Roep om meer eenheid
De kerk van Christus is allereerst de gemeenschap
van de heiligen, van allen die gereinigd zijn door Christus’ bloed en ver-nieuwd
door Zijn Geest. Onder de oude bedeling had de kerk uiterlijk een andere
gestalte dan onder de nieuwe bedeling. Onder de nieuwe bedeling is de kerk
uiterlijk niet een gebleven. Dat is verdrietig. Innerlijke eenheid hoort
gepaard te gaan met uiterlijke eenheid.
Er ontstond de scheiding tussen de Westerse en de
Oosterse Kerk. In de Kerk van het Westen werd in de zestiende eeuw de roep tot
Reformatie gehoord. Velen, maar niet allen, hebben die roep beantwoord. De Kerk
van het Westen raakte uiterlijk ver-deeld. Verdrietig is dat ook de Kerk van
Reformatie geen eenheid bleef.
Voor Rome is dat altijd een argument geweest tegen
de Refor-matie. Echter hoe belangrijk uiterlijke eenheid ook is, innerlijke verbondenheid
met de leer van profeten en apostelen gaat daar bovenuit. Waar wij tussen het
eerste en het tweede moeten kie-zen, mag alleen het tweede overblijven: de
waarheid naar de god-zaligheid.
Heel diep is deze waarheid verwoordt in de
gereformeerde belij-denisgeschriften. In Nederland is de geschiedenis zo gelopen
dat kerken die deze zelfde belijdenis hebben toch naast elkaar optrekken. Dat
kan en mag zo niet zijn. In dat licht deed ds. Egas de oproep bij het veertigjarig
ambtsjubileum van ds. Eckeveld richting de Gereformeerde Gemeenten om minder
naar binnen gericht te zijn. Hij noemde de mogelijkheid van het open stellen
van kansels voor predikers die wel niet tot eigen kring horen, maar naar
Schrift en belijdenis preken.
Wet en Evangelie
Er kwamen meerdere reacties van predikanten. Tal van
ware dingen werden gezegd, maar vrijwel allen hadden het doel de oproep van ds.
Egas van haar klem te beroven. Er werd opgemerkt dat de eenheid van de kerk in
Christus ligt. Dat is zeker waar, maar moet van daaruit niet worden betracht:
‘Ik ben een vriend, ik ben een metgezel van allen die Uw Naam ootmoedig
vrezen.’ Mag dat ook geen kerkelijke consequenties hebben? En kerkelijk moeten
dan toch leer en leven onze maatstaf zijn, omdat alleen God de laatste Rechter
over het innerlijke is.
Terecht werd opgemerkt dat het gaat om de boodschap
van wet en Evangelie. Ook als die boodschap wordt gebracht, is er toch variatie
in accenten. Thomas Boston, de schrijver van het boek De viervoudige staat
– ik haal hem meer dan eens aan – kwam tot meer helderheid in het onderscheid
en de samenhang van wet en Evangelie, toen hij als jong predikant het boek Het
merg van het Evangelie las. Echter, zijn prediking is van meet af aan wat
de grondtonen betreft bijbels geweest.
De eeuwen door is de ene prediking ook bevindelijker
geweest dan de andere. Dit jaar verscheen een heruitgave van Het merg der
christelijke godgeleerdheid van Johannes à Marck. Het is een heel mooie
uitgave en biedt een heldere uiteenzetting van de gereformeerde leer. Wel kan
je – ook als je verrekent dat dit werk allereerst voor predikanten en theologiestudenten
is geschreven – begrijpen dat à Marck niet tot de Nadere Reformatie wordt
gere-kend.
Niet alleen Brakel in zijn Redelijke Godsdienst
(een dogmatiek ge-schreven voor het gewone volk), maar ook Witsius in de De
bedeling van de verbonden (een werk evenals dat van à Marck voor studenten
en predikanten geschreven) geven toch een wat bevindelijker geluid. Die
spreken mij uiteindelijk meer aan dan de genoemde à Marck. Maar daarmee
schrijf ik deze man en zijn Handboek Dogmatiek niet af. Integendeel, er
valt veel uit te leren, mede omdat de opzet zeer overzichtelijk is.
