Inleiding
Charles Haddon Spurgeon heeft in een lezing over de
gebroeders Wesley gezegd dat de naam Wesley hun tegenstanders afschuw en hun
volgelingen met een zeg maar kritiekloze verwondering vervulde. Hoewel wijlen
ds. J.P. Paauwe in zijn stellingname niet bepaald met de gebroeders Wesley vergeleken
kan worden, zijn deze woorden ook op hem van toepassing. Binnen de kring van
zijn volgelingen is zijn gezag zo ongeveer onaantastbaar. Daarbuiten roept
zijn naam veelal afkeer tot zelfs afschuw op. Overigens zijn er ook uitzonde-ringen
op deze regel.
Wijlen ds. Jac. van Dijk schreef in zijn memoires Het
nooit verloren ver-gezicht dat niemand zozeer een stempel op hem gezet
heeft als ds. Paauwe. Zover wil ik zelf bepaald niet gaan, maar wel mag ik
betuigen dat ik zijn dagboek en preken met stichting heb mogen lezen.
Ik had ooit wel eens van ds. Paauwe gehoord, maar wist niet wie hij was noch wat hij voorstond. Mijn belangstelling voor hem werd ge-wekt, toen aan het begin van de theologische opleiding één van mijn medestudenten mij zei dat ik in de leer van de rechtvaardiging een Paauweaan was.
Dat was niet als compliment bedoeld. Integendeel. Het heeft toen nog een paar jaar geduurd voordat ik met de ge-schriften van ds. Paauwe in aanraking kwam. Na afsluiting van het kerkelijk examen kreeg ik van een goede vriend het dagboek van Paauwe.
Ik ben toen een beetje gaan begrijpen waarom mij eertijds verweten was dat ik in de leer van de rechtvaardiging Paauweaans dacht. Belangrijker was dat dit dagboek meer dan eens gebruikt werd om troost in aanvechting te schenken.
Ik had ooit wel eens van ds. Paauwe gehoord, maar wist niet wie hij was noch wat hij voorstond. Mijn belangstelling voor hem werd ge-wekt, toen aan het begin van de theologische opleiding één van mijn medestudenten mij zei dat ik in de leer van de rechtvaardiging een Paauweaan was.
Dat was niet als compliment bedoeld. Integendeel. Het heeft toen nog een paar jaar geduurd voordat ik met de ge-schriften van ds. Paauwe in aanraking kwam. Na afsluiting van het kerkelijk examen kreeg ik van een goede vriend het dagboek van Paauwe.
Ik ben toen een beetje gaan begrijpen waarom mij eertijds verweten was dat ik in de leer van de rechtvaardiging Paauweaans dacht. Belangrijker was dat dit dagboek meer dan eens gebruikt werd om troost in aanvechting te schenken.
Wie was ds. Paauwe?
Jan Pieter Paauwe
werd geboren in 1872 en overleed in 1956. Hij studeerde theologie in
Utrecht. Zijn eerste gemeente was Yerseke. Hij werd daar in 1901 door ds. J.H.
Gunning J.H. zn., een dominee van de ethische richting in de Hervormde Kerk,
in het ambt be-vestigd.
In Yerseke liep Paauwe in geestelijk opzicht vast. De inhoud van zijn preken veranderde. Van heinde en ver kwamen mensen vanuit allerlei kerken en kringen naar hem luisteren. Onder zijn prediking kwamen mensen tot bekering. Dat gold onder andere voor de later vrouw van ds. Fraanje die als meisje onder het gehoor van Paauwe zat.
In Yerseke liep Paauwe in geestelijk opzicht vast. De inhoud van zijn preken veranderde. Van heinde en ver kwamen mensen vanuit allerlei kerken en kringen naar hem luisteren. Onder zijn prediking kwamen mensen tot bekering. Dat gold onder andere voor de later vrouw van ds. Fraanje die als meisje onder het gehoor van Paauwe zat.
