C. John Collins, Did Adam and Eve Really Exist? Who
They Were and Why You Should Care (Wheaton: Crossway Books, 2011), paperback
192 pp., $16,99 (ISBN 9781433524257)
Collins
benadrukt dat de bijbelse openbaring ons mede gege-ven is om de werkelijkheid om
ons heen te verstaan. Dat maken de eerste hoofdstukken van Genesis ons al
duidelijk. Hoe wij de geschiedenis van Adam en Eva opvatten, heeft te maken met
de vraag hoe wij staan tegenover het gezag van de Schrift. De geschiedenis van
de zondeval toont ons dat de zonde een vreemde indringer is in Gods schepping.
Collins wil
vasthouden aan Adam en Eva als historische per-sonen, maar houdt het voor mogelijk
dat hij een soort stam-hoofd was, wiens opstand tegen God gevolgen had voor
allen die onder zijn gezag vielen. Hoe dicht Collins ook bij Genesis 1-3 wil
blijven, in zijn visie zijn Adam en Eva niet het mensen-paar van wie alle mensen
afstammen en behoort de natuurlijke dood van de mens bij Gods goede schepping.
De dood sterven zou alleen slaan op wat wij in de dogmatiek de geestelijke dood noemen. Daarmee wijkt hij af van het dui-delijke, bijbelse getuigenis en dat kan niet zonder gevolgen zijn.
De dood sterven zou alleen slaan op wat wij in de dogmatiek de geestelijke dood noemen. Daarmee wijkt hij af van het dui-delijke, bijbelse getuigenis en dat kan niet zonder gevolgen zijn.
Johnny V. Miller en John M. Soden, In the Beginning…
We Misunderstood: Interpreting Genesis 1 in Its Original Context (Grand
Rapids: Kregel Publications, 2012), paperback 220 pp., $ 14,99 (ISBN 9780825439278)
De auteurs
brengen naar voren dat Genesis 1 vaak ten onrechte niet vanuit de originele context
wordt belicht. Daar-mee bedoelen zij dat lezers zich te weinig realiseren dat
het oudtestamentische getuigenis in eerste instantie heeft geklon-ken in de
wereld van het Oude Midden-Oosten.
Vooral
vragen zij aandacht hoe het oudtestamentische getui-genis zich verhoudt tot in
het oude Egypte voorkomende ziens-wijze over de oorsprong van de wereld. Dat zij
met name voor Egypte aandacht vragen staat niet los van het feit dat zij eraan
vasthouden dat de Pentateuch van mozaïsche oorsprong is.
Zij laten
zien dat in Egypte de scheppergod zichzelf hebben gecreëerd. Genesis 1 laat
daarentegen zien dat God funda-menteel van de schepping onderscheiden en boven
de schepping verheven is. Ook op andere plaatsen laten zij zien dat Genesis 1
impliciet een polemisch karakter heeft. De zon en maan, die ongetwijfeld
welbewust niet bij hun naam worden genoemd, worden als het grote en het kleine
licht getypeerd. De hemellichamen zijn geen goden, maar schepselen.
De auteurs
bieden interessante en belangwekkende informatie. Echter, het feit dat het Oude
Testament waaronder Genesis ontstond in de wereld van het Oude Midden-Oosten
wil nog niet zeggen dat Genesis 1 geen feitelijke informatie biedt over het
ontstaan van de wereld, ook al wordt deze informatie niet in wetenschappelijke
taal maar in de taal van de ervaring weergegeven.
Zeker is dat
wij ons moeten realiseren dat de informatie die Genesis 1 ons biedt in meer dan
één opzicht ons voorstellings-vermogen overstijgt. Om het juiste zicht op
Genesis 1 te krijgen is de canonieke context uiteindelijke belangrijke dan de
buiten-bijbelse parallellen. Het is jammer dat dit element niet
wordt belicht.
J. Aryl Charles (red.), Reading Genesis 1-2: An
Evangelical Conversation (Peabody: Hendrickson Publishers, 2014), paperback
240 pp., $24,95 (ISBN 9781598568882)
Acht hoogleraren Oude Testament leverden een
bijdrage aan een studie over de eerste twee hoofdstukken van Genesis. Er worden
vijf verschillende interpretaties van Genenis 1-2 aan-gedragen en wel door
Richard Averbeck, Todd Beal, Tremper Longmann III, Co John Collins en John H. Walton.
