vrijdag 27 april 2018

Wat de Bijbel werkelijk leert over homoseksualiteit


In onze samenleving is de visie op huwelijk en seksualiteit een open zenuw. Wie hierin aan het getuigenis van de Schrift wil vasthouden roept tegenspraak op. Dat de aanduiding ‘huwe­lijk’ slechts voor de relatie tussen één man en één vrouw mag wor-den gebruikt, wordt in de brede samenleving anders gezien.
De Nederlandse wetgeving hanteert sinds een aantal jaren op dat gebied namelijk een ander spraakgebruik. Het overgrote deel van onze bevolking heeft daarin niet alleen geen enkele moeite mee, maar vindt ook dat iedereen deze nieuwe definitie van het huwelijk moet accepteren. Dat wij ons zowel binnen als buiten de heiige staat van het huwelijk kuis en ingetogen moe-ten leven, zoals zondag 41 van de Heidelbergse Cate­chismus ons leert, roept bij menigeen buiten de kerk lachlust op als hij dat hoort.
Helaas is datgene wat de belijdenis hier in navolging van de Schrift leert ook binnen de christe­lijke kerk niet onomstreden. Ook al was het gedrag daarmee niet altijd in overeen­stemming de eeuwen door is er het besef geweest dat seksualiteit alleen binnen het huwelijk thuishoort. Dat besef taant ook in kerkelijke kring.
Ook vele kerkelijke jongeren zien het niet als een probleem op het huwelijk vooruit te grijpen. Hoewel in veel mindere mate geldt dat ook voor homosek­suele relaties. Dan is het argument nog al eens: maar mensen hebben er toch niet zelf voor geko-zen homoseksueel geaard te zijn? Kunnen en mogen wij van hen vragen dat zij hun leven lang celibatair leven?
In interview met radio 1 liet Steef de Bruin, hoofdredacteur van het RD, donderdag 28 maart 2018 dat naar aanleiding van commotie over een verspreide flyer dit in het midden. Later twitterde hij dat hij welbewust in dit kader het woord ‘zonde’ niet had gebruikt.
Dit is en van de symptomen dat ook binnen de gereformeerde gezindte de visie op homoseksualiteit en daarachter de visie op het gezag van de Schrift verschuift. Het laat ook zien dat weerkeer tot God en verootmoediging nodig is.
Homoseksualiteit heeft kennelijk gradaties. Er zijn ook mensen die biseksueel zijn. Maar met de gedachte dat iemand die waarlijk gelooft, van zijn of haar homoseksuele gerichtheid wordt verlost, moeten we wel heel voorzichtig zijn. 
Ik zou niet willen zeggen dat het nooit voorkomt, maar dan is het toch meer uitzondering dan regel. Dat maakt de vraag des te brandender of een homoseksuele relatie geoorloofd is. Kunnen wij in onze tijd nog vasthouden aan de bood­schap van zondag 41.
De hoofdredacteur van het RD meent dat de Bijbel op het van of homo­seksualiteit geen uitgesproken standpunt inneemt. Het standpunt van de hoofdredactie  kan ik als volgt verwoorden: wij staan voor het huwelijk, wij willen meeleven met hen die homoseksueel genade zijn in hun worsteling  en wijzen homo-seksuele gedrag af, maar over het laatste is de Bijbel niet heel expliciet en daarover moeten wij met elkaar gesprek blijven.
Op het laatste deel na val ik deze zienswijze. Het zit vast op het laatste  Dat is een  standpunt volstrekt anders dan dat van de kerk der eeuwen. Hierop wees de gods­dienstwetenschap-per Jordan van Klaveren hem trouwens in het interview. Ik ver-moed dat hij afkomstig is uit de Gereformeerde Kerken. Hij merkte op zijn grootouders met de zienswijze zoals de hoofd-redacteur van het RD die ver­woordde, niets hadden gekund.
Wat er ook verschillen wa­ren, hier gaven het rooms-katho­licisme, oosters orthodoxie en protestantisme hetzelfde geluid. Homoseksueel gedrag of een homoseksuele relatie zijn onver-enigbaar met de ingang in het koninkrijk van God. Het gaat hier om meer dan een kwestie louter van de gereformeerde belij-denis zoals een bepaalde zienswijze op de doop of op de vrijheid van de wil.
Ik ga voorbij aan de commotie over de flyer die voor radio 1 reden was de hoofdredacteur van het RD te interviewen. Daar zou het een en ander over te zeggen. Wie moeten niet alleen eer­lijk maar ook wijs zijn. Echter dan nog blijft de vraag:  Als het gaat om mensen die een homoseksuele relatie hebben of als iemand ons vraagt of het geoorloofd is een homoseksuele relatie aan te gaan, gebruiken wij dan het woord ‘zonde’ of laten wij dat welbewust achter­wege? 
Achten wij als iemand in zo’n relatie geen kwaad ziet, bekering nodig of willen wij dat woord hier niet gebruiken? Als we daarin meegaan, hoeven we ook het woord ‘genade’ niet te gebrui-ken, als iemand vraagt of er vergeving nodig is voor feit dat hij of zij een homoseksuele relatie heeft gehad.
De grote vraag is: wat leert de Schrift. Heeft de Kerk der eeu-wen in al haar variëteiten zich op dit punt het getuigenis van de Schrift fout verstaan of is het nieuwe verstaan van de Schrift dat de Bijbel geen uitgesproken standpunt heeft juist? Hier staat veel op het spel. Veel meer dan bij een zaak als de kinderdoop, de exacte visie op het duizendjarige rijk, een vol-komen juist zich op de leer van de verkiezing.
Ik noem de woorden uit 1 Korinthe 6:10: Dwaalt niet; noch hoe-reerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch on-tuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven.’ Als de klassieke ziens-wijze op deze tekst juist is, zetten we onze zaligheid op het spel als wij een homoseksuele relaties aangaan en leiden wij anderen naar het eeuwig verderf als wij suggereren dat de Bijbel hier geen uitgesproken standpunt heeft.
Kevin DeYoung, predikant van de University Reformed Church, heeft een boekje geschreven over de  vraag: ‘Is homoseksuele activiteit een zonde waar je berouw van moet hebben, waar je ook van moet wegvluchten, en die je vergeving moet worden, of is er een context mogelijk waarin wij seksuele intimiteit tus-sen mensen van hetzelfde geslacht als een zegen mogen beschouwen die het waard is gevierd en officieel gemaakt te worden?’
Het is een zeer goede zaak dat uitgeverij De Banier, een uit-geverij die overigens nauw aan het RD is gelieerd, dit boekje van Kevin DeYoung heeft vertaald. Het bestaat uit twee delen. In het eerste deel schenkt de auteur aandacht aan de Bijbelse gegevens, terwijl hij in het tweede deel ingaat op tegenwer-pingen. De auteur geeft aan dat zijn boekje een beperkte focus heeft.