Naar zijn eigen
oordeel had Paauwe geen deel aan datgene wat in het Avondmaal wordt betekend en
verzegeld. Daarom liet hij brood en beker voorbijgaan als hij het Avondmaal
bediende. In Yerseke kwam ds. Paauwe in contact met de vele Ledeboerianen die
daar te vinden waren en die in 1907 door Kersten samen met de kruis-gezinden die
er nog waren tot een hecht kerkverband werden gevormd met de naam Gereformeerde
Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika.
Aan Paauwe is
gevraagd als predikant naar de Ledeboeriaanse gemeenten over te komen. Niet in
de laatste plaats zijn vrouw, Wilhelmina Dagevos, heeft hem hiervan
weerhouden. Terugblik-kend op zijn leven betuigde Paauwe later dat God hem voor
een dergelijke misstap had behoed.
Paauwe kwam door zijn levensgang tot de overtuiging dat het met alle kerkelijk leven in geïnstitueerde vorm was gedaan. Naar zijn overtuiging was het niet alleen onmogelijk om in de Hervormde Kerk te blijven maar ook om toe te treden tot één van de afge-scheiden kerken. Hij zag zichzelf tenslotte als de laatste getrouwe godsgezant in Nederland
Paauwe kwam door zijn levensgang tot de overtuiging dat het met alle kerkelijk leven in geïnstitueerde vorm was gedaan. Naar zijn overtuiging was het niet alleen onmogelijk om in de Hervormde Kerk te blijven maar ook om toe te treden tot één van de afge-scheiden kerken. Hij zag zichzelf tenslotte als de laatste getrouwe godsgezant in Nederland
In 1907 werd Paauwe aan de Hervormde Gemeente van
Bennekom verbonden. Hier had zijn prediking niet die gevolgen die zij in
Yerseke had gehad. In Bennekom wist men het en was men gerust. In december 1911
kwam hij tot de vrijheid van de kinderen van God. Over het hoe is weinig
bekend.
Paauwe is altijd zeer karig gebleven daar iets over mede te delen. We krijgen de indruk dat Paauwe in de leer der rechtvaardiging aanvankelijk dacht in de lijn van ds. I. Kievit, waarbij de zekerheid van het geloof aan een hele bepaalde ervaring, de zogenaamde vier-schaarbeleving wordt verbonden.
Paauwe is altijd zeer karig gebleven daar iets over mede te delen. We krijgen de indruk dat Paauwe in de leer der rechtvaardiging aanvankelijk dacht in de lijn van ds. I. Kievit, waarbij de zekerheid van het geloof aan een hele bepaalde ervaring, de zogenaamde vier-schaarbeleving wordt verbonden.
In zijn Bennekomse periode kwam het tot een conflict met
de hogere organen van de Hervormde Kerk. De weigering van ds. Paauwe om jonge
mensen die in een vrijzinnige gemeente belijdenis afgelegd hadden, in het
lidmatenboek in te schrijven, liep uit op zijn schorsing. Het classicaal
bestuur schreef de namen in.
Na opheffing van de schorsing schrapte Paauwe de namen in het lidmatenboek door. Dit leidde tot zijn afzetting als hervormd predikant. Ik spreek over deze gang van zaken verder geen oordeel uit. Laat ieder dat voor zichzelf vormen. Niet lang na zijn afzetting vestigde Paauwe zich in Den Haag. Op verzoek van de vereniging "Calvijn" verkondigde hij daar het Woord.
Na opheffing van de schorsing schrapte Paauwe de namen in het lidmatenboek door. Dit leidde tot zijn afzetting als hervormd predikant. Ik spreek over deze gang van zaken verder geen oordeel uit. Laat ieder dat voor zichzelf vormen. Niet lang na zijn afzetting vestigde Paauwe zich in Den Haag. Op verzoek van de vereniging "Calvijn" verkondigde hij daar het Woord.
Rondom Paauwe verzamelde zich een kring van toehoorders.
