Inleiding
Ik stel
die vraag niet zonder reden. Al een aantal malen merkte ik in eigen gemeente dat
alleen op zondag uit de Bijbel in de Statenvertaling wordt gelezen of alleen op
zaterdag en zondag, de andere dagen houdt men het bij Bijbelse vertellingen (Snoek,
Van Dam, Vreugenhil) of een dagboek.
Ik weet wel zeker dat deze praktijk ook in
andere gemeenten voorkomt. Dat vervult mij met grote zorg. Elke dag moeten wij uit
de Bijbel in een begrijpelijke en verstaanbare vertaling le-zen. Dat was het standpunt
van de Statenvertalers in de zeventiende eeuw en dat behoort nog ons standpunt te
zijn.
De Statenvertalers
hadden als uitgangspunt dat het Hebreeuw-se en Griekse taaleigen van de brontalen
moest doorklinken in hun vertaling. Daarom vertaalden zij ‘knecht der knechten’
en niet ‘geringste knecht’ en ‘God der goden’ en niet ‘Allerhoogste God’.
Eigenlijk
had naar dit principe het boek Hooglied ‘Lied der lie-deren’ moeten heten. Echter,
bij het kerkvolk was de naam Hooglied zo ingeburgerd, dat men hierin het kerkvolk
tegemoet kwam. Het gebruik van het kerkvolk lieten zij in dit geval voor-gaan boven
hun vertaalprincipe.
De Statenvertalers
probeerden ook zoveel mogelijk elk He-breeuws of Grieks woord met een Nederlands
woord te verta-len. Zo lezen wij bijvoorbeeld in Gen. 47:7: ‘voor farao’s aange-zicht’,
terwijl in het gewone Nederlands – ook van de zeven-tiende eeuw – hier aangezicht
kan worden weggelaten.
Zowel het Hebreeuws als het Grieks gebruikt een woordje dat
wij meestal met ‘en’ moeten vertalen veel meer dan het Neder-lands. Wij gebruiken
het in een opsomming alleen de voor-laatste keer. In het Hebreeuws en in het Grieks
van het Nieuwe Testament wordt het telkens weer gebruikt. Zo lees je in Gen. 10:22:
‘Sems zonen
waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram.’ Wij zouden hier in gewoon
Nederlands alleen de laatste keer het woord ‘en’ gebruiken. ‘De berg van Gods heiligheid’
is in gewoon Nederlands – ook van de zeventiende eeuw – ‘Gods heilige berg’
Zo zijn
er veel meer voorbeelden te geven. Door hun wijze van vertalen is het taaleigen
van het Hebreeuws en Grieks in de Nederlandse taal doorgedrongen. Dat was welbewust
de be-doeling van de Statenvertalers en daarin val ik hen van harte bij.
De Statenvertalers
drukten ook een woord cursief als het niet in het Hebreeuws of Grieks stond, maar
zij het ter wille van de duidelijkheid toevoegden. Dat zien wij bijvoorbeeld in
Psalm 40:18: ‘Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de HEERE denkt aan
mij.’ Het woordje ‘maar’ is schuin gedrukt omdat het niet in het Hebreeuws voorkomt.
Nu is een
woord verouderd als het weinig wordt gebruikt of helemaal niet meer. Dat lag in
de zeventiende eeuw in die zin anders dat er geen standaardtaal was. Er was een
verzameling van dialecten. De Statenvertalers hebben bijvoorbeeld voor ‘gij’ gekozen,
maar het woordje ‘du’ (vgl. het Duits) had toen ook nog gekund.
Zo heeft de Statenvertaling
de eenheid van de Nederlandse taal bevorderd. Welk dialect men ook sprak, iedereen
– van welke kerk of gemeente ook – gebruikte de Statenvertaling. Een enkel woord
uit de Statenvertaling werd door de meesten reeds als enigszins verouderd
ervaren. Dat gold bijvoorbeeld het woord ‘droefenis’. Het woord ‘droefheid’ dat
de Staten-vertalers ook gebruikten, was toen meer eigentijds.
De Statenvertalers
hebben ook geprobeerd, eenzelfde He-breeuws of Grieks woord met eenzelfde Nederlands
woord te vertalen. Dat noemen we concordant vertalen. Helemaal luk-ken doet dat niet.