Er kan over homoseksualiteit ook vanuit de biologie, de socio-logie, de geschiedenis enz. worden nagedacht. DeYoung ont-kent niet dat er winst uit te behalen, maar voor een christen is de eerste en laatste vraag: wat leert de Schrift? Wat zegt God? 
Hooguit zijdelings gaat hij ook in op de vele praktische vragen op dit gebied, zoals: Hoe vertel ik het mijn ouders? Hoe kan ik mijn kind bijstaan in zijn of haar worsteling? Mag ik naar een huwelijksfeest van mensen van hetzelfde geslacht? Hoe kan ik strijden tegen homoseksuele lustgevoelens?
DeYoung ontkent bepaalt niet het belang van deze vragen. Niet altijd is een simpel antwoord mogelijk en ten allen tijde moet worden meegeleefd. De grote vraag blijft echter: vanuit welk kader doen wij dat?
De auteur komt er meteen ronduit voor uit dat hij uitgaat van de klassieke visie op het huwelijk. Dat betekent dat seksuele inti-miteit tussen mensen van hetzelfde geslacht zonde is. Terecht zegt hij dat de Bijbelse visie ook op een Bijbelse wijze moet worden onderbouwd en gebracht. Daarin wil zijn boekje een handreiking zijn.
Het is niet mogelijk uitvoerig bij alle Bijbelse gegevens stil te zijn. Uiteraard begint DeYoung met de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Hij laat zien dat homoseksualiteit op geen enkele wijze past binnen Gods scheppingsorde.
In Leviticus 18 en 20 worden seksuele gemeenschap tijdens menstruatie, seksuele gemeenschap met de vrouw van een andere man, seksuele gemeenschap met iemand van het-zelfde geslacht en seksuele gemeenschap met een dier afgewezen. Daarbij is er sprake een zich steeds verder weg bewegen van Gods plan. Voor gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht wordt het woord ‘gruwel’. Dat woord wijst in het Oude Testament altijd op een zeer ernstige zonde.
Het Nieuwe Testament doet geen ex­pli­ciete uitspraak over seks tijdens de menstruatie, maar verder wordt de seksuele ethiek van het Oude Testament heel uitdrukkelijk bevestigd. In het Nieuwe Testament vinden we expliciet teksten over homo-seksualiteit in de brieven van Paulus. Evenals overspe-lers kunnen degenen die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven.
In het tweede deel gaat DeYoung in op tegenwerpingen. Een van die tegenwerpingen is dat de Bijbel relatief heel weinig over dit onderwerp zegt. Echter, het Bijbelse getuigenis over homoseksualiteit is helemaal ingebed in het Bijbelse getuigenis over het huwelijk.  
Daarom kunnen we niet zeggen dat de Bijbel geen uitge-sproken en ondubbelzinnig geluid geeft over homoseksualiteit. Trouwens als Jezus de zonde van ‘porneia’ (een woord dat veelal met ‘hoererij’ wordt vertaald) veroordeelt,, gaat het om alle seksualiteit die strijdig is met wat God in de Wet heeft geopenbaard.
Heel kundig weerlegt De Young het argument dat de Bijbel slechts bepaalde vormen van homoseksueel gedrag  veroor-deelt. Er zijn ook in de oudheid voorbeelden van homosek-suele relaties die stand hielden totdat een van de partners overleed. 
Nergens suggereert het Nieuwe Testament ook maar dat der-gelijke relaties geen verhindering zouden zijn het koninkrijk van God in te gaan. Wie hier trouwens breder geïnformeerd wil worden verwijs ik naar de indrukwekkende studie van dr. Ad Prosman Homoseksualiteit tussen Bijbel en actualiteit. Een poging tot verheldering.
DeYoung ontkent niet dat in de kerk soms veel te weinig gewaarschuwd en handelend opgetreden wordt, tegen andere zonden dan homoseksueel gedrag. De oplossing is niet homo-seksueel gedrag wordt goedgekeurd, maar dat de kerk veel meer dan nu het geval is op een bijbelse en pastorale wijze over de gehele linie zonde bestraft en tucht uitoefent.
Heel belangrijk is dezer wijze waarop hij ingaat op de tegen-werping dat de kerk een veilige schuilplaats moet zijn voor gebroken mensen. Hij ontkent dat geenszins, maar wijst erop dat dit nooit kan en mag worden losgemaakt van de Bijbelse boodschap van bekering. Als wij denken dat mensen een Zaligmaker kunnen vinden zonder met hun zonden te breken en tegen hun zondige aard te strijden is dat een andere Zaligmaker dan Jezus Christus, zoals de Bijbel Hem ons tekent.
Als het gaat om vergeving wijst DeYoung op1 Korinthe 6:11. Nadat Paulus onder andere  duidlelijk heeft gemaakt dat zij die zich aan homoseksueel gedrag overgeven het koninkrijk niet kunnen binnengaan schrijft hij: ‘En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’  
In een bijlage gaat de auteur in op homoseksuele gevoelens. Hij stelt bepaald niet dat die gevoelens als zodanig de toegang tot de zaligheid  versperren en evenmin dat zij verdwijnen als wij door genade in Christus worden ingeplant.
Eigenlijk zegt hij hier in andere woorden wat in een breder kader te lezen valt in antwoord 54 van de Heidelbergse Catec-hismus. Gods vergeving betreft niet alleen concrete zonden maar ook onze zondige aard waartegen we ons leven lang hebben te strijden. Vergeving van zonden is er nooit zonder strijd tegen de zonden. In die strijd mogen wij ons de hemelse Hogepriester nabij weten die in alles verzocht is zoals wij maar zonder zonde.
Ik wens het boek van DeYoung in veler handen. Ik hoop dat mensen het onderwijs daarin ge­geven ter harte nemen. Laten wij persoonlijk en als kerken meeleven met hen die homo­seksueel gericht. Laat dat meeleven echter wel in het Bijbelse kader staan.
Dan noemen we zonde wat God zonde noemt. Dan weten we ook dat we nooit mogen suggereren dat er geen bekering of vergeving mogelijk is. Laten we nooit hoe groot de nood van mensen ook is, die nood als uitganspunt nemen om dan te gaan kijken hoe wij op de een of andere manier God nog ter sprake kunnen brengen.
Wie begint bij de mens en zijn nood, begint fout. We moeten de nood van de mens zien in het licht van de eer van God. Dan mogen we ook weten: Groter dan de Helper is de nood toch niet. Ik hoop dat iedereen maar zeker hen die leiding geven anderen, deze zaken ter harte nemen: ambtsdragers – pre-dikanten in het bijzonder ­ – leraren, onderwijzers, jeugdleiders, politici, journalisten enz. Laten we nooit ook maar suggereren dat de smalle weg er anders uitziet dan de Bijbel ons leert of dat de enge poort minder eng is dan de Bijbel ons vertelt