Langzamerhand breidde het aantal plaatsen waar hij voorging uit. Vooral
doordeweekse diensten werden druk bezocht. Daarbij moet aangetekend worden dat
lang niet alle luisteraars zijn kerkelijke visie deelden. Iemand die dat in
ieder geval niet deed, was zijn eigen vrouw.
Zij is na de schorsing van haar man als hervormd predikant nooit meer onder zijn gehoor gekomen en zocht evenmin contact met zijn volgelingen. In 1931 overleed zij op 51-jarige leeftijd. Ds. Paauwe heeft betuigd dat hij mocht weten dat zijn vrouw de eeuwige heerlijkheid was binnen gegaan. In 1939 hertrouwde Paauwe met Cornelia Constanje. Mevr. Paauwe-Constanje heeft haar man vele jaren over-leefd.
Zij is na de schorsing van haar man als hervormd predikant nooit meer onder zijn gehoor gekomen en zocht evenmin contact met zijn volgelingen. In 1931 overleed zij op 51-jarige leeftijd. Ds. Paauwe heeft betuigd dat hij mocht weten dat zijn vrouw de eeuwige heerlijkheid was binnen gegaan. In 1939 hertrouwde Paauwe met Cornelia Constanje. Mevr. Paauwe-Constanje heeft haar man vele jaren over-leefd.
Welke boodschap bracht ds. Paauwe?
Steeds helderder en ook scherper heeft Paauwe naar voren
gebracht dat er geen geestelijk leven is buiten de geloofsvereniging met
Christus. Paauwe veroordeelde na zijn schorsing, zoals ik al aangaf, niet
alleen de Hervormde Kerk, maar ook alle afgescheiden kerken. Naar zijn oordeel
werd nergens in Nederland de waarheid Gods recht verkondigd. Wat hij miste was
de prediking van de recht-vaardiging door het geloof.
Voor Paauwe stond het als een paal boven water dat er
geen geloof en geestelijk leven is zonder rechtvaardiging en geen
rechtvaardiging zonder geloof. Het gebruik van uitdrukkingen als ‘zien is nog
geen hebben’ en ‘een bedekte schuld is nog geen vergeven schuld’ zag hij als
symptomen van het feit dat men geen zicht had op het werkelijk karakter van het
geestelijk leven.
Niet het minst daarom oordeelde hij negatief over de
kerken van de Afscheiding. Heel in het bijzonder heeft Paauwe getoornd over de
gedachte dat er geestelijk leven kan zijn buiten het gelovig omhelzen van de
Heere Jezus Christus. Hij achtte dat zielsmisleidend.
De lievelingstekst van Paauwe was: ‘Die de Zoon heeft, heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.’ Hij miste dit klare getuigenis in de Nederlandse kerken. Vandaar zijn negatieve oordeel over de kerkelijke situatie in Nederland. Hij voelde zich verwant met de Reformatoren en met mannen als Van der Groe en Kohlbrugge.
De lievelingstekst van Paauwe was: ‘Die de Zoon heeft, heeft het leven; die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet.’ Hij miste dit klare getuigenis in de Nederlandse kerken. Vandaar zijn negatieve oordeel over de kerkelijke situatie in Nederland. Hij voelde zich verwant met de Reformatoren en met mannen als Van der Groe en Kohlbrugge.
Heel nadrukkelijk bracht Paauwe het aanbod van genade.
Hij kon in zijn prediking zeggen dat geen enkel mens bekeerd wil worden, maar
dat God wel wil dat mensen zich bekeren. Zalig is hij die zijn verzet tegen God
en tegen Gods weg van zaligheid opgeeft. Wie dat doet, zal terstond daarna
belijden: ‘Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.’ Voor hen die onder de prediking
van het evangelie verkeren, zo be-tuigde Paauwe, is het slechts mogelijk de
rampzaligheid te bereiken door over Christus heen te stappen. De betekenis van het
aanbod van genade in de theologie van Paauwe kan nog met de volgende anekdote
geïllustreerd worden.