Victor P. Hamilton schreef een inleiding en Kenneth J. Turner en Jud Davis schreven elk een slotbeschouwing. John H. Walton verdedigt de visie dat Genesis 1-2 niet de oorsprong maar functie van de schepping beschrijft. Terecht wordt daar tegenin gebracht dat die twee elkaar niet uitsluiten.
Victor P. Hamilton schreef een inleiding en Kenneth J. Turner en Jud Davis schreven elk een slotbeschouwing. John H. Walton verdedigt de visie dat Genesis 1-2 niet de oorsprong maar functie van de schepping beschrijft. Terecht wordt daar tegenin gebracht dat die twee elkaar niet uitsluiten.
Alleen Richard Averbeck en Todd Beal gaan ervan
uit dat de scheppingsdagen dagen van vierentwintig uur zijn. Het verschil
tussen beide is dat Averbeck er in de lijn van Augustinus van uitgaat dat God
Zich hierbij heeft aangepast aan ons begrips-vermogen, terwijl Beal het door de
overgrote meerderheid van de exegeten en theologen voorgestane standpunt tot
aan de Verlichting verdedigt dat Gods scheppingshandelen metter-daad plaatsvond
in zesmaal vierentwintig uur.
Jud Davis wijst er terecht op dat vaak al te weinig
door oud-testamentici wordt gevraagd naar wat het Nieuwe Testament ons leert
over de eerste hoofdstukken van Genesis. Dan moet duidelijk zijn dat het Nieuwe
Testament ervan uitgaat dat deze hoofdstukken feitelijke informatie bieden.
We behoeven maar te denken aan de instelling van het huwe-lijk. Wie werkelijk voor de Schrift wil buigen en naar God stem horen, kan en mag niet heengaan op de wijze waarop binnen de Schrift zelf de Schrift wordt verstaan. Helaas komt dat niet in elke bijdrage van Reading Genesis 1-2 tot uiting
We behoeven maar te denken aan de instelling van het huwe-lijk. Wie werkelijk voor de Schrift wil buigen en naar God stem horen, kan en mag niet heengaan op de wijze waarop binnen de Schrift zelf de Schrift wordt verstaan. Helaas komt dat niet in elke bijdrage van Reading Genesis 1-2 tot uiting
Hans Madueme en Michael Reeves (red.), Adam,
the Fall, and Orginal Sin: Theological, Biblical and Scientific Perspectives
(Grand Rapids: Baker Academic, 2014), paper-back 339 pp., $26,99 (ISBN
9780801039928)
Een
bundeling van bijdragen over Adam, de zondeval en het onlosmakelijk met deze gegevens
verbonden leerstuk van de erfzonde. Deze bundel pretendeert niet een definitief
antwoord op de vragen rond geloof en wetenschap in relatie tot Adam en de
zondeval te geven.
Wie de bijdragen van de Bijbelwetenschappers leest die aan deze bundel meewerkten ontdekt ook verschillen. Onder hen komt Collins het verst in het accepteren van de evolutietheorie. De anderen houden allen aan Adam als de eerste mens vast. Het komt niet expliciet naar voren maar Collins gaat verder dan Warfield.
Deze Amerikaanse theoloog wordt wel eens als een voorbeeld van een orthodox theoloog gezien die geen moeite had met de evolutieleer. Dat is niet geheel juist. Warfield hield heel nadruk-kelijk vast aan de afzonderlijke bovennatuurlijk schepping van Adam en aan de zondeval als historisch feit dat de dood van de mens in de wereld bracht.
Wie de bijdragen van de Bijbelwetenschappers leest die aan deze bundel meewerkten ontdekt ook verschillen. Onder hen komt Collins het verst in het accepteren van de evolutietheorie. De anderen houden allen aan Adam als de eerste mens vast. Het komt niet expliciet naar voren maar Collins gaat verder dan Warfield.
Deze Amerikaanse theoloog wordt wel eens als een voorbeeld van een orthodox theoloog gezien die geen moeite had met de evolutieleer. Dat is niet geheel juist. Warfield hield heel nadruk-kelijk vast aan de afzonderlijke bovennatuurlijk schepping van Adam en aan de zondeval als historisch feit dat de dood van de mens in de wereld bracht.