Kevin DeYoung, Wat de Bijbel werkelijk leert over homo-seksualiteit, vertaling Peter Meeuse (Apeldoorn: De Banier, 2016), paperback 191 pp., €16,85 (ISBN 9789462786356)

vrijdag 20 april 2018

De uniciteit van het huwelijk tussen één man en één vrouw


Flyer
De flyer die door de organisatie Civitas Christiana via het RD werd verspreid heeft veel commotie op­geroepen. Het ging om een protest tegen reclame van Suitsupply waarop twee zoe-nende mannen in innige pose zijn te zien. De inhoud van de poster is dat het huwelijk in gevaar is en roept op een petitie tegen deze advertentie te tekenen. Er kwam een storm van kritiek.
Op de flyer was door de zoenende mannen een rood kruis ge-plaatst. De bedoeling van de flyer is voor een be­lijdend chris-ten duidelijk en hij zal er ook hartelijk mee instemmen. De be-doeling is niet afkeur van de mens die homoseksueel geaard is, maar van homosek­sueel gedrag. Een christen die de Bijbel niet als Gods onfeilbaar Woord erkent en zeker een niet-christen zou het kruis door de zoenenden op de flyer als een oproep tot geweld tegen homoseksuelen kunnen zien.
In het Oude Testament was homoseksueel gedrag – en trou-wens ook overspel – een zonde waarop de doodstraf stond. Nu geeft het Nieuwe Testament, als het gaat om de strafmaat van het Oude Testament, een ander geluid. Niet minder dan onder de oude bedeling is onder de nieuwe bedeling overspel en homoseksueel gedrag zonde, maar de straf dat wie zo leeft of handelt, geen lid kan worden van de christelijke gemeente en als hij het reeds is moet hem de toegang tot het Heilig Avond-maal worden ontzegd, als er geen bekering volgt.
Het is bepaald niet de opdracht van christenen om een over-speler of zij die een homoseksuele relatie hebben in elkaar te slaan. We moeten hen voor Christus winnen. Dat de adver-tentieafdeling van het RD de flyer meezond, zal niet alleen te maken hebben met het feit dat de boodschap van de flyer aansluit bij de oorspronkelijke missie van het RD, maar ook dat geweld tegen homo’s hel­emaal niet speelt in reformatorische kring. Ik heb er nooit ook maar iets van vernomen. Dat maakt dat je snel op dit punt een blinde vlek hebt.
In de brede samenleving is bij alle acceptatie van homo-seksueel gedrag, de roep “homo” nog steeds een scheldwoord. Of mensen die naar de kerk gaan daar nooit aan mee­doen, weet ik niet. In de gemeenten die ik diende heb er nooit iets van gemerkt. De bedoeling is het in ieder geval niet. Als wij van iemand weten dat hij is vreemd gegaan, zijn wij geen zoutend zout als wij hem op straat toeroepen: ‘hé, overspeler!!’ Het-zelfde geldt voor de uitroep ‘homo’.
In liefde moeten wij meeleven met hen die homoseksuele ge-voelens hebben, maar naar bijbelse normen willen leven en daarom geen relatie aangaan, maar celibatair leven. Dan mo-gen en moeten we betuigen dat er vergeving is van zonden, ook van de zondige aard waartegen wij ons leven lang moeten strijden. 
Liefde en bewogenheid moeten wij ook uitstralen naar hen die nog in zonde volharden, maar dan moet liefde altijd verbonden zijn met de boodschap van bekering  Daarbij komt dat wij ook nooit moeten nalaten om te betuigen dat, net zo min als zij die zich overgeven aan homoseksueel gedrag, ook overspelers, dronkaards en geldgierigen het koninkrijk van God niet zullen beërven.