Omdat hij de reeds genoemde ds. Van Dijk dan eens bij
Paauwe kerkte, werd hij door hem uitgenodigd eens langs te komen. Daar zag ds.
Van Dijk, zo vertelt hij zelf, toch wel tegenop. Tenslotte kwam hij toch zover
en toen hij met zijn vrouw bij Paauwe binnen-stapte, zei mevr. Van Dijk: ‘We
hebben het dan toch maar ge-waagd.’ Daarop antwoordde Paauwe: ‘U hebt niets
gewaagd, u was genodigd.’ Daaraan voegde hij nog toe dat Christus ons ook
nodigt en vroeg hij mevrouw Van Dijk of zij ook die uitnodiging al aanvaard
had.
Ik geef een citaat uit één van de preken van Paauwe
waarin diens visie op het aanbod van genade, het geloof en de rechtvaardiging
naar voren komen. ‘Het geloof is dus noodzakelijk. De
werkzaam-heden zijn het niet, de verandering is het niet, het gevoel is het
niet. Het geloof is het, ofschoon het geloof geen dood geloof moet zijn, maar
een werkzaam geloof. Het geloof op zichzelf is het niet.
De Heere Jezus Christus is het. Want het geloof grijpt de Heere Jezus Christus aan en daarom zeggen wij, dat het geloof het is en dat het alles is. De apostel zegt immers: ‘Christus is alles en in allen.’ (Kolossenzen 3 vers 11). Nu moet u aan de hand van het Woord uzelf onderzoeken en u voor de vraag plaatsen, of dat nu bij is, in u waar is. Namelijk dat het geloof alles is. God biedt u Christus aan. Aan wie? Aan de zondaar en goddeloze.
U vindt dit toch bevestigd in de Schrift. ‘Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, al gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.’ (Jesaja 45 vers 22). En: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Nu is het geloof de omhelzing van deze aanbieding.
Waar de aanbieding wordt omhelst, daar is het en daar is alles! Waar men echter de aanbieding laat voor hetgeen zij is, daar is niets dan schuld en verdoemenis. Het geloof, door middel waarvan de aanbieding wordt omhelst is een gave Gods.’
De Heere Jezus Christus is het. Want het geloof grijpt de Heere Jezus Christus aan en daarom zeggen wij, dat het geloof het is en dat het alles is. De apostel zegt immers: ‘Christus is alles en in allen.’ (Kolossenzen 3 vers 11). Nu moet u aan de hand van het Woord uzelf onderzoeken en u voor de vraag plaatsen, of dat nu bij is, in u waar is. Namelijk dat het geloof alles is. God biedt u Christus aan. Aan wie? Aan de zondaar en goddeloze.
U vindt dit toch bevestigd in de Schrift. ‘Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, al gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer.’ (Jesaja 45 vers 22). En: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.’ Nu is het geloof de omhelzing van deze aanbieding.
Waar de aanbieding wordt omhelst, daar is het en daar is alles! Waar men echter de aanbieding laat voor hetgeen zij is, daar is niets dan schuld en verdoemenis. Het geloof, door middel waarvan de aanbieding wordt omhelst is een gave Gods.’
Hoe moeten we over ds. Paauwe en zijn prediking oordelen?
Het belangrijkste is hoe God oordeelt. In het licht van
de Schrift kan ik zijn getuigenis dat er geen geestelijk leven is buiten de
geloofs-vereniging met de Heere Jezus Christus alleen maar hartelijk bij-vallen.
In het centraal stellen van Christus en Zijn gerechtigheid ligt de blijvende
betekenis van de prediking van ds. Paauwe.
Dat betekent niet dat ik geen vragen heb. Paauwe wekt meer dan eens de indruk dat alleen als men alleen in Christus geborgen is, als men het moment van afsnijding uit Adam en inplanting in Christus weet aan te geven. Zowel in het licht van de Schrift als van de kerkgeschiedenis is dat een onhoudbare visie.