Het Hebreeuwse woord éréts kan zowel ‘land’ als ‘aarde’ betekenen. De ene keer vertaalden
de Staten-vertalers dan ook met ‘land’ en de andere keer met ‘aarde’.
Zo verdwenen
ook in de Statenvertaling verbanden uit de brontekst van de Bijbel. Meer dan eens
is het mogelijk – zonder iets van de begrijpelijkheid af te doen – nog concor-danter
te vertalen dan de Statenvertalers.
Hetzelfde Hebreeuwse woord vertaalden de Statenvertalers
de ene keer met ‘goedertierenheid’ en de andere keer met ‘wel-dadigheid’. Heel goed
had men – zonder dat de verstaan-baarheid er onder zou hebben geleden – een en hetzelfde
woord kunnen kiezen. Zo blijft vertalen altijd ten dele.
Taalverandering.
Een hertaling in de negentiende eeuw
Elke taal
verandert. Er komen nieuwe woorden bij en andere woorden worden niet meer gebruikt
en verdwijnen zo op de duur. Kijken we naar de Nederlandse taal dan is het Vlaams
conservatiever dan het Nederlands. In het Vlaams behoren woorden als ‘wenen’, ‘bekommeren’
en ‘toespijs’ nog tot de taal van alledag. Zij worden ook op de Vlaamse radio gebruikt.
Ook dialecten zijn vaak conservatiever.
In meerdere
dialecten woord het woord ‘zaad’ gebruikt voor ‘kinderen’ of ‘nageslacht’. Door
de taalveranderingen werd de Statenvertaling van 1637 voor lezers steeds moeilijker.
Eigen-handig pasten drukkers veranderingen toe. Zij maakten van ‘wijf’, ‘vrouw’,
van ‘poëet’, ‘dichter’ enz. De ene drukker deed het zus en de andere zo. Dat bracht
verwarring onder het kerk-volk.
Aan die
verwarring kwam grotendeels een einde door de her-taling die het Nederlands Bijbelgenootschap
in 1888 op de markt bracht. Na enkele jaren las vrijwel iedereen de Sta-tenvertaling
in deze hertaling. Het werd steeds meer een uit-zondering als iemand de Statenvertaling
van 1637 las.
In mijn
jeugd heb ik eenmaal meegemaakt dat een oude man dit nog deed. Die las ‘kapittel’
in plaats van ‘hoofdstuk’, ‘exempel’ in plaats van ‘voorbeeld’, ‘en niet’, in plaats
van ‘niet’ en ‘ende’ in plaats van ‘en’.
In de oorspronkelijke Statenvertaling kwam
ook de zoge-naamde stomme ‘e’ heel veel voor. Dan moet je denken aan ‘waarschuwinge’
in plaats van ‘waarschuwing’. Dit alles is niet meer terug te vinden in de uitgave
van Jongbloed en van het GBS. Die zijn vrijwel identiek aan de uitgave uit 1888
van het Nederlands Bijbelgenootschap.
De GBS
heeft in haar uitgave nauwkeurig nagezien of de woorden ‘HEERE’ en ‘Heere’ wel juist
zijn gebruikt. Fouten die ingeslopen waren in de uitgave van 1888 of al eerder waren
ingeslopen, zijn verbeterd. Zo staat er in Psalm 45:1 in de GBS-editie terecht
‘Lied der liefden’ en niet ‘Lied der liefde.’
Een nadeel
van de GBS-uitgave ten opzichte van de oor-spronkelijke Statenvertaling is het hoofdlettergebruik.
Dan denk ik niet aan het feit dat de Statenvertalers geen hoofdletters gebruikten
als het over God ging in woorden als ‘hij en ‘hem’ als ze niet aan het begin van
een zin voorkwamen. Dat hierin in de huidige uitgaven van de Statenvertaling gewoonten
met betrekking tot hoofdlettergebruik worden gevolgd, is juist.
Waar
ik wel aan denk is het gebruik van hoofdletters in het Oude Testament waar er verwijzingen
zijn naar de komende Messias. Vooral in de Psalmen ervaar ik telkens weer hier het
hoofdlettergebruik in de GBS-editie als erg storend. Uiteindelijk zijn alle Psalmen
messiaans, al is de een dat wel meer recht-streeks dan de ander.
