Persoonlijke herinneringen
Ik noemde dat ik meester Van Wijk uit Kinderdijk en zijn vader
Aaike van Wijk uit Gameren de naam van Van Dijk meer dan eens heb horen noemen.
Zelf volgde ik als student meer dan eens via de radio zijn diensten in de
Alledagkerk. Ik moet eerlijk zeggen, dat het mij meer dan eens niet meeviel.
Soms was de preek niet veel meer dan een aaneenschakeling van anekdotes en
grappen. Daardoor heeft hij meerdere mensen uit de gereformeerde gezindte van
zich vervreemd. Daar kan ik mij iets bij voorstellen. Van Dijk, die feitelijk
een tot neer-slachtigheid geneigd karakter had, kon zich op de preekstoel wel
eens al te weinig beheersen als het ging om het maken van een grap.
Er is ook een andere kant. Eenmaal bezocht ik samen met mijn
broers, zussen en vrienden een dienst waarin ds. Van Dijk voor-ging. Het was op
een tweede pinksterdag in Slikkerveer. Het moet 1977 of 1978 zijn geweest. Hoewel
we redelijk op tijd aan-kwamen, was het kerkgebouw al overvol. De preek ging
over Efeze 1:13: ‘In Welken ook
gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het Evangelie uwer
zaligheid gehoord hebt; in Welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt
verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte.’
Van Dijk begon de preek met te vertellen dat hij de dag ervoor in
Den Haag had gepreekt en daar na afloop van de dienst een oud-leerling had
gesproken. Van Dijk was namelijk een aantal jaren godsdienstleraar geweest.
Hij had die oud-leerling gevraagd hoe het met hem ging. Die had geantwoord dat
het goed ging. ‘Is er dan wat gebeurd in je leven?’ was de vraag van Van Dijk
geweest. De oud-leerling had dat bevestigd. In de tijd dat hij op de middelbare
school zat, luisterde hij graag naar Hilversum 3 (toen de popzender) en
inmiddels luisterde hij liever naar Hilversum 4 (de zender van klassieke
muziek).
Ik weet nog dat ik mij afvroeg wat we hiermee aan moesten. Dat werd
direct duidelijk. Van Dijk vertelde dat hij zijn loopbaan als vrijzinnig
predikant was begonnen, maar nu rechtzinnig was. Was dat echter het enige, dan
zou hij de ellendigste van alle mensen zijn. ‘Dat zou net zijn’, zo zei hij,
‘als even aan het knopje van de radio draaien en je gaat over van popmuziek op
klassieke muziek.’ Zo kan je overgaan van oppervlakkige godsdienst op
degelijke gereformeerde godsdienst.
Van Dijk haalde toen in zijn preek de
oudvader Lodensteijn aan. Die heeft eens gezegd dat een onbekeerd gereformeerd
mens in Gods ogen niet beter is dan een atheïst. Dit was de inleiding van de
preek waarin aan alle hoorders werd duidelijk gemaakt, dat voor ieder van hen
de wedergeboorte als een eenzijdig wonder van God nodig was. Het is één van
de door mij gehoorde preken die ik mij nog bijna woordelijk kan herinneren.
Later heb ik een enkele keer wel cassettebandjes met preken van Van
Dijk in de auto beluisterd en eigenlijk altijd met instemming. Wie op internet
zoekt, vindt daar een aantal preken. Zelf downloadde ik een preek over Jesaja
55:6: ‘Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is;
roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.’ Ik heb die onlangs in de auto op mijn mp3-speler beluisterd. Het is een klassiek gereformeerde preek met
een voluit bevindelijk karakter.