Dat betekent niet dat ik geen vragen heb. Paauwe wekt meer dan eens de indruk dat alleen als men alleen in Christus geborgen is, als men het moment van afsnijding uit Adam en inplanting in Christus weet aan te geven. Zowel in het licht van de Schrift als van de kerkgeschiedenis is dat een onhoudbare visie.
Van David, Obadja en Timotheüs weten ze dat zij reeds
aan de borsten van hun moeder op de Heere vertrouwden. De Schrift legt niet
de nadruk op het weten van het tijdstip van de bekering maar op de vrucht. Wat
betreft de kerkgeschiedenis merk ik op dat vele grote lichten niet exact hebben
kunnen aangeven waar hun geestelijke loopbaan begon. Ik noem slechts Brakel
en Henry.
De leidingen Gods met Zijn kinderen zijn zeer
verschillend. Heel vaak zijn de eerste oefeningen van het geloof zo zwak dat
men het er zelf niet voor kan houden. Menigeen kreeg ook pas bij het bewandelen
van de weg des heils een helder zicht op tal van zaken. In zijn auto-biografie Genade
overvloeiende voor de voornaamste der zondaren doet Bunyan daar duidelijk
verslag van. Nu zijn dit zaken die Paauwe niet ontkent, maar het valt moeilijk
te loochenen dat deze punten in zijn prediking niet tot nauwelijks aandacht
kregen.
Petrus Datheen schreef een christelijke samenspraak tot
troost van bekommerde harten. Hierin vertroost hij christenen die een zwak
geloof hebben en niet kunnen bezien dat zij in Christus rechtvaardig voor God
zijn. Datheen wijst er dan op dat hoe zwak ook ons geloof mag zijn, wij in
Christus rechtvaardig voor God zijn.
Ik noem ook de Christen- en Christinnereize van Bunyan. Daar komen we niet alleen figuren als Christen, Getrouw en Groothart tegen maar ook Hoop, Klein Geloof en Altijd Bevreesd. Bunyan wenste niet het minst ook deze laatste categorie te troosten en te leiden. Dit pastorale en troostende element van bekommerde christenen komen we bij Paauwe niet veel tegen.
Ik noem ook de Christen- en Christinnereize van Bunyan. Daar komen we niet alleen figuren als Christen, Getrouw en Groothart tegen maar ook Hoop, Klein Geloof en Altijd Bevreesd. Bunyan wenste niet het minst ook deze laatste categorie te troosten en te leiden. Dit pastorale en troostende element van bekommerde christenen komen we bij Paauwe niet veel tegen.
Bij hem overheerst het waarschuwende element, namelijk
dat alle bekommering die niet voortvloeit uit de vereniging met Christus eigengerechtigheid
is. Dat laatste is ongetwijfeld waar, maar dan blijft de vraag: Kan iemand
dat zelf altijd zo duidelijk onderscheiden?
Ik wijs ook nog een opmerking van John Owen in zijn boek over de rechtvaardiging, namelijk dat al Gods kinderen in Christus recht-vaardig voor God zijn, maar dat niet al Gods kinderen in leerstellig opzicht een juist zicht op de rechtvaardiging hebben.
Ik wijs ook nog een opmerking van John Owen in zijn boek over de rechtvaardiging, namelijk dat al Gods kinderen in Christus recht-vaardig voor God zijn, maar dat niet al Gods kinderen in leerstellig opzicht een juist zicht op de rechtvaardiging hebben.
Wie zich in zijns levensgang verdiept, wordt getroffen
hoezeer hij een einzelgänger is geweest. Zijn leven wordt gekenmerkt door een
geweldige eenzaamheid. Als student kwam Paauwe wel mede-studenten van
gereformeerde overtuiging tegen maar hij voelde zich niet tot hen aangetrokken.
