dinsdag 11 oktober 2016

Met Luther de Bijbel lezen

In dit kleine boekje geeft de Amerikaanse Lutherkenner Timothy J. Wengert een beschrijving van Luthers zienswijze op het gezag, de inhoud en uitleg van de Schrift. Hij laat zien dat voor Luther het juiste zicht op de tweeslag van wet en Evangelie fundamenteel is voor het juist verstaan van de Schrift. Onjuist de gedachte dat Luther de wet met het Oude Testament en het Evangelie met het Nieuwe Testament zou gelijk stellen.
Luther ging uit van één goddelijke Auteur van beide Testamenten boven de vele menselijke auteurs. Het gezag van de Schrift is nooit los te maken van het gezag van de gekruisigde en opgestane Christus en Die is in het Oude Testament, al is het in de vorm van de belofte, niet minder te vinden dan in het Nieuwe Testament. Voor Luther is heel de Bijbel – zowel het Oude als het Nieuwe Testament gevuld met gelovigen en zondaren, met bevelen en beloften, met schrik en troost.
Omdat hij in de brief aan Jacobus slechts bevelen en geen beloften kon vinden, achtte Luther de brief van Jacobus zinspelend op 1 Kor. 3:12 een strooien brief. Hij kon niet zien hoe deze brief een aangevochten geweten kon troosten. Dat was voor hem het criterium zowel bij de uitleg van de Schrift als de inhoud ervan. Daarom kon hij binnen de Bijbelboeken nadrukke­lijk een rangorde aanbrengen.
Wengert bestrijdt dat Luther vanuit de brief aan de Romeinen bij zijn visie op het centrum van de Schrift kwam. Veeleer moet zijn omgang met de Psalmen worden genoemd. Wanneer Luther samen met de andere Reformatoren de brief aan de Romeinen als samenvatting van het gehele Evangelie typeert, gaat het om de plaats en het karakter van de brief aan de Romei­nen onder de boeken van de Bijbel. Heel nadrukkelijk keert hij zich hier tegen Erasmus.
Volgens de Rotterdammer gaat het in de eerste elf hoofdstukken van deze brief om zaken als besnijdenis en de spijswetten. Terecht merkt Wengert op dat het zogenaamde nieuwe perspec­tief op Paulus minder nieuw is dan gesuggereerd pleegt te worden. Met alle kracht die in hem was, heeft Luther op exegetische gronden bestreden dat Paulus met de werken van de wet slechts de ceremoniële werken bedoeld. Terwijl Erasmus het Evangelie op moralistische wijze verstaat – iets waartoe ook het nieuwe perspectief leidt – is voor Luther het Evangelie de boodschap van genade voor hen die de rampzaligheid hebben verdiend.
Wengert wijst erop dat als Luther spreekt over de Schrift alleen het altijd in de context van de boodschap van de rechtvaardiging door het geloof en van de centrale betekenis van het kruis van Christus. Alle andere gezagsbronnen moeten dan wijken voor het gezag van de Schrift. Luhter heeft echter nooit de Schrift willen bestuderen los van het commentaar van de Kerk der eeuwen vóór hem.
Wengert plaatst dan ook een vraagteken bij sola Scriptura als een ken­merk van Luthers theologie. Zelf vind ik het zinvoller in dit verband een onderscheid te maken tussen sola en nuda Scriptura. Daarbij kan dan wel het eerste op Luther van toepassing worden geacht maar niet het tweede.
Om tot een juist verstaan van de Schrift te komen is naar Luthers diepste overtuiging de ervaring van het geloof onontbeerlijk. Geloof wordt altijd in de context van strijd, aanvechting en twijfel beoefend. Voor Luther staat dan ook tegenover geloof in Christus niet de twijfel en de aanvechting, maar het geloof in eigen ik. Het Evan-gelie is de boodschap van troost voor hen die worden aange-vochten.
Wengert schreef een prachtig boekje. Heel jammer is dat hij op een aantal punten toch Luthers positie wat vertekend en met zijn eigen agenda komt. Wengert ziet een scherpe tegen­­stelling tussen Luthers zienswijze van de Schrift en de verdediging van het onfeilbare karakter ervan. Ik zou de kanttekening willen plaatsen dat Luther uitging van het historische karakter van personen als Adam, Noach, Jona en hun optreden. Hij wijst de zogenaamde apocriefe boeken onder andere van de hand omdat zij historisch onbetrouwbaar.
Wat wel een feit is dat Luther de inhoud en het gezag van de Schrift nooit van elkaar kan losmaken. Echter het verdedigen van de onfeilbaarheid van de Bijbel kan maar hoeft daar niet toe te leiden. Luther had ook een open oog voor het reliëf van de Bijbel-boeken en de bijbelse boodschap. Het is mogelijk Luther daarin bij te vallen zonder zijn visie op de brief aan Jacobus te delen.
Duidelijk is ook dat Wengert geen moeite heeft met wat stabiele homoseksuele relaties worden genoemd. Degenen die hem daarin niet volgen stelt hij op één lijn met de farizeeërs in hun veroordeling van de overspelige vrouw. Hij laat na naar voren te brengen dat Jezus en zijn farizese tegenstanders beiden overspel als zonde zien. Wat dat niet het geval, dan had Jezus anders gereageerd dan hij heeft gedaan. Wij hebben geen reden uit de hoogte op anderen neer te zien of het nu om overspel gaat of homoseksueel gedrag. Echter, in beide gevallen geldt: ‘Ga heen en zondig niet meer.’
Zeker is dat wij van Luther kunnen leren dat echt ver-staan van de Schrift altijd betekent dat het Evangelie als troostboodschap verstaan voor hen die deze troost niet hebben verdiend en toch mogen ontvangen. Dan is zowel rechts als links vaak weinig Evangelieprediking en veel wetsprediking. We horen over wat mij moeten doen, maar vaak weinig tot niets over dat wij niet kunnen doen wat wij behoren te doen en dat wij zo Christus leren verstaan als het einde van de wet.

Timothy J. Wengert, Reading the Bible with Luther: An Introductionary Guide, Baker Aca­de­mic, Grand Rapids, Michigan 2013; ISBN 978-0-8010-4917-0; pb. 134 pp., prijs $17,99.