Ook in onze tijd zou ik mannen in de lijn van à
Marck niet van de kansel willen weren. Je kunt trouwens ook denken aan de
Statenvertalers. Geen van hen kan tot de beweging van de Nadere Reformatie
worden gerekend, maar onder andere uit hun kant-tekeningen blijkt hun
godsvrucht.
Van Revius heb ik wel eens gedichten aangehaald in de kerkbode. Daaruit blijkt dat zijn geloof een beleefd geloof was. Al vroegen de Statenvertalers minder uitdrukkelijk in hun prediking aandacht voor de beleving van het geloof dan de mannen van de Nadere Reformatie, bij de verschillen tussen beide gaat het om een te verdragen variatie in accenten is.
Van Revius heb ik wel eens gedichten aangehaald in de kerkbode. Daaruit blijkt dat zijn geloof een beleefd geloof was. Al vroegen de Statenvertalers minder uitdrukkelijk in hun prediking aandacht voor de beleving van het geloof dan de mannen van de Nadere Reformatie, bij de verschillen tussen beide gaat het om een te verdragen variatie in accenten is.
God alleen kent het hart
Er is ook gesteld dat alle predikanten bevindelijk
en niet alleen leerstellig moeten weten van de kracht van zowel de wet als het
Evangelie is. Daarmee ben ik het hartelijk eens, als wij maar niet de kant op
gaan dat mensen dat met onfeilbare zekerheid kunnen beoordelen en dat je een
kerk zou moeten verlaten, als je niet van al haar predikanten zeker weet dat
zij kinderen van God zijn. Immers dan lopen we al vast met de twaalf discipelen
die de Heere Jezus riep. Een daarvan was Judas.
Toen de Heere tegen Zijn discipelen zei dat een van
hen Hem zou verraden hebben de elf niet uitgeroepen: ‘Dat is Judas. Dat hebben
we allang in de gaten’, maar vroegen zij: ‘Ben ik het Heere?’ Wellicht hebben
de anderen het toen niet gemerkt, maar Judas vroeg het iets anders, namelijk:
‘Ben ik het rabbi?’ Hij miste de liefde tot de Heere Jezus Christus.
Evenmin als avondmaalgangers zich van de noodzaak
van zelf-onderzoek ontslagen mogen achten, geldt dat voor predikanten ongeacht
van welke kerk zij zijn. Als het daarover gaat denk ik aan een lezing die ik al
weer heel wat jaren geleden uit de mond van John Marshall op de
Leicesterconferentie hoorde over Bileam.
Hij vroeg welke predikanten het gevaar lopen een Bileam te zijn. Zijn antwoord was dat je niet aan liberale of gematigd rechtzinnige predikanten hoeft te denken. Die preken niet de bijbelse waarheid die Bileam onder woorden mocht brengen, maar waarin hij helaas zelf niet deelde.
Hij vroeg welke predikanten het gevaar lopen een Bileam te zijn. Zijn antwoord was dat je niet aan liberale of gematigd rechtzinnige predikanten hoeft te denken. Die preken niet de bijbelse waarheid die Bileam onder woorden mocht brengen, maar waarin hij helaas zelf niet deelde.
Nogmaals vroeg Marshall: ‘Wie lopen het gevaar een
Bileam te zijn?’ En met stemverheffing antwoordde hij: ‘U en ik. Wij die deze
conferentie bijwonen en wij die het Evangelie van vrije genade prediken!! Wij moeten
ons voor Gods aangezicht afvragen of wij zelf de kracht van de waarheid kennen.
Wij moeten ons ervoor hoeden dat onze levenswandel niet strijdig is met het
Evangelie dat wij verkondigen.’