De reden daarvan heeft hij als volgt verwoord: ‘Terwijl
zij er waren, waren zij al kant en klaar. Zij hadden geen moeilijkheden. De
gerefor-meerde dogmatiek was voor hen een peulenschilletje. Ik had als student
rondgelopen met de vraag: “Is er een God? En als Hij er is, wat is Hij dan?”
Dus stond ik mijlenver van deze mensen af en er was niemand op wie ik jaloers
was. Ik verachtte het in mijn hart; alle wetenschap, alle kennis zonder de
kennis van God verachtte ik in mijn hart (..) En hoe verder een student is in
betrekking hiermee, hoe “gereformeerder” hij is, hoe beter hij het “weet”,
des te verder sta ik van hem af, de te onsympathieker is hij mij. Niet als een
mens maar als aanstaand prediker.’
Na zijn schorsing in de Hervormde Kerk kwam Paauwe
helemaal alleen te staan. Isolement leidt tot verabsolutering van inzichten.
Dat zien we ook bij Paauwe. Daaraan moet nog toegevoegd worden dat Paauwe
kennelijk gefrustreerd was door de behandeling die hij van de kerkelijke
besturen in de Hervormde Kerk ontving.
Wie objectief naar het kerkelijk leven uit de dagen van Paauwe kijkt, moet constateren dat Paauwe geen oog meer had voor datgene wat er nog was. Zo waren er binnen de Hervormde Kerk meerdere predikanten die in de leer van de rechtvaardiging in de grond der zaak niet anders dachten en predikten dan hij.
Wie objectief naar het kerkelijk leven uit de dagen van Paauwe kijkt, moet constateren dat Paauwe geen oog meer had voor datgene wat er nog was. Zo waren er binnen de Hervormde Kerk meerdere predikanten die in de leer van de rechtvaardiging in de grond der zaak niet anders dachten en predikten dan hij.
Ook wil ik opmerken dat een prediking vlekken en
rimpels kan vertonen zonder dat hij daarmee als volstrekt vals kan betiteld
worden. Ook ik heb in het licht van de Schrift ernstig bezwaar tegen
uitdrukkingen als ‘zien is nog geen hebben.’ Toch zou ik niet graag ontkennen
dat de Heere predikanten die er zulke gedachtegangen op na hielden, heeft
willen gebruiken en hun bediening gezegend heeft.
Zonder hun specifieke gedachtegangen op dit punt bij te
vallen, kwam ik bij het lezen van de levensweg van zulke predikanten meer dan
eens diep onder de indruk van het nabije leven met de Heere dat zij hadden. Ik
wil maar zeggen dat leerstellige zuiverheid en verbor-gen omgang met God niet
zonder meer hetzelfde zijn. Het eerste kan er zijn zonder het tweede. Het
tweede kan er ook zijn, terwijl het eerste vlekken en rimpels vertoont. Paauwe
dacht over dit laatste weinig genuanceerd.
Een vorm van leerheiligheid kan hem niet ontzegd worden.
Te weinig bracht hij naar mijn overtuiging naar voren dat wij allen slechts ten
dele kennen en dat wij ook in leerstellig opzicht de dingen vaak bij stukje en
beetje leren. Dit is zeker dat allen die zalig worden, hoe gebrekkig hun
leerstellig inzicht ook geweest mag zijn, van ganser harte de kroon die zij
ontvangen, zullen werpen voor de voeten van het Lam.
De visie van ds. Paauwe op de kerk
Hier ligt naar mijn overtuiging het grootste manco van
ds. Paauwe. In zijn leer op de rechtvaardiging zocht Paauwe aansluiting bij de
reformatoren, maar dat kan van zijn leer op de kerk bepaald niet gezegd
worden. Hoe hebben de refor-matoren beklemtoond dat de Heere Zijn kerk nooit
verlaat en dat wij, al vertoont zij nog zoveel vlekken en rimpels, ons van haar
niet mogen afkeren. Calvijn heeft gesteld dat ook als er leerstellig vele
onvolkomenheden zijn, wij bij de kerk moeten blijven zolang Christus als de
enige grond van zaligheid en behoud wordt gepredikt.