Opkomen voor het bijbelse getuigenis
Toch is met het voorafgaande niet alles over de flyer gezegd. Dat bleek uit een gesprek dat Thijs van de Brink met een aan-tal personen had in een programma dat op radio 1 werd uitge­zonden. Onder andere was er Gert Jan van Leeuwen de voorzitter van de vereniging ContrariO. Deze vereniging draagt het standpunt uit dat een homoseksuele relatie en waarachtig christen-zijn kunnen samengaan. 
Een standpunt dat volstrekt haaks staat op de Bijbel en strijdig is niet alleen met de gereformeerde belijdenis, maar ook met de belijde­nis van de Kerk der eeuwen. Als het hierom gaat, horen we in de geschiedenis bij gereformeerden, luthersen, angli­canen, baptisten, pinkstermensen, rooms-katholieken en oosters-orthodoxen eenzelfde geluid.
Gert Jan van Leeuwen gaf echter aan dat het hem er niet alleen om ging dat de suggestie dat er geweld tegen homo’s mag worden gebruikt, moet worden afgewe­zen, maar hij wil feitelijk geen publieke ruimte voor welke flyer dan ook die stelt dat opkomen voor huwelijk en gezin en afwijzen van homo-seksuele relaties samengaan. Door zo’n publieke uiting voelt hij zich gekwetst. Voor hem kunnen opkomen voor het huwelijk en aanvaarding van homoseksuele relaties samengaan.
Als er in plaats van het rode kruis een zwarte balk gestaan had, was voor menigeen de flyer nauwe­lijks minder aanstoot-gevend geweest. Hier is de diepste kern van de bijbelse bood­schap in het geding. Iemand kan een afwijkende visie op de doop, op de vrijheid van de wil enz. hebben, dat hoeft echter nog bepaald niet te betekenen dat hij geen ware christen kan zijn. Onze vaderen hebben christenen ertoe opgeroepen Rome als de valse kerk te verlaten, maar niet gezegd dat er onder rooms-katholieken geen ware christenen zijn.
Als het gaat om homoseksueel gedrag, is de Bijbel echter volstrekt duidelijk. Wie daaraan schuldig is en zich niet bekeert, kan het koninkrijk van God niet binnengaan. Ik verwijs naar 1 Korinthe 6:10-11. In deze woorden worden de zonden ge-noemd die ons buiten Gods koninkrijk houden, maar we horen ook van genade, vernieuwing en vergeving in en door de kracht van Christus bloed. Met dit getuigenis moeten wij in de samenleving staan.
Dwaalt niet; noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuch­tigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen las­teraars, geen rovers zullen het Koninkrijk Gods beërven. En dit waart gij sommigen; maar gij zijt afgewassen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt gerechtvaardigd, in den Naam van den Heere Jezus, en door den Geest onzes Gods.’

Klassieke tolerantie
Uit de woorden van Gert Jan van Leeuwen bleek niet alleen dat hij de Bijbel niet erkent als Gods onfeilbaar Woord, maar eveneens dat hij moeite heeft met het feit dat anderen het bijbelse getuigenis over huwelijk en seksualiteit in de publieke ruimte belijden. Dat laatste is een breed gedragen visie. Ook als op de flyer geen foto had gestaan, maar dat het huwelijk is voor één man en één vrouw, dan was er nog commotie geweest.
Deze visie spoort niet alleen met de Bijbel, maar is ook in strijd met het in onze samenleving geldende beginsel van vrijheid van meningsuiting. Men spreekt ook wel van klas­sieke tole­rantie. Moderne tolerantie betekent dat iedereen het volstrekte gelijk­heids­denken moet aan­hangen. 
Klassieke tolerantie is dat je in het openbaar ruimte geeft voor het uitdragen van opvat­tingen die jezelf niet deelt. Ook klas-sieke tolerantie heeft een grens, maar het wezenlijk verschil met moderne tolerantie is dat er ruimte is voor wezenlijk van elkaar verschillende levens­be­schou­wingen. Bij moderne tole-rantie moet iedereen buigen onder het juk van dat de diepste waarde zelfontplooiing is.
Naast allerlei afkeuring over de flyers in de media, viel mij op dat in de seculiere pers hier en daar het geluid klonk: Waarom mogen christenen hun visie op het huwelijk niet publiek uitdra­gen. Het onbegrip is dus nog altijd niet algemeen. Zelfs al dat zo zou zijn, mogen wij nog niet zwijgen. Al zou de hele samen-leving het teken van het beest uit het boek Openbaring dragen, moeten bij blijven handelen en getuigen als christen en dan hebben wij naast het Woord, in de Heilige Doop een krachtige pleitgrond.