De GBS-editie
van de Statenvertaling geeft in Psalm 22:2 ‘mijn’ met een hoofdletter weer, in vers
7 ‘ik’, in vers 9 ‘hem’, in vers 17 t/m 19 en vers 23 ‘mijn’. Hierdoor wordt eigenlijk
de indruk gewekt dat slechts een aantal teksten van Psalm 22 mes-siaans zijn, terwijl
het de gehele Psalm geldt.
Ik geef nog een voorbeeld.In Psalm
45:1 staat in de GBS-editie van de Statenvertaling en trouwens ook in de Herziene
Statenvertaling ‘Koning’, terwijl in Psalm 72:1 zowel de GBS-editie van de Statenvertaling
als de Herziene Statenvertaling ‘koning’ met een kleine letter hebben, terwijl ook
Psalm 72 behoorlijk direct messiaans is.
Daarom
is het veel en veel beter geen hoofdletters te gebrui-ken. Als de lezer weet dat
heel het Psalmboek messiaans is, zal hij de ene keer meer en de andere keer minder
een lijn van de dichter of van hem over wie de dichter spreekt naar de Messias kunnen
trekken.
Hier staat
in het algemeen de Herziene Statenvertaling dichter bij de Statenvertaling van 1637
dan de GBS-editie van de Sta-tenvertaling. In Psalm 22 gebruikt de Herziene Statenvertaling
altijd de kleine letter.
Voor hen die Engels kennen, verwijs ik naar de TBS-editie
van de King James Version die is in hoofdlettergebruik soberder. Niet alleen soberder
dan de GBS-editie van de Statenvertaling, maar ook dan de Herziene Statenvertaling.
Taalontwikkeling.
De twintigste en de eenentwintigste eeuw
In 1951
kwam de Nieuwe Vertaling uit, verzorgd door het Nederlands Bijbelgenootschap. Op
die vertaling is kritiek geko-men. Een belangrijk deel van de kerken in Nederland
bleef bij de Statenvertaling. Wel is van belang op te merken dat het taalkleed
van de Nieuwe Vertaling maar in heel beperkte mate verschilde van de editie van
de Statenvertaling uit 1888.
Blijkbaar
was de taal in ruim een halve eeuw nauwelijks veran-derd. Zelf heb ik een boek over
de Heere Jezus van een Joodse schrijver. Dat werd in 1938 in Nederlandse vertaling
door een seculier uitgever op de markt gebracht. Een van de dingen die mij opviel,
is dat daar het woord ‘krank’ nog wordt gebruikt. Nu wordt dit woord in de omgangstaal
door niemand meer gebruikt. Iedereen heeft het over ‘ziek’.
Vooral
de laatste tientallen jaren is de taalontwikkeling snel gegaan. Zelf merkte ik vanaf
de jaren negentig dat catechi-santen moeite kregen met de taal. Steeds meer woorden
moest ik gaan toelichten, omdat zij die nooit gebruikten of omdat die inmiddels
van betekenis waren veranderd.
Ik denk
aan een zin: ‘Als zij de ster zagen’ (Mat. 2:10). Op deze wijze wordt in de omgangstaal
het woord ‘als’ niet meer gebruikt. Wij gebruiken nu ‘toen’. Van sterk verouderde
woor-den in de Jongbloed- en de GBS-editie van de Statenvertaling zijn gemakkelijk
meer dan duizend voorbeelden te vinden. Dan komen daar nog verouderde taalconstructies
en woordvolgorde bij.
Niet alleen
gebruikers van de GBS- en de Jongbloed-editie van de Statenvertaling krijgen moeite
met de taal van de Bijbel-vertaling door de taalontwikkeling. Dit geldt ook gebruikers
van de Nieuwe Vertaling.
Zo kwamen er nog nieuwere Bijbelvertalingen. Ik noem Groot
Nieuws voor u en Het Boek. Het Boek is eigenlijk geen verta-ling van de Bijbel, maar
een omschrijving. Inmiddels al weer een aantal jaren geleden kwam de Nieuwe Bijbelvertaling.
Een groot
deel van de kerken van Nederland is daarop overge-stapt. Het is een betere vertaling
dan Groot Nieuws voor u, maar het is niet bepaald een Bijbelvertaling die ik graag
ge-bruikt zou zien in kerken en gezinnen.
Ik denk bijvoorbeeld aan het feit dat de woorden uit Job 19:25
op dit leven worden betrokken. Vanuit het Hebreeuws is er ook de mogelijkheid
aan het toekomende leven te denken. Dan is een vertaling nodig die beide mogelijkheden
openlaat.