Van Dijk beklemtoont dat we God pas gaan
zoeken, als we Hem kwijt zijn. Wie echt iets kwijt is en nodig heeft, blijft
zoeken, totdat hij gevonden heeft. Als zien we dat als wij God kwijt zijn niet,
wanneer wij Hem gevonden hebben, gaan we verstaan dat Hij ons zocht en wij
gevonden werden. Zowel het eenzijdige werk van God, als het klemmende appèl
God te zoeken komen in die preek voluit tot hun recht. Wie een bijbelse preek
wil horen, kan ik aanraden naar deze preek te luisteren.
Levensavond
Toen hij zeventig jaar was schreef Van Dijk op aandrang van zijn
vrouw en op verzoek van uitgeverij Callenbach een soort autobiografie. Na
zijn emeritaat kreeg Van Dijk in toenemende mate last van depressiviteit.
Zijn vrouw zag goed in, dat schrijven over het eigen leven daarbij als medicijn
kon functioneren. Van Dijk gaf deze bundel de titel mee Het nooit verloren
vergezicht.
Het is een rommelig en weinig samenhangend boek. Een boek
helemaal in de stijl van Van Dijk, vol met anekdoten. Vooral ook een boek
waarin doorklinkt dat Van Dijk zich door God vastge-grepen wist en dat daarom
het vergezicht ontstond op de stad die fundamenten heeft. Een vergezicht ook
dat bleef, al kon Van Dijk er aan het einde van zijn leven niet altijd bij.
Heel zwaar kwamen zijn ambtelijke tekorten op Van Dijk af. Zijn wandel voor
het aangezicht was lang niet altijd wat het had moeten zijn. Het enige wat
overbleef was dat het bloed van Christus echt van alle zonden reinigt. Daarom
sprak dit boek mij zo aan, ook al laat ik bepaalde inzichten, zoals dat heet,
voor rekening van de schrijver.
Er verschijnen nog al eens levensbeschrijvingen over predikanten
en kinderen van God, waarin de beschreven persoon het na zijn bekering zo
ongeveer altijd goed lijkt te hebben gedaan. Ik denk in dit verband aan Lina
van der Kolk. Deze christin die toen reeds een hoge leeftijd had bereikt,
leerde ik kennen in de tijd dat ik in Opheusden stond. Formeel behoorde zij tot
de Gereformeerde Gemeente in Nederland van Opheusden. Nog voordat deze gemeente
in de jaren vijftig van de vorige eeuw scheurde, was zij echter thuis gaan
lezen.
Lina van der Kolk had een zwakke gezondheid en de afstand van haar woning naar
het kerkgebouw werd voor haar, die op zondag van geen enkel vervoersmiddel gebruik
wilde maken, wat lang. Wat haar feitelijk het zwaarst woog, was de verkilling
van het kerkelijke leven. Zij was om die reden er meer en meer tegenop gaan
zien naar de kerk te gaan.
Zij zei mij eens: ‘Er blijft zoveel overeind staan wat onderste boven moet. Predikanten die te hoog met zichzelf staan. Ambtsdragers en bekeerde mensen die op een voetstuk worden gezet en onbekeerde kerkgangers die om hun rechtzinnigheid en dege-lijkheid worden geprezen.’
Zij zei mij eens: ‘Er blijft zoveel overeind staan wat onderste boven moet. Predikanten die te hoog met zichzelf staan. Ambtsdragers en bekeerde mensen die op een voetstuk worden gezet en onbekeerde kerkgangers die om hun rechtzinnigheid en dege-lijkheid worden geprezen.’
Welke
kanttekening je ook bij Het nooit verloren vergezicht van Van Dijk zou
kunnen plaatsen, deze kanttekeningen niet. Van Dijk spaarde geen mensen en
hij spaarde vooral zichzelf niet. Daarom bleef voor hem in de avond van zijn
leven alleen maar over:
Zo ik niet had geloofd, dat in dit leven
Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou,
Mijn God, waar was mijn hoop, mijn moed, gebleven?
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw.
Wacht op den Heer', godvruchte schaar, houd moed!
Hij is getrouw, de bron van alle goed.
Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer.
Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer'.