Het geluid van de kerken
Terwijl de Bijbel volstrekt duidelijk is over homoseksuele rela-ties en seksualiteit en intimiteit voor het huwelijk tussen één man en één vrouw reserveert, zijn kerken en gemeenten he-laas hier lang niet altijd meer helder en gaan zij niet in spoor van de Kerk der eeuwen. Bij de vorming van de PKN werd in de kerkorde niet alleen het huwelijk als inzetting van God ge-noemd, maar ook voor het eerst het zegenen van homosek-suele relaties een plaats gegeven in de kerkorde. 
Tegelijkertijd werd verankerd dat een gemeente op dit punt een eigen geluid mag voeren. Het nieuwe ten opzichte van de oude situatie was dat als een kerkenraad van mening is dat een homoseksuele relatie gezegend kan worden, een predikant op grond van de kerkorde nalatigheid in het bedienen van het ambt kan worden vermeden.
Voor mij en anderen was dit één van de belangrijkste, zo niet de allerbelangrijkste reden, om in 2004 niet mee te gaan in de PKN, maar hervormd te blijven. Anderen die zich zonder meer aan Schrift en belijdenis verbonden wisten, zijn wel meege-gaan, in de zienswijze: Zolang wij op plaatselijk vlak vrij blijven in predi­king en beleid, zien we geen reden niet mee te gaan. 
Dan verblijdt het mij dat ook in de PKN meerdere collega’s niet alleen met betrek­king tot deze zaak, maar ook in andere zaken een helder geluid laten horen. Als in een plaatselijke gemeente de Heere Christus als volkomen Zaligmaker wordt gepredikt, is het een openbaring van de ene heilige, algemene christelijke kerk. Zulke gemeenten zijn er gelukkig in de PKN.
Echter in de meerderheid van de gemeenten in de PKN kun-nen homoseksuele relaties worden gezegend en veel groter is dan nog het aantal gemeenten waar een relatie niet gezegend kan worden, maar waar het wel als een noodoplossing wordt aanvaard en niet als een verhindering wordt gezien om tot het Heilig Avondmaal toe te treden. 
Bij de fusie van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch Lutherse Kerken waren er binnen de Her-vormde Kerk ook een aantal gemeenten uit de kring van de Gereformeerde Bond waarvoor dat gold. Dat aantal is helaas alleen maar gegroeid. Onlangs gaf een predikant die echt niet tot de linker­vleugel van de Gereformeerde Bond wordt gere-kend, aan dat hij op het standpunt staat dat een homoseksuele relatie als noodoplossing aanvaardbaar is.
Binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken ligt de meerder-heid van de gemeenten op die lijn. Bij de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt geldt het ook van een aantal ge­meenten. Bij de Christelijke Gereformeerde Kerken zijn er naar ik meen zo’n 20 tot 30 ge­meen­ten die op deze lijn zitten. 
De Christelijke Gereformeerde Kerken hebben een aantal jaren geleden een rapport uitgebracht waarin enerzijds (terecht!) aandacht wordt gevraagd voor gemeenteleden met homo-seksuele gevoelens, maar anderzijds heel nadrukkelijk wordt vastgehouden aan het bijbel­se gegeven dat homoseksueel gedrag en ook een homoseksuele relatie zondig is.
Het overgrote deel van de synode stemde voor dit rapport. Tege-ijkertijd blijft er in de Christelijke Gerefor­meerde Kerken plaats voor ge­meenten met een afwijkende praktijk. Meer­dere prominente christelijke gereformeerde leiders die zelf het synoderapport bij­vallen, geven aan de andere kant wel aan dat de kwestie van homoseksuele relaties geen breekpunt kan en mag zijn in de weg naar kerkelijke eenwording met de Gerefor-meerde Kerken Vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Het zou geen confessionele kwestie zijn, terwijl het in werkelijkheid niet alleen de gereformeerde ethiek, maar zelfs de klassiek christelijke ethiek raakt.
Aan mijn catechisanten heb ik wel gemerkt dat refojongeren die in een klas uitdragen dat homoseksuele relaties zondig zijn, niet op algemene bijval kunnen rekenen. Een aantal jaren geleden volgde ik via uitzending gemist een uitzending Uit de kast van de KRO  (erop gewe­zen door een kennis) waarin een oudgereformeerde jongen van rond de achttien aan zijn broers en zusters van zijn homoseksuele gevoelens vertelde. 
Toen schokte het mij dat veel en veel minder dan de reactie van zijn broers en zussen. Zij keken er niet helemaal van op en hoop-ten dat hij in de toekomst met een vriend gelukkig zou worden.
Zelf maakte ik eens mee dat uit eigen kring de ouders van een jong gezin met een aantal nog kleine kinderen, het gebruik van de HSV als teken van vervlakking zagen. Ik vertelde dat ik daarin niet kon meegaan. Door de verandering in taal is voor meerdere mensen de keuze óf de Bijbel grotendeels ongele-zen laten en zich beperken tot het lezen van bijbelse vertel-lingen en een dagboekje óf een andere vertaling gebruiken. Dan is te midden van de bestaande vertalin­gen de HSV de bes­te keuze. Ik merkte wel dat ik met dit standpunt een heel stuk in hun achting daalde, zo niet helemaal van het voetstuk afviel.
Vervolgens wees ik erop dat er wel belangrijker zaken zijn waarover wij ons echt diep moeten verontrusten en gaf het bovenstaande voorbeeld. Het feit dat ook in de gerefor­meerde gezindte een omslag is in het denken over homoseksualiteit en noemde het voorbeeld dat ik zojuist gaf. 
Wie schetst mijn verbazing en ontsteltenis dat bleek dat – zonder dat het zelfs in eigen familie speelde (dan zie je nogal eens mensen van opvatting verande­ren; gelukkig niet altijd) – deze jonge mensen het standpunt hadden dat homo­seksuele relaties weliswaar zondig zijn, maar als een noodoplossing toch geaccepteerd kunnen worden. 
Dit vanuit de gedachte van Voltaire: ‘Als het er op aan komt, zal het wel loslopen, want vergeven is Gods beroep.’ Ernstig hem ik toen met hen gesproken over de noodzaak van beke-ring in hun denken en hen erop gewezen dat ik niet graag met hun denkwijze voor de rechterstoel van Christus zou komen te staan.
Dat zijn duidelijk bewijzen dat de zienswijze dat een homo-seksuele relatie niet onverenig­baar is met het christelijk geloof, ook in kerkverbanden voorkomt waarvan nog geen enkele gemeen­te praktiserende homoseksuelen tot het Heilig Avond-maal toelaat. Het gevoelen hangt in de lucht, oudere maar meer nog jongere gemeenteleden ademen het dagelijks in. 
Alleen weder­geboorte en een geduri­ge verborgen omgang met God zijn middelen om er niet door besmet te raken. Dat geldt voor oud­gereformeerde jongeren niet minder dan voor jon-geren uit de PKN die op catechisatie en vanaf de kansel horen dat seksualiteit en intimiteit alleen thuis horen in het huwelijk tussen één man en één vrouw.