Zelf heb
ik het nooit gedaan, maar naar ik begrijp hebben meerderen vanaf de jaren negentig
van de vorige eeuw een appel gedaan op het bestuur van de GBS om tot een nieuwe
hertaling te komen. De hertaling die men zelf uitgaf, was immers inmiddels als zo’n
honderd jaar oud. De GBS is daar niet op ingegaan.
Zo kwam
er ruimte voor de stichting herziening van de Staten-vertaling; een stichting waaraan
de GBS niet wilde deelnemen. De herziening van de Statenvertaling bleek een groter
project dan gedacht.
Men begon in 2001 en was in 2010 klaar. Op een website wer-den
telkens weer gedeelten, die herzien waren, geplaatst. Kritiek die op de herziening
kwam, is in een behoorlijk aantal gevallen gehonoreerd en bleek verwerkt te zijn
in de gedrukte editie.
Na verschijning
van de Herziene Statenvertaling kwam kritiek. Veel onterechte kritiek. Hier en daar
ook terechte kritiek. Min-der strikt dan de Statenvertalers dat deden wordt in de
Her-ziene Statenvertaling vastgehouden aan het beginsel dat elk woord in het Hebreeuws
of Grieks als het even kan moet worden weergegeven.
Wie de
GBS-editie van de Statenvertaling bekijkt in Genesis 32-33 ziet veel meer het woord
‘aangezicht’, dat daar heel belangrijk is, dan in de Herziene Statenvertaling.
Al moet wel worden gezegd dat ook de Statenvertalers dit woord in Gene-sis 32-33
een aantal malen onvertaald lieten. Blijkbaar omdat zij dan het Nederlands te onduidelijk
vonden.
In het algemeen is de Herziene Statenvertaling ook iets minder concordant
dan de oorspronkelijke Statenvertaling, al zijn er voorbeelden waar de Herziene
Statenvertaling concordanter is.
Wat voor
vele Bijbellezers het meest wennen is, is dat woorden die voor hun gevoel een meerwaarde
hebben, zijn vervangen. Er wordt niet meer over ‘krankheden’ maar over ‘ziekten’
gesproken, niet over ‘medicijnmeester’ maar ‘dokter’.
Echter, wij moeten dan wel
beseffen dat wij deze woorden als bijzonder ervaren, omdat wij ze niet meer in
de omgangstaal gebruiken. Dat gebeurde in de zeventiende eeuw wel. Je ging niet
naar de dokter, maar naar de medicijnmeester.
Je vrouw
was niet ziek, maar krank. Dat deze en nog heel veel andere woorden uit de GBS-editie
van de Statenvertaling voor ons een bijzonder waarde hebben, is omdat wij jarenlang
zo de Bijbel hebben gelezen en horen voorlezen.
Echter het gevoel dat de woorden
zo bij ons oproepen is cul-tureel en niet per definitie geestelijk. Wie altijd ‘ziekte’
in plaats van ‘krankheid’ heeft horen voorlezen, ervaart in prin-cipe dezelfde diepte
in het woord ‘ziekte’ dat de ander in ‘krankheid’ ervaart.
Appel van
kerken en scholen op de GBS
Voor meerdere
lezers van de Nieuwe Vertaling van 1951 was het een zegen dat de Herziene Statenvertaling
kwam. In plaats van over te stappen op de Nieuwe Bijbelvertaling of de Bijbel in
gewone taal, kon men van de uitgave van de Statenvertaling gebruik maken.
Zoals ik
aangaf, was er ook kritiek. Niet in de laatste plaats uit de kring van de GBS. Daarom
is na de verschijning van de Herziene Statenvertaling onder andere door de Hersteld
Hervormde Kerk een appel gedaan op de GBS zelf met een goede hertaling te komen.
Eenzelfde geluid kwam uit de Gere-formeerde Gemeenten. Ook middelbare scholen hebben
hier-toe zeer dringend opgeroepen.
Aanvankelijk
heeft de GBS bereidheid getoond, maar inmid-dels ziet men er toch vanaf. De reden
is heel opmerkelijk. De moeilijkheid van de taal van de editie die men nu uitgeeft,
is veel groter dan men zich realiseerde. Als alle verouderde woorden en constructies
zouden worden vervangen, zou er een editie komen in een heel ander taalkleed. Dat
wilde men niet.