Kyle Greenwood, Scripture and Cosmology: Reading
the Bible Between the Ancient World and Modern Science (Downers Grove: IVP
Academic, 2015), paperback 250 pp., $30,-- (ISBN 9780830840786)
De auteur
laat zien hoe het getuigenis van het Oude Testament heeft geklonken in de
wereld van het Oude Midden Oosten. De culturen en volken van Egypte en
Mesopotamië hebben verhalen gehad over het ontstaan van de wereld. Een van de
kenmerken ervan is dat er niet alleen sprake is van het ont-staan van de wereld
maar ook van goden. Geen enkel ander geschrift uit het Oude Midden Oosten
uitgezonderd het Oude Testament getuigt van de ene God als Schepper van hemel
en aarde
Vergelijking
met de oorsprongsverhalen van andere culturen doet het eigen karakter van het
bijbelse getuigenis uitkomen. Het is niet zo dat God de mens schiep, omdat Hij
hem nodig had. De mens is volgens het bijbelse getuigenis helemaal aan-gewezen
op God.
Evenals de
omliggende volkeren weet Israël van een wer-kelijkheid die uit drie lagen
bestaat: de hemel, de aarde en de zee. Het firmament scheidt deze werkelijkheid
van de werke-lijkheid die voor de mens in principe onbereikbaar is. De hel of
het rijk van de dood bevindt zich in de diepten van de aarde. Daaruit is geen
terugkeer mogelijk.
Meer dan
Greenwoord zou ik het fenomenologisch karakter van het bijbelse getuigenis over
de werkelijkheid willen onder-strepen en ben ik voorzichtig met het spreken over
een bijbelse wereldbeeld. Zeker is dat Genesis 1-2 niet de aard hebben van een
wetenschappelijk verslag maar zij verwoorden al is het in de taal van de
alledaagse ervaring en waarneming wel een reële werkelijkheid.
Greenwood
laat zien hoe Aristoteles een wereldbeeld ontwierp waarbij de aarde als een
bol wordt gezien omringd door sferen. En ontwerp dat nader werd verfijnd door
Ptolemeüs. Eeuwenlang was die het geaccepteerde wereldbeeld, al waren er
theologen die meenden dat de aarde plat was. De wending kwam met Copernicus.
De
aanvankelijke afwijzing van het Copernicaanse wereldbeeld door Rome staat niet
los van het weinig tactische optreden van Galileï. Galileï meende dat het boek
van de natuur eenduidig was uit te leggen in onderscheid met de Schrift. We
hoeven zijn wereldbeeld niet af te wijzen om hierbij toch vragen te stellen.
Greenwood laat na dat te doen.
Zijn boek
loopt uit op een pleidooi om de evolutieleer en het scheppingsgetuigenis met
elkaar te verbinden. Dat is het deel waarbij ik principieel vragen heb. Al zou
evolutie voor een deel een wetenschappelijke verklaring voor Gods scheppend handelen kunnen zijn,
dan blijft staan dat de evolutie geen recht doet aan de volgens de Schrift
volstrekt unieke positie van de mens.
In de
evolutie is er ook geen plaats voor een historische staat van rechtheid waaruit
het eerste mensenpaar viel. Het loslaten van het feitelijke karakter van deze
zaken heeft grote theo-logische gevolgen. Helaas roert Greenwood dat niet aan. Hij besluit
met een op zich heel mooi citaat uit De Genesi ad Litteram van
Augustinus.
De kern daarvan is dat het kan gebeuren dat een niet-christen die het een en ander weet over de aarde en de andere elementen van deze wereld, een christen over deze dingen zaken met een beroep op de Schrift hoort verdedigen waarvan hij weet dat zij onjuist zijn. Het gevaar is dan dat zo de indruk ontstaat dat de Schrift op deze punten onjuistheden bevat en dat men daarom de Schrift ook niet gelooft waar die spreekt over zulke belangrijke zaken als de wederopstanding van de doden en het koninkrijk van God.
De kern daarvan is dat het kan gebeuren dat een niet-christen die het een en ander weet over de aarde en de andere elementen van deze wereld, een christen over deze dingen zaken met een beroep op de Schrift hoort verdedigen waarvan hij weet dat zij onjuist zijn. Het gevaar is dan dat zo de indruk ontstaat dat de Schrift op deze punten onjuistheden bevat en dat men daarom de Schrift ook niet gelooft waar die spreekt over zulke belangrijke zaken als de wederopstanding van de doden en het koninkrijk van God.
