In
onze samenleving is de visie op huwelijk en seksualiteit een open zenuw. Wie
hierin aan het getuigenis van de Schrift wil vasthouden roept tegenspraak op.
Dat de aanduiding ‘huwelijk’ slechts voor de relatie tussen één man en één
vrouw mag wor-den gebruikt, wordt in de brede samenleving anders gezien.
De
Nederlandse wetgeving hanteert sinds een aantal jaren op dat gebied namelijk een
ander spraakgebruik. Het overgrote deel van onze bevolking heeft daarin niet
alleen geen enkele moeite mee, maar vindt ook dat iedereen deze nieuwe definitie
van het huwelijk moet accepteren. Dat wij ons zowel binnen als buiten de heiige
staat van het huwelijk kuis en ingetogen moe-ten leven, zoals zondag 41 van de
Heidelbergse Catechismus ons leert, roept bij menigeen buiten de kerk lachlust
op als hij dat hoort.
Helaas
is datgene wat de belijdenis hier in navolging van de Schrift leert ook binnen
de christelijke kerk niet onomstreden. Ook al was het gedrag daarmee niet
altijd in overeenstemming de eeuwen door is er het besef geweest dat
seksualiteit alleen binnen het huwelijk thuishoort. Dat besef taant ook in
kerkelijke kring.
Ook
vele kerkelijke jongeren zien het niet als een probleem op het huwelijk vooruit
te grijpen. Hoewel in veel mindere mate geldt dat ook voor homoseksuele
relaties. Dan is het argument nog al eens: maar mensen hebben er toch niet zelf
voor geko-zen homoseksueel geaard te zijn? Kunnen en mogen wij van hen vragen
dat zij hun leven lang celibatair leven?
In
interview met radio 1 liet Steef de Bruin, hoofdredacteur van het RD, donderdag
28 maart 2018 dat naar aanleiding van commotie over een verspreide flyer dit in
het midden. Later twitterde hij dat hij welbewust in dit kader het woord
‘zonde’ niet had gebruikt.
Dit is
en van de symptomen dat ook binnen de gereformeerde gezindte de visie op homoseksualiteit
en daarachter de visie op het gezag van de Schrift verschuift. Het laat ook zien
dat weerkeer tot God en verootmoediging nodig is.
Homoseksualiteit heeft
kennelijk gradaties. Er zijn ook mensen die biseksueel zijn. Maar met de
gedachte dat iemand die waarlijk gelooft, van zijn of haar homoseksuele
gerichtheid wordt verlost, moeten we wel heel voorzichtig zijn.
Ik zou niet
willen zeggen dat het nooit voorkomt, maar dan is het toch meer uitzondering
dan regel. Dat maakt de vraag des te brandender of een homoseksuele relatie
geoorloofd is. Kunnen wij in onze tijd nog vasthouden aan de boodschap van
zondag 41.
De hoofdredacteur van het RD meent dat de Bijbel op het van of homoseksualiteit geen uitgesproken standpunt inneemt. Het
standpunt van de hoofdredactie kan ik als volgt verwoorden: wij staan
voor het huwelijk, wij willen meeleven met hen die homoseksueel genade zijn in
hun worsteling en wijzen homo-seksuele gedrag af, maar over het laatste is
de Bijbel niet heel expliciet en daarover moeten wij met elkaar gesprek
blijven.
Op het laatste deel na val ik deze
zienswijze. Het zit vast op het laatste Dat is een standpunt
volstrekt anders dan dat van de kerk der eeuwen. Hierop wees de godsdienstwetenschap-per
Jordan van Klaveren hem trouwens in het interview. Ik ver-moed dat hij afkomstig
is uit de Gereformeerde Kerken. Hij merkte op zijn grootouders met de
zienswijze zoals de hoofd-redacteur van het RD die verwoordde, niets hadden
gekund.
Wat er ook verschillen waren, hier gaven
het rooms-katholicisme, oosters orthodoxie en protestantisme hetzelfde geluid.