Na zijn afzetting uit de Hervormde Kerk kwam Paauwe feitelijk
tot de stellingname dat er geen geopenbaarde kerk in Nederland meer was. Zelf
predikte hij zonder te streven naar een ordelijk kerkelijk leven. Na het
overlijden van Paauwe heeft een niet onbelangrijk deel van zijn volgelingen
zich weer bij een van de bestaande kerken gevoegd. Anderen kerken slechts incidenteel.
Een kern van Paauwes volgelingen gaat onder geen beding naar de kerk. Zij kunnen zich hiervoor op Paauwe beroepen en toch is er sprake van een fanatisme dat bij Paauwe zelf zo niet voorkomt. Zoals we zo vaak zien gaan de volgelingen verder dan de meester.
Een kern van Paauwes volgelingen gaat onder geen beding naar de kerk. Zij kunnen zich hiervoor op Paauwe beroepen en toch is er sprake van een fanatisme dat bij Paauwe zelf zo niet voorkomt. Zoals we zo vaak zien gaan de volgelingen verder dan de meester.
In Zijn verbondstrouw heeft de Heere de eeuwen door
predikers van het Lam aan Zijn Kerk gezonden. Christus kan niet zonder onder-danen
zijn. Hij heeft hier op aarde tot aan de jongste dag niet alleen Zijn schapen,
maar ook onderherders om de kudde te weiden. Ook daarin laat de Heere nooit
varen de werken Zijner handen. Als de grote Opperherder geeft Christus in
overeenstemming met Zijn belofte "En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen
tot de voleinding der wereld" aan de Kerk onderherders.
Onderherders die hoewel zij in de loop van ambtelijke
bediening mochten opwassen in genade en kennis van Christus bij hun sterven
nog meerdere vlekken en rimpels verlost moesten worden. Christus als het geslachte
Lam van God is voor elke ware christen de enige bron en grond van behoud.
Ik besluit dit artikel met nog een citaat uit één van de
preken van Paauwe: ‘Als God Zich openbaar, dan doet Hij dat in Christus. Buiten
Christus is God een verterend vuur; in Jezus is Hij een vriendelijk en zorgzaam
Vader. Ziet of u deze openbaring kent. Christus is de waarheid; Hij is de
waarheid van de Heilige Schrift.
De Heere Jezus zei eens tegen de leidslieden van Zijn volk: “Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te vinden; en die zij het die van Mij getuigen.” Dat wisten ze niet. Ze hadden wel de Schriften, maar niet Jezus. Ontelbaar is de schare, die wel de Bijbel meent te hebben, maar nooit Jezus erin gevonden heeft.
Als God Zich openbaart in Christus, dan valt het Woord in hetzelfde ogenblik open en wordt men gewaar de Heere Jezus Christus en God in Hem. Zonder Jezus zijt gij niet in staat om maar één woord van de Schrift te verstaan. Al wat u ervan maakt is dwaasheid! Een geopend Vaderhart in Jezus veroorzaakt een geopend mensenhart – en dát hart verstaat het; het gelooft en gelovende spreekt het zijn belijdenis uit.’
De Heere Jezus zei eens tegen de leidslieden van Zijn volk: “Onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te vinden; en die zij het die van Mij getuigen.” Dat wisten ze niet. Ze hadden wel de Schriften, maar niet Jezus. Ontelbaar is de schare, die wel de Bijbel meent te hebben, maar nooit Jezus erin gevonden heeft.
Als God Zich openbaart in Christus, dan valt het Woord in hetzelfde ogenblik open en wordt men gewaar de Heere Jezus Christus en God in Hem. Zonder Jezus zijt gij niet in staat om maar één woord van de Schrift te verstaan. Al wat u ervan maakt is dwaasheid! Een geopend Vaderhart in Jezus veroorzaakt een geopend mensenhart – en dát hart verstaat het; het gelooft en gelovende spreekt het zijn belijdenis uit.’