Passie, ontferming en duidelijkheid
In prediking, pastoraat en getuigenis mag en moet de kerk vol passie en duidelijk zijn. Bewo­gen­heid moet er zijn met hen die worstelen met homoseksuele gevoelens, zoals er ook mee-leven moet zijn met hen die op andere gebieden met zondige gevoelens wor­stelen.
Duidelijk moet blijven dat alleen hij of zij die berouw heeft over zijn zonden en die is gereinigd door Christus’ bloed en daarom tegen zijn zondige aard strijdt, het koninkrijk der hemelen bin-nen­gaat. Dan zijn er homoseksuele gemeenteleden die bij deze dingen wensen te leven en trouw blijven aan de ge-meente waar dit getuigenis klinkt. Daar zijn voorbeelden van te geven.
Helaas gebeurt het ook dat jongeren die op een pastorale wijze door een gemeente zijn opge­vangen, afhaken. Zij willen een relatie aangaan met het argument dat zij niet echt aanvaard worden als gesteld wordt dat dit niet kan. 
Dan gebeurt het dat een jongen of meisje van een behoudende gemeente binnen de PKN overstapt naar een gemeente binnen de PKN waar een homoseksuele relatie geen probleem is. De ander maakt de over­stap van een Hersteld Her­vormde Gemeente naar een Gereformeerd Kerk Vrijge­maakt, een derde wordt van oudgerefor­meerd Nederlands-gereformeerd.
Als een gemeente homoseksuele relaties tolereert, hoe moe-ten we zo’n gemeente dan zien? Het is goed te beseffen dat dit een zaak van totaal andere orde is dan het afwijzen van de kinderdoop of van een visie op de eindtijd die niet spoort met de gereformeerde belijdenis. 
Een gemeente die homoseksuele relaties accepteert en deze stapt maakt, mogen we niet zien  als een deel van de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk. Zelfs de resten van deze kerk zijn dan verdwenen.
Een predikant die leert dat homosek­suele relaties geoorloofd zijn, kan ook niet als dienaar van Christus worden gezien. Openlijk presenteert zo’n predikant zich als een misleider van zielen. Terwijl de Bijbel zegt dat zij die bij mannen liggen het koninkrijk Gods niet beërven, stelt zo’n predikant dat dit anders ligt. Hij gelooft niet dat de levende God de God van Abraham, Izak en Jacob is. De God Die is zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.


Prediking, pastoraat en getuigenis met een open Bijbel
De bekendste gelijkenis van de Heere Jezus is ongetwijfeld de gelijkenis van de verloren zoon. Een gelijkenis die de Heere Jezus vertelde naar aanleiding van de kritiek van farizeeërs en Schrift­geleerden dat hij zondaren ontving en met hen at (een teken van acceptatie). Als het samen­gaan van christen-zijn en homoseksualiteit verdedigd wordt, wordt vrijwel altijd de gelij­ke­nis van de verloren zoon ter sprake gebracht. Dat is echter een totaal misplaatst beroep.
In onderscheid met farizeeërs en Schriftgeleerden stelde de Heere Jezus dat geen mens hoe zwaar hij of zij ook heeft gezondigd buiten het bereik is van Gods genade. De bood­schap van verge­ving die hij verkondigde, was echter ook een boodschap van beke­ring. 
De jongste zoon staat model voor hoeren, tollenaren en andere notoire zon­daren. Zoals de jongste zoon niet bij zijn vader wilde blijven, toonden hoeren, tollenaren en andere notoire zondaren in hun gedrag dat zij geen levende band hadden met de God van Abraham, Izak en Jacob. Hij had en heeft een hart voor hoeren, tollenaars en we mogen zeggen ook voor hen die zich overgeven aan homo­seksueel gedrag.
Terwijl farizeeërs en Schriftgeleerden op deze mensen neer-keken, deed Jezus dat niet. Hij vertelde hen dat er ook voor hen vergeving van zonden was en riep hen zo op tot bekering en geloof. In de gelijkenis van de verloren zoon lezen we dan ook niet dat de jongste zoon koos voor de noodop­lossing, maar in het ver gelegen land waarnaar hij was af gereisd te blijven was geen optie meer voor de jongste zoon. Hij keerde terug naar zijn vader en terwijl hij genoegen had geno­men met de plaats van een huurarbeider (die minder zekerheid had dan een slaaf van een goede heer), werd hij weer aangenomen als zoon.
We moeten zonde noemen wat de Bijbel zonde noemt. Zo alleen krijgt genade betekenis en wordt duidelijk wat bekering inhoudt. De centrale van boodschap van het christelijke geloof is dat er door Christus’ bloed voor elke zonde hoe ernstig ook vergeving is en dat wie dat werkelijk gelooft tegelijkertijd een diepe drang heeft naar al Gods geboden te leven. Hij wenst nabij God te zijn. Omdat God de Bron van diepste blijdschap is, heeft hij berouw over zijn zonden en zondige neigingen en gevoelens.