Homoseksueel gedrag of een homoseksuele relatie zijn onver-enigbaar met de
ingang in het koninkrijk van God. Het gaat hier om meer dan een kwestie louter
van de gereformeerde belij-denis zoals een bepaalde zienswijze op de doop of op
de vrijheid van de wil.
Ik ga voorbij aan de commotie over de flyer die voor radio 1 reden was de hoofdredacteur van het RD te interviewen. Daar zou het een en ander over te zeggen. Wie moeten niet alleen eerlijk maar ook wijs zijn. Echter dan nog blijft de vraag: Als het gaat om mensen die een homoseksuele relatie hebben of als iemand ons vraagt of het geoorloofd is een homoseksuele relatie aan te gaan, gebruiken wij dan het woord ‘zonde’ of laten wij dat welbewust achterwege?
Ik ga voorbij aan de commotie over de flyer die voor radio 1 reden was de hoofdredacteur van het RD te interviewen. Daar zou het een en ander over te zeggen. Wie moeten niet alleen eerlijk maar ook wijs zijn. Echter dan nog blijft de vraag: Als het gaat om mensen die een homoseksuele relatie hebben of als iemand ons vraagt of het geoorloofd is een homoseksuele relatie aan te gaan, gebruiken wij dan het woord ‘zonde’ of laten wij dat welbewust achterwege?
Achten
wij als iemand in zo’n relatie geen kwaad ziet, bekering nodig of willen wij
dat woord hier niet gebruiken? Als we daarin meegaan, hoeven we ook het woord
‘genade’ niet te gebrui-ken, als iemand vraagt of er vergeving nodig is voor
feit dat hij of zij een homoseksuele relatie heeft gehad.
De
grote vraag is: wat leert de Schrift. Heeft de Kerk der eeu-wen in al haar
variëteiten zich op dit punt het getuigenis van de Schrift fout verstaan of is
het nieuwe verstaan van de Schrift dat de Bijbel geen uitgesproken standpunt
heeft juist? Hier staat veel op het spel. Veel meer dan bij een zaak als de
kinderdoop, de exacte visie op het duizendjarige rijk, een vol-komen juist zich
op de leer van de verkiezing.
Ik
noem de woorden uit 1 Korinthe 6:10: Dwaalt niet; noch hoe-reerders, noch
afgodendienaars, noch overspelers, noch on-tuchtigen, noch die bij mannen
liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen
rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.’ Als de klassieke ziens-wijze op deze
tekst juist is, zetten we onze zaligheid op het spel als wij een homoseksuele
relaties aangaan en leiden wij anderen naar het eeuwig verderf als wij
suggereren dat de Bijbel hier geen uitgesproken standpunt heeft.
Kevin
DeYoung, predikant van de University Reformed Church, heeft een boekje
geschreven over de vraag: ‘Is
homoseksuele activiteit een zonde waar je berouw van moet hebben, waar je ook
van moet wegvluchten, en die je vergeving moet worden, of is er een context
mogelijk waarin wij seksuele intimiteit tus-sen mensen van hetzelfde geslacht
als een zegen mogen beschouwen die het waard is gevierd en officieel gemaakt te
worden?’
Het is
een zeer goede zaak dat uitgeverij De Banier, een uit-geverij die overigens nauw
aan het RD is gelieerd, dit boekje van Kevin DeYoung heeft vertaald. Het
bestaat uit twee delen. In het eerste deel schenkt de auteur aandacht aan de
Bijbelse gegevens, terwijl hij in het tweede deel ingaat op tegenwer-pingen. De
auteur geeft aan dat zijn boekje een beperkte focus heeft.
Er kan
over homoseksualiteit ook vanuit de biologie, de socio-logie, de geschiedenis enz.
worden nagedacht. DeYoung ont-kent niet dat er winst uit te behalen, maar voor
een christen is de eerste en laatste vraag: wat leert de Schrift? Wat zegt God?
