William
Wood, fellow en tutor in de theologie aan het Oriel College te Oxford, schreef
al weer enige jaren geleden een studie over de visie van Blaise Pascal over de
cognitieve gevolgen van de zondeval. Deze studie verscheen bij Oxford University
Press in de serie Changing Paradigms in Historical and Systematic
Theology. Wood werkt uit dat voor Pascal de zondeval een val is in
dubbelhartigheid.
Sinds
de zondeval is de mens gericht op zichzelf. De liefde tot zichzelf staat niet
meer onder de koepel van de liefde tot God. Daarom heeft de gevallen mens een
aangeboren aversie tegen de waarheid. Deze is altijd ook een aversie tegen God.
We vinden het niet alleen gemakkelijk God te verwerpen, maar houden onszelf ook
voortdurend voor de gek als het gaat om eigen zondigheid.
In de
lijn van Augustinus is het de mening van Pascal dat kennis van het
uiteindelijke karakter van de werkelijkheid altijd religieus of moreel van
karakter is. Wil, intellect en gevoelens zijn door de zondeval verontreinigd.
In plaats van ootmoed karakteriseert trots de gevallen mens. Het menselijke
leven is zolang een mens niet vernieuwd is door de Heilige Geest een voortdurende
illusie. Voor Pascal is het hart de cognitieve faculteit die de activiteiten
van de wil en het intellect aanstuurt.
Wood
maakt duidelijk dat we tegen deze achtergrond ook het bekende fragment van de
weddenschap over het bestaan van God uit de Pensées moeten verstaan.
We moeten dit lezen als een ad hominem argument, gericht tot zijn libertijnse
vrienden die hij in zijn wereldse periode had leren kennen en breder tot allen
die ontplooiing van het eigen ik en leven om eigen lusten te bevredigen als
uitgangspunt hebben.
Veelal
is de filosofische analyse van dit fragment vooral gefocust op de waarschijnlijkheidsargumenten.
Echter, terecht stelt Wood dat de notie van zelfbedrog centraal moet staan. De
natuurlijke mens beoordeelt zijn morele situatie onjuist.
Moraal
en gedrag hebben met elkaar te maken. In het fragment van de weddenschap zet
Pascal in op het tweede met de bede dat dit leidt tot een verandering in de
kijk op eigen ik, op moraal en daarmee verbonden op het bestaan van God. Hij
raadt de libertijnse mens aan te gaan handelen alsof het christelijke geloof
waar is. Ik wijs er zelf nog op dat Pascal hier een inzicht heeft dat ook
opgepakt is door Plantinga is zijn ‘reformed epistemolgy’.
De
‘sensus divinitatis’ (Godsbesef) verbonden met het bestaan van God en het
innerlijke getuigenis van Gods Geest verbonden met de Bijbel als het
geïnspireerde Woord van God hebben een juiste epistemische omgeving nodig om goed
te functioneren. Wood wijst erop dat Pascal er diep van overtuigd is dat wij
psychisch zo in elkaar zitten dat gedragingen en overtuigingen elkaar
beïnvloeden.
Pascal
wist dat het geloof een genadegift van God is. Hij gebruikt evenals Augustinus
voor de gave van het geloof het woord ‘inspiratie’. Zaak is wel dat de mens
niet zichzelf blijft bedriegen, maar naar het onderricht van de Kerk luistert
om te weten wat genade is en er zo op te worden voorbereid. De inspiratie of de
gave van het geloof zelf blijft een onverdiend geschenk.
Ik
wijs in dit verband ook nog op fragment 808 (uitgave Louis Lafuma): ‘Er zijn
drie wegen tot het geloof: het verstand, de gewoonte en de inspiratie. De
christelijke godsdienst die als enige redelijkheid erkent, erkent degenen die
zonder inspiratie zijn niet als zijn ware kinderen. Dat betekent niet dat hij
het verstand en de gewoonte uitsluit, in tegendeel: je moet je geest
openstellen voor de bewijzen, door de gewoonte daarin worden bevestigd, maar je
door verootmoediging ontvankelijk maken voor de inspiratie, het enige dat de
ware en heilzame werking kan teweeg brengen, ne evacuetur crux Christi.’
Om de
waarheid over onszelf en de werkelijkheid te leren kennen is liefde tot de
waarheid nodig. Daartoe moet onze liefde op God en op Christus en Zijn kruis
worden gericht. Dat is een werk van Gods genade en niet iets wat wij door
introspectie kunnen bereiken. Genade is zowel cognitief als affectief.
Voor
de lezer van de studie van Wood over Pascal lijkt het mij goed zich te
realiseren dat Wood een anglo-katholiek is en geen evangelical. Hinderlijk vind
ik dat hij vrouwelijke voornaamwoorden gebruikt ook waar onze algemeen
gebruikte taal mannelijke hanteert. Wood geeft ook niet aan of hijzelf evenals
Pascal de zondeval als een historisch feit ziet. Wie dat niet doet, haalt de
feitelijke pijler onder Pascals betoog weg.
Niettemin
schreef Wood een mooie studie waarvan de kritische lezer veel kan leren.
Helemaal in de lijn van Pascal is het als Wood erop wijst dat kennis van de
waarheid en liefde tot de waarheid ons nooit ten deel zal vallen en ons deel
zal blijven, buiten de weg van het gebed.
William Wood, Blaise Pascal on Duplicity, Sin,
and the Fall: The Secret Instinct, Changing Paradigms in Historical and
Systematic Theology (Oxford: Oxford University Press, 2013), hardcover, 243
p., prijs £72,-- (ISBN 978-0-10-965636-3).