De gelijkenis van de verloren zonen
In de gelijkenis van de verloren komen we twee zonen tegen. De jongste zoon en de oudste. Aan het einde van de gelijkenis is deze jongste zoon geen verloren zoon meer, maar een behouden zoon. Dan komt naar voren dat de oudste zoon niet minder dan de jongste een verloren zoon is.
De oudste zoon staat model voor de farizeeërs en Schrift-geleerden. Aan het einde van de gelijkenis is de jongste zoon binnen, terwijl de oudste niet in de vreugde van de vergeving van zonden geschon­ken aan zijn jongste broer wil delen. Ter-wijl de jongste zoon door genade een behouden zoon is, komt nu naar voren dat zijn oudste broer nog altijd een verloren zoon is, maar dat niet inziet.
Dat is een vraag voor ons allemaal, hoe onbesproken ons gedrag ook is. Weten wij dat  genade en vergeving voor ieder mens nodig is? Weten we dat ieder mens van huis uit onder Gods toorn ligt? Weten we dat er niemand is die geen bekering nodig heeft? 
Als we dat niet leren, zullen zij die hoeren waren, overspelers en overspeelsters waren, zij die zich overgaven aan homo-seksueel gedrag en een homoseksuele relatie hadden enz. ons voorgaan in Gods koninkrijk. Dan moeten we altijd wel eerlijk vermelden dat dit dan zonden zijn waarmee is gebroken en waarover men berouw heeft.
Als zij die homoseksueel gericht zijn deze woorden lezen, hoop ik dat zij die ter harte nemen en mogen weten dat er genade en barmhartigheid is voor iedereen die zijn zonde belijdt en nalaat en ziende op Christus strijdt tegen zondige neigingen. 
Laten wij allen vragen om de inwoning van Gods Geest, opdat we in staat zijn ook publiek in wijsheid, maar ook duidelijk te belijden dat er geen behoud is buiten Jezus Christus en dat wie in Christus is, weet dat alle onkuisheid door God veroor-deeld wordt en dat wij daarom, terwijl we van harte een vijand van onkuisheid zijn, kuis en ingetogen leven zowel in den heiligen huwelijken staat als daarbuiten. (vgl. Heidel­bergse Cate-chismus zondag 41)


woensdag 18 april 2018

Tegen de tijdgeest het Evangelie. De plaats en taak van de vrouw in kerk en samenleving


De SGP. Beginselprogram en praktijk
Rond de verkiezingen was er hier en daar discussie over de plaats van de vrouw in de politiek naar aanleiding van het feit dat op een aantal lijsten van de SGP een vrouw staat. Toen de SGP honderd jaar geleden werd opgericht was het actief kiesrecht voor de vrouw lang niet voor ieder­een vanzelfspre-kend en zeker niet het passief kiesrecht. Met haar standpunt dat politiek het domein is van de man, is de SGP de laatste decennia steeds meer in een isolement gekomen. Dat heeft niet zozeer te maken met veranderingen bij de SGP, als wel in de samenleving.
Onder druk van de rechter ging de SGP, zonder haar beginsel-programma te veranderen, ertoe over vrouwen toe te laten als lid van de SGP. In principe is er geen juridische belemmering meer voor een vrouw om op een kandidatenlijst te staan. Binnen de SGP zelf denkt niet iedereen gelijk over deze zaak. Duidelijk is dat er een ruimte zit tussen wat nu binnen de SGP juridisch mogelijk is en wat in het beginselprogramma staat.
Een christelijk gereformeerd hoogleraar nam de zaak zo hoog op dat hij een open brief aan  het hoofdbestuur van de SGP schreef om haar op te roepen haar beginselprogramma te her-zien. Hij wees erop dat de ‘zwijgteksten’ uit het Nieuwe Testa-ment gaan over een onderscheiden roeping van mannen en vrouwen ten aanzien van kerkelijke ambten. Dat laatste is on-getwijfeld waar.
Daar komt echter wel bij dat de bewuste hoogleraar op de sociale media niet de indruk wekt dat hijzelf zoveel moeite heeft met de openstelling van de ambten voor de vrouw. Dat maakt zijn oproep aan het hoofdbestuur van de SGP toch ook wat dubbel. Een appel op de ker­ken om vast te houden aan wat de Schrift leert over de plaats van de vrouw had op meer verstaan van de geest van de tijd gewezen.

