
Een christelijk gereformeerd hoogleraar
nam de zaak zo hoog op dat hij een open brief aan het hoofdbestuur van de SGP schreef om haar op
te roepen haar beginselprogramma te her-zien. Hij wees erop dat de ‘zwijgteksten’
uit het Nieuwe Testa-ment gaan over een onderscheiden roeping van mannen en
vrouwen ten aanzien van kerkelijke ambten. Dat laatste is on-getwijfeld waar.
Daar komt echter wel bij dat de bewuste
hoogleraar op de sociale media niet de indruk wekt dat hijzelf zoveel moeite
heeft met de openstelling van de ambten voor de vrouw. Dat maakt zijn oproep
aan het hoofdbestuur van de SGP toch ook wat dubbel. Een appel op de kerken om
vast te houden aan wat de Schrift leert over de plaats van de vrouw had op meer
verstaan van de geest van de tijd gewezen.
Het proeven van de tijdgeest
Veel meer to the point was een column van
SGP-senator Van Dijk in het RD. Hij signaleert dat het ontbreekt aan het
door-denken van het Bijbelse onderscheid tussen man
en vrouw, de verschillende roeping die zij hebben. Zeker is dat bij alle
taken die de vrouw in de kerkelijke gemeente kan en mag vervullen, het leren en
regeren haar niet toekomt.
Wie echter de bijbelse lijnen over de taak en plaats van de vrouw
ter harte neemt, kan niet beweren dat die ook geen consequenties hebben voor
de plaats van de vrouw in de samen-leving. Hij wijst erop dat christenen van de
gereformeerde ge-zindte mede daarom zwak staan in de huidige genderdis-cussie.
Een krachtig tegengeluid ontbreekt.
Wie de Schrift leest, kan constateren dat de taak van een ge-trouwde
vrouw wel niet uitsluitend, maar toch wel allereerst in het gezin ligt. Een
vrouw is er allereerst voor haar man en zo de Heere het huwelijk met de
kinderzegen bekroond heeft, ook voor haar kinderen. Een christelijk huwelijk
vooronderstelt dat er van meet af aan de bereidheid is om kinderen te
ontvangen. Laten wij daar onbewimpeld voor uitkomen.
Als een predikant in een huwelijksgesprek het klassieke huwelijksformulier
bespreekt, komt ook dit aspect van het huwelijk vanzelf ter sprake. Nu kan een
echtpaar vurig uitzien naar de komst van kinderen en dat die wens niet wordt
vervuld. Soms wordt een huwelijk na jaren ongedacht nog bekroond met de
kinderzegen, maar het kan ook zijn dat die kroon nooit komt.
Anders is het als een echtpaar voorlopig die kroon niet wil. Dat is
heel verdrietig, maar het valt te vrezen dat dit ook binnen de kerken meer
voorkomt dan ons lief is. Zelf heb ik een aantal malen een tweede
huwelijksgesprek moeten voeren, juist over deze zaak. Gelukkig is, als jonge
mensen dan gaan inzien dat huwelijk en kinderzegen bij elkaar horen.
Minstens eenmaal maakte ik het mee dat daarom ik een dienst, waarin Gods zegen over het huwelijk zou worden ge-vraagd, niet heb kunnen leiden. Ook na erover te hebben na-gedacht kon men niet aangeven voluit achter de inhoud van het klassieke huwelijksformulier te staan.
Minstens eenmaal maakte ik het mee dat daarom ik een dienst, waarin Gods zegen over het huwelijk zou worden ge-vraagd, niet heb kunnen leiden. Ook na erover te hebben na-gedacht kon men niet aangeven voluit achter de inhoud van het klassieke huwelijksformulier te staan.
Als een huwelijk nog niet met de kinderzegen is bekroond of als
kinderen zijn opgegroeid, is het begrijpelijk dat een vrouw, zonder dat haar
gezin er onder lijdt, taken buitenshuis kan ver-vullen. Helaas maakt de belastingpolitiek
van onze regering het eenverdieners niet erg gemakkelijk. Feitelijk hebben wij
te maken met een belastingpolitiek die alles behalve een vrouw tegemoet komt die allereerst
moeder voor haar kinde-ren wil zijn.