Hooguit zijdelings gaat hij ook in op de vele praktische vragen op dit gebied, zoals: Hoe vertel ik het mijn ouders? Hoe kan ik mijn kind bijstaan in zijn of haar worsteling? Mag ik naar een huwelijksfeest van mensen van hetzelfde geslacht? Hoe kan ik strijden tegen homoseksuele lustgevoelens?
Hooguit zijdelings gaat hij ook in op de vele praktische vragen op dit gebied, zoals: Hoe vertel ik het mijn ouders? Hoe kan ik mijn kind bijstaan in zijn of haar worsteling? Mag ik naar een huwelijksfeest van mensen van hetzelfde geslacht? Hoe kan ik strijden tegen homoseksuele lustgevoelens?
DeYoung
ontkent bepaalt niet het belang van deze vragen. Niet altijd is een simpel
antwoord mogelijk en ten allen tijde moet worden meegeleefd. De grote vraag
blijft echter: vanuit welk kader doen wij dat?
De
auteur komt er meteen ronduit voor uit dat hij uitgaat van de klassieke visie
op het huwelijk. Dat betekent dat seksuele inti-miteit tussen mensen van
hetzelfde geslacht zonde is. Terecht zegt hij dat de Bijbelse visie ook op een
Bijbelse wijze moet worden onderbouwd en gebracht. Daarin wil zijn boekje een
handreiking zijn.
Het is
niet mogelijk uitvoerig bij alle Bijbelse gegevens stil te zijn. Uiteraard
begint DeYoung met de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Hij laat zien dat
homoseksualiteit op geen enkele wijze past binnen Gods scheppingsorde.
In
Leviticus 18 en 20 worden seksuele gemeenschap tijdens menstruatie, seksuele
gemeenschap met de vrouw van een andere man, seksuele gemeenschap met iemand
van het-zelfde geslacht en seksuele gemeenschap met een dier afgewezen. Daarbij
is er sprake een zich steeds verder weg bewegen van Gods plan. Voor gemeenschap
met iemand van hetzelfde geslacht wordt het woord ‘gruwel’. Dat woord wijst in
het Oude Testament altijd op een zeer ernstige zonde.
Het
Nieuwe Testament doet geen expliciete uitspraak over seks tijdens de
menstruatie, maar verder wordt de seksuele ethiek van het Oude Testament heel
uitdrukkelijk bevestigd. In het Nieuwe Testament vinden we expliciet teksten
over homo-seksualiteit in de brieven van Paulus. Evenals overspe-lers kunnen
degenen die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven.
In het
tweede deel gaat DeYoung in op tegenwerpingen. Een van die tegenwerpingen is
dat de Bijbel relatief heel weinig over dit onderwerp zegt. Echter, het
Bijbelse getuigenis over homoseksualiteit is helemaal ingebed in het Bijbelse
getuigenis over het huwelijk.
Daarom
kunnen we niet zeggen dat de Bijbel geen uitge-sproken en ondubbelzinnig geluid
geeft over homoseksualiteit. Trouwens als Jezus de zonde van ‘porneia’ (een
woord dat veelal met ‘hoererij’ wordt vertaald) veroordeelt,, gaat het om alle
seksualiteit die strijdig is met wat God in de Wet heeft geopenbaard.
Heel
kundig weerlegt De Young het argument dat de Bijbel slechts bepaalde vormen van
homoseksueel gedrag veroor-deelt. Er zijn
ook in de oudheid voorbeelden van homosek-suele relaties die stand hielden
totdat een van de partners overleed.
Nergens suggereert het Nieuwe Testament ook maar dat der-gelijke relaties geen verhindering zouden zijn het koninkrijk van God in te gaan. Wie hier trouwens breder geïnformeerd wil worden verwijs ik naar de indrukwekkende studie van dr. Ad Prosman Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering.