Het proeven van de tijdgeest
Veel meer to the point was een column van SGP-senator Van Dijk in het RD. Hij signaleert dat het ontbreekt aan het door-denken van het Bijbelse onderscheid tussen man en vrouw, de ver­schil­lende roeping die zij hebben. Zeker is dat bij alle taken die de vrouw in de kerkelijke gemeente kan en mag vervullen, het leren en regeren haar niet toekomt.
Wie echter de bijbelse lijnen over de taak en plaats van de vrouw ter harte neemt, kan niet beweren dat die ook geen con­sequenties hebben voor de plaats van de vrouw in de samen-leving. Hij wijst erop dat christenen van de gereformeerde ge-zindte mede daar­om zwak staan in de huidige genderdis-cussie. Een krachtig tegengeluid ontbreekt.
Wie de Schrift leest, kan constateren dat de taak van een ge-trouwde vrouw wel niet uitsluitend, maar toch wel allereerst in het gezin ligt. Een vrouw is er allereerst voor haar man en zo de Heere het huwelijk met de kinderzegen bekroond heeft, ook voor haar kinderen. Een christelijk huwelijk voor­onderstelt dat er van meet af aan de bereidheid is om kinderen te ontvangen. Laten wij daar on­­be­wimpeld voor uitkomen.
Als een predikant in een huwelijksgesprek het klassieke huwe­lijks­formulier bespreekt, komt ook dit aspect van het huwelijk vanzelf ter sprake. Nu kan een echtpaar vurig uitzien naar de komst van kinderen en dat die wens niet wordt vervuld. Soms wordt een huwelijk na jaren ongedacht nog bekroond met de kinderzegen, maar het kan ook zijn dat die kroon nooit komt.
Anders is het als een echtpaar voorlopig die kroon niet wil. Dat is heel verdrietig, maar het valt te vrezen dat dit ook binnen de kerken meer voorkomt dan ons lief is. Zelf heb ik een aantal malen een tweede huwelijksgesprek moeten voeren, juist over deze zaak. Gelukkig is, als jonge mensen dan gaan inzien dat huwelijk en kinderzegen bij elkaar horen. 
Minstens eenmaal maakte ik het mee dat daarom ik een dienst, waarin Gods zegen over het huwelijk zou worden ge-vraagd, niet heb kunnen leiden. Ook na erover te hebben na-gedacht kon men niet aangeven voluit achter de inhoud van het klassieke huwelijksformulier te staan.
Als een huwelijk nog niet met de kinderzegen is bekroond of als kinderen zijn opgegroeid, is het begrijpelijk dat een vrouw, zonder dat haar gezin er onder lijdt, taken buitenshuis kan ver-vul­len. Helaas maakt de belastingpolitiek van onze regering het eenverdieners niet erg gemakke­lijk. Feitelijk hebben wij te maken met een belastingpolitiek die alles behalve een vrouw  tegemoet komt die allereerst moeder voor haar kinde-ren wil zijn.
Uit bittere noodzaak kan het zijn dat een moeder met jonge kinderen meer buitenshuis is dan zij zelf wenselijk acht. Ver-drietig is als een moeder met een opgroeiend gezin zich naar medechristenen moet verantwoorden als zij geen betaald werk buitenshuis verricht. Toch gebeurt dit. Dat laat zien dat wij als kerk beke­ring en herleving nodig hebben.
Op de website Desiring God van John Piper stond al weer enige tijd geleden een bijdrage van een vrouw die arts was in een academisch ziekenhuis. Zij begon het meer en meer als nood te voelen dat zij op deze wijze niet de aandacht als moe-der aan haar kinderen kon geven waar God om vraagt. Daarom legde zij welbewust haar werk neer.
Zij zal geen christen zijn, maar mij viel op dat SP-tweede kamerlid Nine Kooiman onlangs aankondigde uit de Tweede Kamer te ver­trekken. Ze geeft er voorlopig de voorrang aan alle tijd de besteden aan de opvoeding van haar eenjarige zoontje, zodat ze later niet hoeft te zeggen dat zij veel heeft gemist. Ik zou hier het commentaar bij willen leveren dat Gods ordeningen een kleed zijn dat bij onze werkelijkheid past.
Van Dijk roept in zijn column ertoe op ons innerlijk het bijbelse standpunt over de plaats van de vrouw toe te eigenen. Dat geeft ons kracht erbij te leven en het naar anderen toe uit te dragen. Doen we dat, dan lossen veel zaken zich op. Een vrouw met opgroeiende kinderen zal dan niet be­ge­ren minister of wethouder te zijn.
Waar de grenzen liggen voor een getrouwde vrouw zonder kin-deren of zeker een ongetrouwde vrouw, vind ik minder gemak-kelijk. Of zij wel directrice van een bejaardenhuis kan zijn of in de top van een onderneming kan zitten, maar per definitie niet in een gemeenteraad lijkt mij niet zo gemakkelijk te verdedi-gen. De Bijbel kent ook een richteres Deborah. Ik voeg er wel aan toe dat ik het enthousiasme waarmee hier en daar in de SGP een vrouw op de lijst wordt gezet niet deel. Laat mij zich juist naar buiten concentreren op de zaak waar om het gaat.

Tegen de tijdgeest het Evangelie
Wat wel van weinig onderscheidingsvermogen getuigt, is als wij me­nen op zo’n punt als een vrouw als gemeenteraadslid, onze stem te moeten verheffen, terwijl de echte geestelijke strijd ook in de samenleving over heel andere punten gaat. Laten jongens en meisjes, mannen en vrouwen vragen tot Gods eer te leven. 
Wees niet be­schaamd om te belijden dat we buigen voor Gods Woord dat ons betuigt dat seksualiteit thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw die elkaar trouw blijven tot de dood hen scheidt. Laten wij ervoor uitkomen dat wij ervan overtuigd zijn dat kinderen een kroon op het huwelijk zijn en dat wij de band tussen huwelijk en kinderzegen niet willen verbreken.
Onze godzaligheid is niet de grond waarop God Zijn beloften van hulp en bijstand aan ons vervult, maar wel de weg waar-langs. Dan wil God, zo zegt het klassieke huwelijksformulier, Zijn hulp en bijstand aan de gehuwden niet onthouden ook als zij dat helemaal niet meer verwachten. Laten wij de drie-enige God in onze levenswandel verheerlijken omdat Hij door gena-de de bron van onze diepste vreugde werd. Zo mag de kerk ook een zoutend zout in de samenleving zijn.

zaterdag 14 april 2018

Learning about the Old Testament. A Biblical-Theological Introduction


Allan Harman, former principal of Presbyterian Theological College in Melbourne, has spent his whole life working in the field of Hebrew and Old Testament. He has written several commentaries on the books of the Old Testament.
In 2015 the Banner of Truth published a little book of this author on preparation for the Christian ministry. I can recom-mend it to every young man who wrestles with the question whether God calls him to the ministry. It is also very useful for theological students and pastors, who are already in the ministry for several years.
In 2017 the Banner of Truth published a little Biblical-theo-logical introduction to the Old Testament written by Harman. In this little book the author explains several different aspects of the Old Testament focusing on the covenant as central theme. Rightly he sees God’s covenant with humanity already in what God promised at creation.
God’s covenant with Noah in which he promise to preserve after the global flood the order of creation prepares the way for God’s covenant with Abraham as the central Old Testament covenant. God will undo through this covenant the fall of man and its consequences. 
The Old Testament finds its final fulfillment in Jesus Christ. Harman shows how the Messiah is anticipated in the Old Tes-tament. Brief surveys are given about worship in Ancient Israel and what it means to be a ruler of a king. The same is done for prophets, poets and wise men.
Harman’s book can help the reader to relate the Old Testament to his faith while doing justice to its real intent. It was really a joy to me to read this book; especially because the author is fully convinced of the divine authority and inspiration of this first part of Holy Scripture. 
I can heartily recommend it to all because it is not a technical. Although it is just a little introduction it is my wish that is will be read especially by theological students and young men who has the intention to start a theological training.

Allan M. Harman, Learning about the Old Testament. A Biblical-Theological Introduction (Edinburgh: The Banner of Truth, 2017), paperback 127 pp., £5,50 (ISBN 978-1-84871-743-5)