Een heel
duidelijke reden ervoor is niet gegeven en in ieder geval geen principiële en theologische
redenen. Die zijn ook moeilijk te bedenken. Waren die er wel, dan zit men met de
huidige editie al fout, want dat is ook een hertaling. Met deze beslissing relativeert
de GBS wel een groot van de kritiek die van haar kant op de Herziene Statenvertaling
is geuit.
Daar komt bij dat de GBS wel van harte meewerkt aan de hertaling van het Hebreeuwse Nieuwe Testament. In de negen-tiende eeuw heeft de Duitse geleerde Frans Delitzsch in het Hebreeuws vertaald. Het moderne Ivriet bestond toen nog niet. Hij probeerde zoveel mogelijk bij het zogenaamde Mishna-Hebreeuws te blijven.
Dat is het na-bijbelse Hebreeuws uit de eerste eeuwen na Christus. Voor lezers van het Ivriet is deze vertaling moeilijk te volgen. Vandaar dat de GBS samen met anderen een getrouw vertaling van het Nieuwe Testament in het Ivriet voorbereid. Dan is toch de vraag: waarom men in Israël wel wil doen, wat men in Nederland niet wil?!
Zou er
een goede hertaling van de kant van de GBS komen, dan zal die qua taalkleed er net
uitzien als de Herziene Statenvertaling met hier en daar een tekst anders weergegeven.
In een enkel geval is in de Herziene Statenvertaling meer gedaan dan hertalen en
heeft men met de Statenvertaling erbij vanuit de grondtekst een veelal betere vertaling
gegeven.
In het
boek Job vind je daarvan meerdere voorbeelden. Het geldt ook voor bijvoorbeeld
Ps. 94:20: ‘Zou zich de stoel der schadelijkheden met U vergezelschappen, die
moeite verdicht bij inzetting?’
Ik vrees dat heel weinigen kunnen vertellen wat
dit betekent. De Herziene Statenvertaling heeft hier: ‘Zou de zetel van het verderf
een verbintenis met U aangaan, die onheil sticht bij de verordening?’ Ook deze zin
vereist nadenken, maar is toch wel begrijpelijker.
Eigenlijk
is het besluit van de GBS om niet tot hertaling over te gaan indirect advies aan
hen die haar uitgave door de taal-ontwikkeling niet kunnen volgen, van een andere
Bijbelver-taling gebruik te gaan maken. Jammer is dat men niet aangeeft aan welke
vertaling men dan denkt. Nu moet iedereen dat voor zichzelf uitmaken.
Taalvaardigheid
Door predikanten
en ambtsdragers wordt wel eens opgemerkt dat jongelui heel makkelijk een theorie-examen
voor een rijbe-wijs onder de knie krijgen of computervaardigheden leren. Daaruit
wordt dan afgeleid dat het voor jongelui – ook met lbo-niveau – heel simpel zou
moeten zijn een verouderde vorm van Nederlands onder de knie te krijgen.
Echter,
die vergelijking gaat niet op. Bij een theorie-examen voor een rijbewijs bekijk
je plaatsjes/foto’s met multiple-choicevragen en computervaardigheden leren kinderen
spelen-derwijs door dagelijks gebruik.
Taal leer
je ook in de eerste plaats door gebruik. Door het aanhoren ervan. De woordenschat
wordt vergroot door lezen. Hoe meer woorden er in een Bijbelvertaling voorkomen
die verder in geen enkel boek, artikel en ook preek worden ge-bruikt, hoe moeilijker
zo’n Bijbelvertaling wordt.
Je kunt
het vergelijken met een boek waarin tal van Latijnse woorden voorkomen zonder dat
je die taal kent. Is het getal niet te groot dan kan je nog veel van zo’n boek begrijpen,
maar op zijn minst ontgaan je een aantal finesses. Menig predikant ervaart dat bij
het lezen van de dogmatiek van Bavinck. De huidige generatie predikanten is namelijk
veelal minder goed thuis in het Latijn als de vorige.
De Statenvertaling
in de editie van 1637 wordt door niemand meer als huisbijbel gebruikt. Als de Statenvertaling
wordt ge-bruikt, is het altijd een vorm van de editie van 1888. Omdat een taal verandert,
wordt ook nu deze editie steeds moeilijker te begrijpen. Een vertaling van de Bijbel
mag aangepast, her-zien en hertaald worden.