Marshall voegde er aan toe dat hij niet een concrete
conferentie-ganger voor ogen had. ‘Allereerst,’ zo zei hij, houd ik het mijzelf
voor dat ik, terwijl ik anderen heb gepredikt, zelf verwerpelijk be-vonden zou
worden.’ Met hem bedoel ik niet dat wij een soort hyperkritische houding zouden
moeten hebben.
Maar wij moeten ook niet de kant op dat avondmaalgangers, ambtsdragers en predikanten per definitie kinderen van God zijn. Dan gaan wij tegen het onderwijs van de Heere Jezus zelf in. Laat geen kerk binnen Nederland denken dat dit onderwijs haar avondmaalgangers, ambtsdragers en predikanten niet geldt. Dan krijgen we zelfverheffing en zoetsappigheid in plaats van ootmoed en een heilig opscherpen van elkaar.
Maar wij moeten ook niet de kant op dat avondmaalgangers, ambtsdragers en predikanten per definitie kinderen van God zijn. Dan gaan wij tegen het onderwijs van de Heere Jezus zelf in. Laat geen kerk binnen Nederland denken dat dit onderwijs haar avondmaalgangers, ambtsdragers en predikanten niet geldt. Dan krijgen we zelfverheffing en zoetsappigheid in plaats van ootmoed en een heilig opscherpen van elkaar.
Wegen naar meer eenheid
Het openstellen van kansels is, als je vanuit de
historie denkt, allereerst een zaak van een classis. In de zeventiende eeuw
was er in Nederland nog niet de kerkelijke verdeeldheid die wij nu kennen. Wat
echter menigeen zich niet realiseert is, dat ook een predikant uit Frankrijk of
uit Oost-Friesland in Duitsland gewoon in Nederland kon worden beroepen als de
classis goedkeuring gaf. Immers de Gereformeerde of Hervormde Kerk werd niet
alleen in Nederland, maar ook daarbuiten gevonden
In die lijn kan men nu ook aan de classis laten of
predikanten uit kerken met de gereformeerde belijdenis kunnen voorgaan.
Even-tueel kan men de synode een beslissing laten nemen. Juist omdat er over
kerkmuren heen eenheid in prediking is, is daartoe alle aanleiding.De prediking
is het hart van de kerk en juist vanuit de prediking is er meer dan eens
eenheid van gevoelen over kerk-muren heen.
Als het voorgaan in officiële diensten op zondagen nog
een stap te ver is, dan kan men op allerlei andere manieren als gemeente
interkerkelijke contacten betrachten. Dat kan gaan van Reforma-tieavonden en
gemeenteavonden tot avonden voor de jeugd, zoals de sluiting van een
winterseizoen.
Doordeweeks kan ook een predikant uit een andere kerk een samenkomst leiden die als dat nog gevoelig ligt geen officiële kerkdienst is, al is de vorm op de groet aan het begin en de zegen aan het einde na, precies hetzelfde. In zo’n geval kun je naar mijn overtuiging er beter echt een kerkdienst van maken, maar een groot punt is het niet voor mij. Voor het gevoel van de kerk-mensen is er toch weinig tot geen verschil.
Doordeweeks kan ook een predikant uit een andere kerk een samenkomst leiden die als dat nog gevoelig ligt geen officiële kerkdienst is, al is de vorm op de groet aan het begin en de zegen aan het einde na, precies hetzelfde. In zo’n geval kun je naar mijn overtuiging er beter echt een kerkdienst van maken, maar een groot punt is het niet voor mij. Voor het gevoel van de kerk-mensen is er toch weinig tot geen verschil.
Voor veel jongelui spelen de landelijke kerken geen
grote rol meer. Daar zitten meer kanten aan. Verdrietig vind ik als er weinig
besef is van de kerkgeschiedenis en van de grote waarde zowel voor het
persoonlijke als het kerkelijke leven van de gere-formeerde belijdenis. Echter,
juist als die kennis en dat besef er wel is, wordt er een verbondenheid over de
kerkelijke gebroken-heid heen ervaren.
