Het
boek Job heeft in de Bijbel een
bijzondere plaats. Het geeft ons onderwijs als wij ons afvragen waarom de HEERE
meer dan eens zulke donkere wegen gaat met Zijn kinderen. De HEERE gaat ons
begrip te boven en laat Zich niet narekenen. De satan wilde weten om Job God
wel om niet diende of omdat hij dat slechts deed omdat God hem zo rijk zegende.
De
uitkomst leert dat God toch echt God om niet diende. Dat betekent niet dat zijn
geestelijk leven niet verdiept kon worden. In de weg van beproeving en kruis is
dat juist ge-beurd. Job ziet het verschil tussen zijn geestelijke leven vóór en
na zijn beproeving als een verschil tussen horen en zien. ’Met het gehoor des
oors heb ik U gehoord; maar nu ziet U mijn oog.’ (Job 42:5).
In de
negentiende eeuw schreef de Amerikaanse oudtesta-menticus William Henry Green (1825-1900) een boekje
waarin hij de hoofdlijnen van het boek Job schetst. Het boekje is zeer
pastoraal getoonzet. De wens van Green was dat aangevochten kinderen van God
water van troost uit zijn uitleg van het boek Job mochten putten
Green
was van 1851 tot aan zijn dood aan Princeton Theo-logical Seminary verbonden. De
professoren die in de negentiende eeuw aan Princeton werkten combineerden grote
geleerdheid met de belijdenis van het Evangelie van Gods genade en praktische
godzaligheid. Daarom zijn hun pennenvruchten nog altijd de moeite waard. Dat
geldt ook van het boek van Green over Job.
Als de
satan wil weten of Job God om niet vreest, laat God zonder dat Job dit weet hem
toe Job te slaan. Jobs oprecht-heid en godsvrucht houdt stand. Job was, zo zegt
Green, terecht een gerechtvaardigd en geheiligd man.
Va
zeven dagen gezwegen te hebben menen zijn vrienden Eliphaz, Bildad en Zophar
dat Job moeten troosten door hem erop te wijzen dat de slagen die hem hebben
getroffen niet los kunnen staan van zijn zonden en tekortkomingen. Job erkent dat voor God niemand rein, maar hij
ontkent dat de oorzaak van zijn leed in concrete zonden ligt. Hij houdt vast
aan zijn oprechtheid. In Job 31 vinden we een uit-voerige onschuldverklaring
van Job.
In
zijn leed klacht Job wel God aan en vraagt Hij hem hoe God hem met deze slagen
kan treffen? Het antwoord van zijn vrienden wijst Job radicaal van de hand.
Terecht ziet Green Job 19 als het hoogtepunt in het boek Job vooraf-gaande aan
Jobs herstel en schuldbelijdenis. Met argumen-ten omkleed geeft hij aan dat Job
met zijn belijdenis ‘Ik weet mijn Verlosser leeft’ (Job 19:25) getuigt van de
wederop-standing van het vlees. Dat zal hem recht worden gedaan.
Green
wijst erop dat bij de Verlosser over Wie Job spreekt, aan dezelfde persoon moet
worden gedacht als de Getuige in de hemel van Wie wij lezen in Job 16:19. Green
stelt deze gelijk aan God. Er is ook een mogelijkheid hier een verwij-zing te
zien naar de Engel des HEEREN Die wel aan God gelijk is maar toch van Hem onderscheiden.
Deze lijn vinden we in het boekje van de gereformeerde oudtestamenticus C.
van Gelderen De zielsgeschiedenis van het
boek Job.
Onder
exegeten bestaat geen eenstemmigheid over de bete-kenis van de redevoeringen van
Elihu. Moeten zij positief of negatief worden gezien? Theologen van naam, onder
wie Kohlbrugge, hebben het laatste gesteld. Terecht stellen zowel Green als Van
Gelderen dat de redevoeringen van Elihu de verschijning van God aan Job
voorbereiden. Zijn redevoeringen moeten dan ook in positief licht worden
gezien.
Elihu
geeft een ander geluid dan Eliphaz, Bildad en Zophar. Hij wijst erop dat lijden
een louterende betekenis kan hebben en zo aan God verbindt. God gebruikt
verdrukking om Zijn kind te verlossen van hoogmoed en hem op het rechte pad te
houden. Green gaat niet in op Job 33:23-24.
In deze verzen komt naar voren dat ieder mens verzoening met God nodig heeft. Van Gelderen stelt dat wij bij de gezant over wie hier wordt gesproken, niet alleen zoals de Statenvertalers dat doen aan een profeet of prediker moeten denken, maar ook aan de Engel des Heeren. Zo kan hij deze persoon gelijk stellen aan de Getuige in de hemel uit Job 16 en de Verlosser uit Job 19.
In deze verzen komt naar voren dat ieder mens verzoening met God nodig heeft. Van Gelderen stelt dat wij bij de gezant over wie hier wordt gesproken, niet alleen zoals de Statenvertalers dat doen aan een profeet of prediker moeten denken, maar ook aan de Engel des Heeren. Zo kan hij deze persoon gelijk stellen aan de Getuige in de hemel uit Job 16 en de Verlosser uit Job 19.
In
Zijn verschijning aan Job maakt God duidelijk dat Hij zich niet laat narekenen.
De vrienden meenden dat dit wel kon. Job kon het niet maar riep God ter
verantwoording. Daar-over leert Job zich verootmoedigen.
Green
wijst erop dat gelovigen onder de nieuwe bedeling nog meer de betekenis van
zorg en lijden in hun leven kunnen verstaan dan de gelovigen onder de oude
bedeling. De Leidsman van zaligheid is door lijden geheiligd. Lijden verbindt
de gelovigen aan Christus. Zijn lijden overtreft al hun lijden verre. Zijn
lijden is plaatsvervangend en ver-zoenend. Het zicht daarop leert belijden dat niets
ons van Gods liefde kan scheiden.
William
Henry Green, Conflict and Triumph: The
Argument of the Book of Job Unfolded (Edinburgh: Banner of Truth, 1999),
paperback 177 p, £6,-- (ISBN 9780851517612)