Richard D. Phillips (red.), God, Adam and You:
Biblical Creation Defended and Applied (Philipsburg: Presbyterian &
Reformed Publishing Co. in samenwerking met de Alliance of Confessing
Evangelicals, 2015), paperback 212 pp., $14,99 (ISBN 9781629950662)
Dit
boekje is de neerslag van lezingen gehouden op de Phi-ladelphia Conference on
Reformed Theology van 2013. Er zijn is de
laatste jaren vele Engelstalige boeken over de openings-hoofdstukken van Genesis verschenen. Dit boekje beveel ik zowel vanwege de grote toegankelijkheid en het niet-aca-demische karakter
ervan als ook en dat het zeer helder bijbels getuigenis dat het laat horen het eerste
ter lezing aan.
Naar voren komt dat een bijbelse visie op de betekenis van het werk van Christus, van de ernst en omvang van de zonde en van Gods bedoeling met seksualiteit staat of valt met het voluit accepteren van de historiciteit van de staat van de rechtheid en van de zondeval van Adam en Eva als het eerste mensenpaar van wie de gehele mensheid afstamt.
Naar voren komt dat een bijbelse visie op de betekenis van het werk van Christus, van de ernst en omvang van de zonde en van Gods bedoeling met seksualiteit staat of valt met het voluit accepteren van de historiciteit van de staat van de rechtheid en van de zondeval van Adam en Eva als het eerste mensenpaar van wie de gehele mensheid afstamt.
Derk Thomas
brengt naar voren dat het huidige model over het ontstaan van de wereld,
namelijk door een oerknal, niet de vraag kan beantwoorden waarom de oerknal
plaatsvond. Hier blijkt dat er grenzen zijn aan de wetenschap en er vragen zijn
waarvoor de werkelijkheid ons stelt waarvoor de wetenschap geen antwoord heeft.
Evolutie en
het bijbelse getuigenis staan haaks op elkaar, maar wat doen wij het gegeven
dat de aarde in ieder geval schijn-baar een zeer hoge ouderdom heeft. Thomas
wijst hier naar de lichtsnelheid als meetgegeven. Een gegeven dat breed in de
natuurwetenschap wordt toegepast. Douglas Kelly volgt weten-schappers die menen
dat de lichtsnelheid niet constant is gebleven. Dat is mogelijk, maar wel heel
speculatief.
Terecht
stelt Thomas dat het bijbelse getuigenis erom vraagt de geschiedenis van de
mens vrij recent. Het is mogelijk daaraan vast te houden en toch van een hoge
ouderdom van de aarde uit te gaan. Dan heeft God Zich in de wijze waarop Hij de
schepping heeft laten beschrijven aan ons begripsver-mogen aangepast. Hij wil christenen
die van een hoge ouder-dom van de aarde uitgaan niet veroordelen, maar houdt
zelf vast aan een jonge aarde.
Hij aarzelt
bij de zienswijze dat allerlei geologische gegevens vanuit de zondvloed kunnen
worden verklaard. Zelf heeft hij een lichte voorkeur dat we deze verschijnselen
vanuit de schijnbare ouderdom van de aarde moet worden verklaard. Thomas geeft
het niet met zoveel woorden aan, maar dat betekent dat ook fossielen moeten
zijn meegeschapen. Deze zienswijze acht ik minder aantrekkelijk.
In de slotbijdrage
over erfzonde en moderne theologie citeert Carl Truemann de jong overleden
christelijke gereformeerde hoogleraar J.P. Versteeg. Versteeg stelde dat wie het
werk van de verlossing losmaakt van het kader waarin de Schrift dit plaatst, de
Schrift niet langer als allesbepalende norm kan han-teren. Duidelijk is dat alle
opstellers van de bijdragen van God, Adam and You juist wel van het allesbepalende
en normatieve karakter van het bijbelse getuigenis overtuigd zijn.
William T. Cavanaugh en James K. Smith (red.), Evolution
and the Fall (Grand Rapids: Eerdmans, 2017), paperback pp. 261 pp., $
26,-- (ISBN 9780802873798)
De bundel doet een poging om belangrijke punten
van het christelijke geloof veilig te stellen, maar vanwege de evolutie-theorie
moeten er wel flinke aanpassingen gedaan worden. Er zijn grote overeenkomsten
met het boek En de aarde bracht voort van Gijsbert van de Brink.
Duidelijk is dat de tekst van Genesis niet
voldoende is, en dat er veel externe informatie toegevoegd wordt. De auteurs
spreken met de nodige voorzichtigheid. Het kan niet anders, want de wankele
constructies kunnen onvoldoende onder-bouwd worden.