Dat geldt
niet voor de Bijbel zelf. Dan gaat het om de Bijbel in de brontalen: Hebreeuws,
Aramees en Grieks. Elke vertaling moet aan de Bijbel in haar oorspronkelijke vorm
getoetst worden. Dat is een grondbeginsel van de Reformatie en ook van de Statenvertalers.
Daarom
was men ook van mening dat in principe elke predi-kant de Bijbel in de brontalen
moest kunnen lezen. Een regel waarvan slechts bij hoge uitzondering kon worden afgeweken.
Nu weet ik dat je in het licht van de situatie in de wereldkerk in gebieden en landen
waar de scholing laag tot zeer laag is daar kanttekeningen bij kunt zetten. Dat
ligt in ons land anders.
Ook hier
geldt dat oefening kunst baart. In navolging van Andrew Bonar, de vriend van Robert
Murray M’Cheyne raad ik mijn studenten aan om als zij Grieks en Hebreeuws hebben
geleerd, dagelijks de Bijbel in de brontalen te lezen om zo hun kennis op pijl te
houden en uit te breiden. Ook hier geldt: talen leer je door ze te gebruiken en
blijven gebruiken.
Verdrietig
vind ik het en ook meten met twee maten als predi-kanten die zelf niet – of hooguit
matig – de brontalen beheersen, jongelui verwijten dat zij de Bijbel in een sterk
verouderde vorm van Nederlands nauwelijks of niet meer begrijpen. We moeten nooit
vergeten dat de taal waarin de Heilige Geest ons de Bijbel heeft gegeven niet het
Nederlands van de zeventiende of de negentiende eeuw is, maar het klassieke Hebreeuws,
voor een heel klein deel het rijks-Aramees en het zogenaamde koiné-Grieks.
Ik weet
dat ook de bediening van predikanten die deze taal niet kenden rijk gezegend is.
Zelf heb ik nauw contact gehad met ds. A.P. Verloop. Deze heeft mij gedoopt in de
Gereformeerde Samenkomst van Alblasserdam en nam als predikant van de Christelijk
Afgescheiden Gemeente van Waddinxveen deel aan de handoplegging toen ik tot predikant
wed bevestigd van de Hervormde Gemeente van Zwartebroek-Terschuur.
Hij
had alleen basisschool. Door zelfstudie was hij zeer goed thuis in de geschriften
van de Nadere Reformatoren en puri-teinen en vooral van Calvijn. Diens Institutie
heeft hij vele malen gelezen. Altijd raadpleegde hij diens commentaren bij de
voorbereiding van zijn preken. In het kerkgebouw van zijn gemeente werden ook
door de GBS met zijn volle toestemming samenkomsten.
Zelf
heeft hij er nooit voor gesproken Naar zijn vaste over-tuiging kon alleen een
predikant die redelijk tot behoorlijk thuis was in de brontalen voor de GBS
spreken of in haar hoofd-bestuur zitting nemen. ‘Anders,’ zo zei hij, ‘ga je praten
over zaken waarvan je geen verstand hebt en dat is in niet inde lijn van de
Statenvertalers.’ Met de informatie die anderen hem vanuit de brontalen gaven
over de betrouwbaarheid van de Statenvertaling deed hij het zelf.
Voor mij
heeft ds. Verloop door zijn geestelijke en ook theolo-gische kennis veel betekend. Toch
kun je als het gaat om blijvende betekenis van predikers met weinig scholing
slechts enkele namen noemen. Voor Nederland zou ik buiten Wulfert Floor
nauwelijks een tweede kunnen noemen. In de wereldkerk denken we aan John
Bunyan.
Want
dit blijft wel waar: iemand kan de talen waarin de Heilige Geest de Bijbel gaf
uitstekend beheersen en toch geen zicht hebben op de diepste kern van de
Schrift. Zo is het mogelijk dat iemand niet alleen zonder moeite de huidige
editie van de Statenvertaling leest, maar ook die van 1637 en dan nog wel in de
oude Gotische letters, maar niet weet van het wonder van toegang tot een heilig
God door de Middelaar Jezus Christus in de kracht van de Heilige Geest. Daarom
moeten we de Bijbel biddend om het licht van de Heilige Geest lezen.