Nergens suggereert het Nieuwe Testament ook maar dat der-gelijke relaties geen verhindering zouden zijn het koninkrijk van God in te gaan. Wie hier trouwens breder geïnformeerd wil worden verwijs ik naar de indrukwekkende studie van dr. Ad Prosman Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering.
DeYoung
ontkent niet dat in de kerk soms veel te weinig gewaarschuwd en handelend
opgetreden wordt, tegen andere zonden dan homoseksueel gedrag. De oplossing is
niet homo-seksueel gedrag wordt goedgekeurd, maar dat de kerk veel meer dan nu
het geval is op een bijbelse en pastorale wijze over de gehele linie zonde
bestraft en tucht uitoefent.
Heel
belangrijk is dezer wijze waarop hij ingaat op de tegen-werping dat de kerk een
veilige schuilplaats moet zijn voor gebroken mensen. Hij ontkent dat geenszins,
maar wijst erop dat dit nooit kan en mag worden losgemaakt van de Bijbelse
boodschap van bekering. Als wij denken dat mensen een Zaligmaker kunnen vinden
zonder met hun zonden te breken en tegen hun zondige aard te strijden is dat
een andere Zaligmaker dan Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem ons tekent.
Als
het gaat om vergeving wijst DeYoung op1 Korinthe 6:11. Nadat Paulus onder
andere duidlelijk heeft gemaakt dat zij
die zich aan homoseksueel gedrag overgeven het koninkrijk niet kunnen
binnengaan schrijft hij: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen,
maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den
Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’
In een bijlage gaat de auteur in op homoseksuele gevoelens. Hij stelt bepaald niet dat die gevoelens als zodanig de toegang tot de zaligheid versperren en evenmin dat zij verdwijnen als wij door genade in Christus worden ingeplant.
In een bijlage gaat de auteur in op homoseksuele gevoelens. Hij stelt bepaald niet dat die gevoelens als zodanig de toegang tot de zaligheid versperren en evenmin dat zij verdwijnen als wij door genade in Christus worden ingeplant.
Eigenlijk
zegt hij hier in andere woorden wat in een breder kader te lezen valt in
antwoord 54 van de Heidelbergse Catec-hismus. Gods vergeving betreft niet alleen
concrete zonden maar ook onze zondige aard waartegen we ons leven lang hebben
te strijden. Vergeving van zonden is er nooit zonder strijd tegen de zonden. In
die strijd mogen wij ons de hemelse Hogepriester nabij weten die in alles
verzocht is zoals wij maar zonder zonde.
Ik
wens het boek van DeYoung in veler handen. Ik hoop dat mensen het onderwijs
daarin gegeven ter harte nemen. Laten wij persoonlijk en als kerken meeleven
met hen die homoseksueel gericht. Laat dat meeleven echter wel in het Bijbelse
kader staan.
Dan
noemen we zonde wat God zonde noemt. Dan weten we ook dat we nooit mogen
suggereren dat er geen bekering of vergeving mogelijk is. Laten we nooit hoe
groot de nood van mensen ook is, die nood als uitganspunt nemen om dan te gaan
kijken hoe wij op de een of andere manier God nog ter sprake kunnen brengen.
Wie
begint bij de mens en zijn nood, begint fout. We moeten de nood van de mens
zien in het licht van de eer van God. Dan mogen we ook weten: Groter dan de
Helper is de nood toch niet. Ik hoop dat iedereen maar zeker hen die leiding
geven anderen, deze zaken ter harte nemen: ambtsdragers – pre-dikanten in het
bijzonder – leraren, onderwijzers, jeugdleiders, politici, journalisten enz. Laten we nooit ook maar suggereren dat de smalle weg er anders uitziet dan de Bijbel ons leert of dat de enge poort minder eng is dan de Bijbel ons vertelt
Kevin
DeYoung, Wat de Bijbel werkelijk leert over homo-seksualiteit, vertaling
Peter Meeuse (Apeldoorn: De Banier, 2016), paperback 191 pp., €16,85 (ISBN 9789462786356)