In
dit kleine boekje geeft de Amerikaanse Lutherkenner Timothy J. Wengert een
beschrijving van Luthers zienswijze op het gezag, de inhoud en uitleg van de
Schrift. Hij laat zien dat voor Luther het juiste zicht op de tweeslag van wet
en Evangelie fundamenteel is voor het juist verstaan van de Schrift. Onjuist de
gedachte dat Luther de wet met het Oude Testament en het Evangelie met het
Nieuwe Testament zou gelijk stellen.
Luther
ging uit van één goddelijke Auteur van beide Testamenten boven de vele
menselijke auteurs. Het gezag van de Schrift is nooit los te maken van het
gezag van de gekruisigde en opgestane Christus en Die is in het Oude Testament,
al is het in de vorm van de belofte, niet minder te vinden dan in het Nieuwe
Testament. Voor Luther is heel de Bijbel – zowel het Oude als het Nieuwe
Testament gevuld met gelovigen en zondaren, met bevelen en beloften, met schrik
en troost.
Omdat
hij in de brief aan Jacobus slechts bevelen en geen beloften kon vinden, achtte
Luther de brief van Jacobus zinspelend op 1 Kor. 3:12 een strooien brief. Hij
kon niet zien hoe deze brief een aangevochten geweten kon troosten. Dat was
voor hem het criterium zowel bij de uitleg van de Schrift als de inhoud ervan.
Daarom kon hij binnen de Bijbelboeken nadrukkelijk een rangorde aanbrengen.
Wengert
bestrijdt dat Luther vanuit de brief aan de Romeinen bij zijn visie op het
centrum van de Schrift kwam. Veeleer moet zijn omgang met de Psalmen worden
genoemd. Wanneer Luther samen met de andere Reformatoren de brief aan de
Romeinen als samenvatting van het gehele Evangelie typeert, gaat het om de
plaats en het karakter van de brief aan de Romeinen onder de boeken van de
Bijbel. Heel nadrukkelijk keert hij zich hier tegen Erasmus.
Volgens
de Rotterdammer gaat het in de eerste elf hoofdstukken van deze brief om zaken
als besnijdenis en de spijswetten. Terecht merkt Wengert op dat het zogenaamde
nieuwe perspectief op Paulus minder nieuw is dan gesuggereerd pleegt te
worden. Met alle kracht die in hem was, heeft Luther op exegetische gronden
bestreden dat Paulus met de werken van de wet slechts de ceremoniële werken
bedoeld. Terwijl Erasmus het Evangelie op moralistische wijze verstaat – iets
waartoe ook het nieuwe perspectief leidt – is voor Luther het Evangelie de
boodschap van genade voor hen die de rampzaligheid hebben verdiend.
Wengert
wijst erop dat als Luther spreekt over de Schrift alleen het altijd in de
context van de boodschap van de rechtvaardiging door het geloof en van de
centrale betekenis van het kruis van Christus. Alle andere gezagsbronnen moeten
dan wijken voor het gezag van de Schrift. Luhter heeft echter nooit de Schrift
willen bestuderen los van het commentaar van de Kerk der eeuwen vóór hem.
Wengert
plaatst dan ook een vraagteken bij sola Scriptura als een kenmerk van Luthers
theologie. Zelf vind ik het zinvoller in dit verband een onderscheid te maken
tussen sola en nuda Scriptura. Daarbij kan dan wel het eerste op Luther van
toepassing worden geacht maar niet het tweede.
Om
tot een juist verstaan van de Schrift te komen is naar Luthers diepste
overtuiging de ervaring van het geloof onontbeerlijk. Geloof wordt altijd in de
context van strijd, aanvechting en twijfel beoefend. Voor Luther staat dan ook
tegenover geloof in Christus niet de twijfel en de aanvechting, maar het geloof
in eigen ik. Het Evan-gelie is de boodschap van troost voor hen die worden
aange-vochten.
Wengert
schreef een prachtig boekje. Heel jammer is dat hij op een aantal punten toch
Luthers positie wat vertekend en met zijn eigen agenda komt. Wengert ziet een
scherpe tegenstelling tussen Luthers zienswijze van de Schrift en de
verdediging van het onfeilbare karakter ervan. Ik zou de kanttekening willen
plaatsen dat Luther uitging van het historische karakter van personen als Adam,
Noach, Jona en hun optreden. Hij wijst de zogenaamde apocriefe boeken onder
andere van de hand omdat zij historisch onbetrouwbaar.
Wat
wel een feit is dat Luther de inhoud en het gezag van de Schrift nooit van
elkaar kan losmaken. Echter het verdedigen van de onfeilbaarheid van de Bijbel
kan maar hoeft daar niet toe te leiden. Luther had ook een open oog voor het
reliëf van de Bijbel-boeken en de bijbelse boodschap. Het is mogelijk Luther
daarin bij te vallen zonder zijn visie op de brief aan Jacobus te delen.
Duidelijk
is ook dat Wengert geen moeite heeft met wat stabiele homoseksuele relaties
worden genoemd. Degenen die hem daarin niet volgen stelt hij op één lijn met de
farizeeërs in hun veroordeling van de overspelige vrouw. Hij laat na naar voren
te brengen dat Jezus en zijn farizese tegenstanders beiden overspel als zonde
zien. Wat dat niet het geval, dan had Jezus anders gereageerd dan hij heeft
gedaan. Wij hebben geen reden uit de hoogte op anderen neer te zien of het nu
om overspel gaat of homoseksueel gedrag. Echter, in beide gevallen geldt: ‘Ga
heen en zondig niet meer.’
Zeker is dat wij van Luther kunnen leren dat echt ver-staan van de
Schrift altijd betekent dat het Evangelie als troostboodschap verstaan voor hen
die deze troost niet hebben verdiend en toch mogen ontvangen. Dan is zowel
rechts als links vaak weinig Evangelieprediking en veel wetsprediking. We horen
over wat mij moeten doen, maar vaak weinig tot niets over dat wij niet kunnen
doen wat wij behoren te doen en dat wij zo Christus leren verstaan als het
einde van de wet.
Timothy J. Wengert, Reading the Bible with Luther:
An Introductionary Guide, Baker Academic, Grand Rapids, Michigan 2013;
ISBN 978-0-8010-4917-0; pb. 134 pp., prijs $17,99.