Opnieuw:
lees elke dag de Bijbel
We
moeten de Bijbel biddend lezen. We moeten de Bijbel elke dag lezen. De Statenvertalers
maakten ook kanttekeningen. Het gebruik van een Bijbeluitgave van de
Statenvertaling met kanttekeningen kan helpen bij het beter begrijpen van de Bijbel.
Dat geldt ook voor de Bijbel met uitleg van uitgeverij De Banier.
Deze uitgave
geeft nog veel meer toelichting dan de kant-tekeningen. Welke Bijbelvertaling we
ook gebruiken, toelichting blijft nodig. Bijvoorbeeld: wie zijn farizeeërs en sadduceeërs?
Hoe zit het met de verschillende Herodessen in het Nieuwe Testament? Op welke veldslagen
zinspelen profeten in hun profetieën enz.?
Wie mede
met behulp van de Bijbel met uitleg de Staten-vertaling goed kan begrijpen, moet
hier gewoon aan vast-houden. Maar wat moet er worden gedaan als de taal echt een
probleem is en wij die niet begrijpen?
Al een paar jaar geleden zei iemand uit
het hoofdbestuur van de GBS tegen mij dat hij aan de Nieuwe Bijbelvertaling de voorkeur
gaf boven de Herziene Statenvertaling. Die keuze kan ik eerlijk gezegd niet volgen
en raad ik ook het kerkvolk niet aan.
Wie de
Bijbel ongelezen laat en alleen maar Bijbelse vertelling en dagboeken leest, omdat
de taal van de GBS-editie te moeilijk is, raad ik onder alle Bijbelvertalingen die
er nu in het Nederlands zijn de Herziene Statenvertaling aan. Die heeft een aantal
gebreken, maar die wegen niet op tegen de betrouw-baarheid en leesbaarheid ervan.
Evenals
de zeventiende-eeuwse editie van de Statenvertaling is het een Bijbelvertaling
in begrijpelijk en toch enigszins ver-heven Nederlands, omdat men aan de rijkdom
van taal van het Hebreeuws en Grieks recht wil doen. Dat valt weg bij de Bijbel
in gewone taal. Willen kinderen de rijkdom van de Bijbeltaal kunnen volgen dan moeten
zij zeker een paar jaar vóór het verlaten van de basisschool zelf de Bijbel zijn
gaan lezen.
Degenen
die lbo-niveau hebben, moeten al zeer vroeg tot het gebruik van de HSV gestimuleerd
worden, anders zal ook die vertaling voor hen te moeilijk zijn. Simpel vanwege de
woor-denrijkdom van de Bijbel. De Bijbel in gewone taal komt aan die taalarmoede
tegemoet, maar ik zou het gebruik daarvan afraden, omdat in die vertaling een deel
van de rijkdom van de Bijbelse boodschap verloren gaat door het gebruik van een
heel beperkt aantal woorden.
Echter, wie kinderen niet op de basisschool leert
uit de Bijbel te lezen, maakt feitelijk voor hen de keuze – zeker als zij hooguit
lbo kunnen volgen (wat helemaal geen schande is) – om in de toekomst maar uit de
Bijbel in gewone taal te lezen. Als dat er nog van komt trouwens.
Bij het
lezen, bestuderen en onderzoeken van de Bijbel kunnen en mogen wij allerlei middelen
gebruiken. Wanneer wij dat op de juiste manier doen, is het gebruik van die middelen
ingebed in de bede om de verlichting en vernieuwing door de Heilige Geest.
De diepste
kern van de Bijbelse boodschap, namelijk dat God door Christus vijanden met Zichzelf
verzoend, is voor de na-tuurlijke mens – welke Bijbelvertaling hij ook gebruikt –
ver-borgen. Het is een wonder van genade als we dat verstaan omdat wij erin delen.
Echter, dan gebruikt de Heere telkens weer Zijn Woord. Het Woord dat ons verstand
vervult, maar door genade ook ons hart in brand zet.
Laat in
allerlei verbanden dan ook iedereen ertoe worden aan-gespoord om de Bijbel elke dag
te lezen, biddend om de werking van Gods Geest. Dat geldt evenzeer voor hen die
onbekend zijn met de Bijbel, als voor hen die er al van huis uit mee vertrouwd zijn.
Juist omdat de Bijbel het Woord van God is, mogen wij van het lezen – en vooral
als dat lezen een biddend lezen wordt – grote dingen verwachten.