Uit bittere noodzaak kan het zijn dat een moeder met jonge kinderen
meer buitenshuis is dan zij zelf wenselijk acht. Ver-drietig is als een moeder
met een opgroeiend gezin zich naar medechristenen moet verantwoorden als zij
geen betaald werk buitenshuis verricht. Toch gebeurt dit. Dat laat zien dat wij
als kerk bekering en herleving nodig hebben.
Op de website Desiring God van John Piper stond al weer
enige tijd geleden een bijdrage van een vrouw die arts was in een academisch
ziekenhuis. Zij begon het meer en meer als nood te voelen dat zij op deze wijze
niet de aandacht als moe-der aan haar kinderen kon geven waar God om vraagt.
Daarom legde zij welbewust haar werk neer.
Zij zal geen christen zijn, maar mij viel op dat SP-tweede kamerlid
Nine Kooiman onlangs aankondigde uit de Tweede Kamer te vertrekken. Ze geeft
er voorlopig de voorrang aan alle tijd de besteden aan de opvoeding van haar
eenjarige zoontje, zodat ze later niet hoeft te zeggen dat zij veel heeft
gemist. Ik zou hier het commentaar bij willen leveren dat Gods ordeningen een
kleed zijn dat bij onze werkelijkheid past.
Van Dijk roept in zijn column ertoe op ons innerlijk het bijbelse
standpunt over de plaats van de vrouw toe te eigenen. Dat geeft ons kracht
erbij te leven en het naar anderen toe uit te dragen. Doen we dat, dan lossen
veel zaken zich op. Een vrouw met opgroeiende kinderen zal dan niet begeren
minister of wethouder te zijn.
Waar de grenzen liggen voor een getrouwde vrouw zonder kin-deren of
zeker een ongetrouwde vrouw, vind ik minder gemak-kelijk. Of zij wel directrice
van een bejaardenhuis kan zijn of in de top van een onderneming kan zitten,
maar per definitie niet in een gemeenteraad lijkt mij niet zo gemakkelijk te
verdedi-gen. De Bijbel kent ook een richteres Deborah. Ik voeg er wel aan toe dat ik het enthousiasme waarmee hier en daar in de SGP een vrouw op de lijst wordt gezet niet deel. Laat mij zich juist naar buiten concentreren op de zaak waar om het gaat.
Tegen de tijdgeest het Evangelie
Wat wel van weinig onderscheidingsvermogen getuigt, is als wij menen
op zo’n punt als een vrouw als gemeenteraadslid, onze stem te moeten verheffen,
terwijl de echte geestelijke strijd ook in de samenleving over heel andere
punten gaat. Laten jongens en meisjes, mannen en vrouwen vragen tot Gods eer te
leven.
Wees niet beschaamd om te belijden dat we buigen voor Gods Woord dat ons betuigt dat seksualiteit thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. Laten wij ervoor uitkomen dat wij ervan overtuigd zijn dat kinderen een kroon op het huwelijk zijn en dat wij de band tussen huwelijk en kinderzegen niet willen verbreken.
Wees niet beschaamd om te belijden dat we buigen voor Gods Woord dat ons betuigt dat seksualiteit thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. Laten wij ervoor uitkomen dat wij ervan overtuigd zijn dat kinderen een kroon op het huwelijk zijn en dat wij de band tussen huwelijk en kinderzegen niet willen verbreken.
Onze godzaligheid is niet de grond waarop God Zijn beloften van
hulp en bijstand aan ons vervult, maar wel de weg waar-langs. Dan wil God, zo
zegt het klassieke huwelijksformulier, Zijn hulp en bijstand aan de gehuwden
niet onthouden ook als zij dat helemaal niet meer verwachten. Laten wij de
drie-enige God in onze levenswandel verheerlijken omdat Hij door gena-de de bron
van onze diepste vreugde werd. Zo mag de kerk ook een zoutend zout in de
samenleving zijn.