Exegetisch overtuigen ze mij niet, omdat niet
naar de intentie van het boek Genesis gevraagd wordt en slechts onderdelen van
de beschrijving gebruikt zijn. Zo ontbreekt de schepping van Eva uit een rib
van Adam. Tevens is er een grote breuk met de wijze waarop de kerk der eeuwen
de Schrift heeft gezien en beleden.
Wat nog ernstiger is dat ook het getuigenis van
Jezus en de apostelen grotendeels buiten beschouwing blijft. Alleen in de
bijdrage van Joel B. Geen komt het nieuwtestamentische getuigenis aan de
orde. Echter ook die stelt teleur. Green stelt dat wat Paulus over Adam aan de
orde stelt, betekenis heeft voor Christus maar niet voor de vraag naar de historiciteit
van Adam.
De gevolgen van de door hen verdedigde
zienswijze zijn veel ingrijpender dan de auteurs menen. Als de dood geen gevolg
is van de zondeval van de mens, heeft consequenties voor het getuigenis dat Christus
de dood overwon. Is dat ook een metafoor? In ieder geval kan bij een begrafenis
niet worden gezegd dat het feit dat wij daar bij elkaar zijn een gevolg is van de
zondeval. Dan kan ook het getuigenis dat Christus de dood en de hel overwon
niet meer helder klinken.
Als er geen staat van rechtheid is geweest,
kunnen we over het huwelijk niet meer als scheppingsinstelling spreken. Ook
wordt het heel moeilijk om aan de erfzonde vast te houden. De ik-gerichtheid
van de mens is dan namelijk niet meer terug te leiden tot de zondeval maar onlosmakelijk
met de evolutie verbonden.
Douglas
Kelly, Creation and Change: Genesis 1.1-2.4 in the Light of Changing
Scientific Paradigms, revised and updated version (Fearn, Ross-shire:
Mentor, 2017), hardcover 374 pp., £19,99
(ISBN 9781781919996)
In 1997 schreef Douglas Kelly, die inmiddels emeritus-hoog-leraar dogmatiek is van het Reformed Theological Seminary in Charlotte,
North Carolina, Creation and Change: Genesis 1.1-2.4 in the Light of Changing Scientific Paradigms. Daarvan
ver-schenen meerdere herdrukken.
In 2017 verscheen een geheel herziene en
bijgewerkte versie. Kelly wijst op grote belang van de eerste drie
hoofdstukken van Genesis. Wie daaraan het feitelijke karakter ontzegt, breekt
de basis af waarop het Evangelie van Gods genade in Christus is gebaseerd. Het
eerste hoofdstuk van Genesis laat ons zien dat onze werkelijkheid een absoluut
begin heeft.
Terecht
wijst Kelly de zogenaamde gap-theorie af. Deze stelt dat er een tijdkloof is
tussen Gen. 1:1 en Gen. 1:2. Aan deze werkelijkheid zou een andere verwoeste
werkelijkheid vooraf-gaan. Nergens geeft het Oude Testament echter tot deze
gedachte aanleiding. De eerste hoofdstukken van de Bijbel laten er ook geen
misverstand over bestaan dat de dood van de mens geen natuurgegeven is maar
een gevolg van de zondeval.
Een grote
vraag is de ouderdom van de aarde. Bepaalde ster-ren staan miljoenen lichtjaren
van ons af. De diameter van ons heelal dat naar huidige wetenschappelijke
inzichten zich uitbreidt me de snelheid van het licht, is ettelijke miljarden
licht-jaren. Kelly neemt aan dat het heelal in een staat van schijnbare ouderdom
werd geschapen en dat wellicht de licht-snelheid vroeger hoger lag.
Zelf zou ik
op dit punt iets meer een heilige onwetendheid wil-len betrachten. Evenals Gods
herscheppend handelen bij de schepping van de nieuwe hemel en aarde ons begrip
te boven gaat, geldt dat voor de schepping. De vraag naar de aard van de
scheppingsweek is ook een andere dan naar de historiciteit als dateerbaar feit van
de van de staat van de rechtheid en van de zondeval.
Van belang
is dat Kelly laat zien dat de mens wel de kroon op de schepping maar niet het
doel van de schepping is. Dat is de sabbat als de dag waarvan de avond en
morgen niet worden vermeld. Uiteindelijk gaat het om rust in God. Kelly schreef
een mooie studie die ik hartelijk ter lezing kan aanbevelen.