Vaak wordt niet beseft dat Groen van Prinsterer in
de negentiende eeuw de uitdrukking ‘gereformeerde gezindte’ gebruikte om de
eenheid in geloof tussen gereformeerde belijdenis binnen en buiten de Hervormde
Kerk aan te geven. Groen die zelf de Hervormde Kerk trouw bleef, heeft toch
meer dan eens onder het gehoor van afgescheiden predikanten gezeten en zelfs
in afgescheiden kring wel het Heilig Avondmaal gebruikt.
Slot
Verder moeten we bedenken dat de kenmerken van de
ware kerk – en laat ik mij dan maar even beperken tot de prediking als veruit
het belangrijkste kenmerk – zich op niveau van de plaatselijke gemeente
openbaren. Overal waar een bijbelse prediking klinkt, zien en merken we iets
van het kerkvergaderend werk van Christus. Dat heb ik vanaf het begin van mijn
ambtelijke bediening catechisanten voorgehouden. Als er nu minder kerkisme is
dan vroeger, is dat winst.
Als het maar niet zo is, dat jong en oud niet meer
weten wat de inhoud van de bijbelse prediking is. Want dat is zeker, het is een
goddelijk gebod onder een bijbelse prediking op te gaan. Ik zeg er wel dat bij,
dat een gebrekkige prediking nog geen onbijbelse prediking is. Het gaat om de
ene Naam, om de twee wegen (we moeten de brede weg verlaten en de smalle bewandelen)
en om de drie stukken van ellende verlossing en dankbaarheid.
Terugkomend op de oproep van ds. Egas: ik hoop dat
binnen de kring van de Gereformeerde Gemeenten en daarbuiten naar de intentie
van deze oproep wordt gehandeld en naar wegen gezocht wordt elkaar meer te
ontmoeten. Dan zijn er veel meer moge-lijkheden dan die nu worden benut.
Laat het niet zo zijn dat wij zeggen: de tijd is er
niet rijp voor. Er is het goddelijke gebod vanuit innerlijke eenheid naar meer
uiterlijke eenheid te zoeken. Eenheid in prediking bij onderlinge variatie
over kerkmuren heen is aanwijsbaar. Er is in kerkelijk Nederland veel aan de
hand. Niet alle kerken met een gereformeerde belijdenis handhaven die ook werkelijk.
Laten wij niets af doen aan de wetenschap dat het gezag van de Bijbel als het
Woord van God allesbeslissend is. De Bijbel leert ons de boodschap van
verzoening met de Vader door de vol-doening van Jezus Zijn Zoon als God Die mens
werd. De Bijbel spreekt van wedergeboorte door de Heilige Geest. Als wij
elkaar daarin herkennen, schamen we ons naar binnen en naar buiten er niet voor
om aan te geven dat in ieder geval innerlijk reeds een eenheid is.
De situatie in een aantal kerken door
afscheiding uit de Her-vormde Kerk voortgekomen, is de situatie confessioneel
eigenlijk gelijk aan die van de Hervormde Kerk vóór 2004. Zaken waar ik
concreet aan denk ik: het niet afwijzen of zeer aarzelend afwijzen van de vrouw
in het ambt en homoseksuele relaties, laten van ruimte voor de zienswijze dat
Adam en Eva niet de eerste mensen zijn en dat de lichamelijk dood van de mens
bij Gods goede schepping hoort, een onduidelijk geluid over de eeuwige
rampzaligheid. Mijn opsomming is bepaald niet volledig.
Als landelijke kerken als geheel de
gereformeerde belijdenis niet handhaven, is er nog altijd wel samenwerking
mogelijk met plaatselijke gemeenten die dat wel willen doen. Als de Heere de
wegen baant, zou op een herschikking van het kerkelijke leven of nog beter
geformuleerd op terug naar de wortels van de Hervormde Kerk tot zegen kunnen
zijn.
Tenslotte: maar dat gaat boven de vraag van
kerkelijke ver-deeldheid uit: de kerk zonder vlek en rimpel is hier niet te
vinden. We moeten daar wel naar verlangen. Dan blijft alleen de bede om de
wederkomst van Christus over.