woensdag 27 januari 2016

Kerkgebouw en kerkgang

Inleiding
In 2015 verscheen bij uitgeverij Labarum te Apeldoorn een boek met de titel Vensters op refodomes. Het is gewijd aan kerkbouw in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Daartoe wordt ook de Her­steld Hervormd Kerk gerekend. Van beschouwingen die ons aan­gaan, kunnen wij meestal wat leren.
Nu moet bij het boek Venster op refodomes wel worden opge-merkt dat het geschreven is door auteurs van het Biblebelt netwerk. Deze laatste aandui­ding maakt duidelijk dat men gods­dienst in de eerste plaats als een sociologisch verschijnsel ziet. Dat is een belangrijke beper­king.
Dat betekent dat het diepste wezen van de Kerk per definitie buiten beschouwing blijft. Boeken over de kerk, haar geschiedenis en verschijning zijn het rijkst als zij vanuit een belijdend ge-zichtspunt zijn geschreven. 
Een prachtig voorbeeld daarvan is de kerkgeschiedenis van dr. Louis Praamsma De kerk van alle tijden. Het meren­deel van de medewerkers van Biblebelt netwerk staat echter ver af van de gereformeerde be­lijdenis. Men moet van hen dus geen beoor-deling die daaraan genormeerd is, verwachten.
Onder andere komt naar voren dat kerkgebouwen meer dan eens verrijzen aan de rand van een burgerlijke gemeente. Een kerk op een industrieterrein is geen uitzondering. Inderdaad is het mooier en beter als een kerk midden in een woonwijk ligt. Dat kan de aantrekkingskracht van een kerkelijke gemeente vergroten.
Echter, menige kerkelijke gemeente die een kerkgebouw nodig had, was blij dat er – waar het dan ook was – nog een stuk grond beschikbaar bleek te zijn. In onze tijd kan men lang niet altijd van een loyale medewerking van de burgerlijke overheid verzekerd zijn als het gaat om kerkbouw. 
Daarbij komt dat het tegenwoordig eis is dat er bij een kerkgebouw een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Om die eis kan een burgerlijke gemeente niet heen als zij eraan meewerkt grond beschikbaar te stellen. Het bete­kent wel dat men hoogst zelden in het centrum van een bestaande woonwijk een nieuwe kerk kan realiseren.

Hoe moet een kerkgebouw eruit zien?
De een heeft, als het gaat om gebouwen, een andere smaak dan de ander. Als het gaat om de ker­­ken die de laatste jaren zijn gebouwd, vind ik zelf het ene gebouw mooier dan het andere. Zelf houd ik van een kerk met een klassieke uitstraling. Ik weet ook dat eisen van een bur­ger­lijke gemeente zo’n ontwerp soms onmogelijk maken. Jammer acht ik het als kerkelijke ge­meenten zelf voor een modern ontwerp kiezen.
Daarnaast is het uiteraard zo dat een kerk­ge­bouw groot genoeg moet zijn voor een gemeente. Dat geldt niet alleen de kerkzaal, maar ook andere ruimten die men nodig heeft. Oudere kerken plegen vaak maar heel kleine por­talen te hebben. Dat nieuwe kerkgebouwen een ruime of zelfs zeer ruime hal hebben, acht ik alleen maar winst. Het kan ook bij slechter weer onderlinge ont-moeting vòòr en na de dienst bevor­deren.
De schrijvers van Vensters op refodomes menen dat de nieuwe kerkgebouwen die binnen de rechterflank van de gereformeerde gezindte zijn verschenen, in het algemeen te weinig van esthetiek en symboliek getuigen. 
Naar gereformeerde opvatting gaat het bij het gebouw aller­eerst om de boodschap die er wordt gebracht. Omdat wij niet onder de oude bedeling leven, mag ook niet zomaar een rechte lijn getrokken worden van de tempel naar kerkgebouwen nu.
In een protestants kerkgebouw vormt de preekstoel het centrum. In de directe nabijheid van de preekstoel bevinden zich de zitplaatsen van de kerkenraad. Dan is er uiteraard wel variatie mogelijk. In Opheusden maakte ik de opening van het nieuwe kerkgebouw van de Molukse Evangelische Kerk mee. Daar zit de kerkenraad in een halve cirkel achter de predikant. Het is anders dan wij gewend zijn, maar niet verkeerd. 
De Schotse kerken hebben grote preekstoelen. Bij avondmaals-diensten zijn altijd minstens drie predikanten aanwezig en die nemen dan allen plaats op de kansel. De kansel van onze eigen gemeente (Boven-Hardinxveld) zou in een Schots kerkgebouw dan ook niet misstaan.
Een predikantenbord met de namen van alle predikanten getuigt van het besef van verbonden­heid met de voorgeslachten. In menige oude protestantse kerk hangen er borden met de Tien Geboden. Tegen een bord met de Apostolische Geloofsbelijdenis kan men ook moeilijk be­zwaar maken. Integendeel zelfs. 
Heel mooi is ook een kernachtige Bijbeltekst verwerkt in de muur van de kerk. De keren dat ik in Elburg in de hervormde evange-lisatie Kerkbelang preekte, werd ik altijd weer getroffen door de woorden Vrede door het bloed des kruises op de buitenmuur van het gebouw van de Christelijke Gereformeerde Kerk dat recht tegenover het gebouw van Kerkbelang ligt.
Ik zou ook wensen dat kerken in Nederland de gewoonte gaan navolgen die bij behoudende gemeenten in de Angelsaksische wereld gebruikelijk is om bij de kerk een bord te plaatsen met de mede-deling dat gasten van harte welkom zijn. Vaak zie je dan dat ook een grote poster met een Bijbeltekst op zo’n bord is geplakt. 
Via de TBS (Trinitarian Bible Society) zijn die posters te ver-krijgen. Wat mij betreft laat de GBS ook zulke posters drukken met de aan­be­veling aan kerkelijke gemeenten borden te plaatsen met zo’n poster erop. 
Zo wordt aan de buitenwacht duidelijk gemaakt dat de boodschap die binnen de muren van het kerkgebouw wordt gebracht ook hen geldt en dat wij ernaar uitzien dat mensen vervreemd van de kerk de diensten gaan bezoeken.
Als echter in het gebouw zelf allerlei symboliek wordt verwerkt, komen we op een gevaarlijk spoor. Dat leidt af van de overtuiging dat de kerk daar is waar het Woord recht wordt bediend. Of het nu in een eenvoudige schuur is of in een veel mooier gebouw. 
In Vensters op refodomes wordt ook ge­sproken over een ruimte voor doordeweekse vieringen. Dat verraadt inzichten over kerk-zijn die ver van de gereformeerde belijdenis zijn verwijderd. Laat een gemeente wel naast de zondagse erediensten ook regelmatig doordeweekse diensten beleggen.

De grote van een kerkgebouw
In Vensters op refodomes wordt overigens wel een opmerking gemaakt over de grootte van een kerk­gebouw die ik hartelijk onderschrijf. Men stelt vragen bij de wel heel grote gebouwen die op een aantal plaatsen zijn verrezen. Met de oudvader Van Lodensteijn ben ik van mening dat een gemeente eigenlijk niet meer dan vijfhonderd kerkgangers moet tellen.
Gaat men rich­ting de zevenhonderd dan moet men aan een splitsing gaan denken. Een predikant moet ook echt herder kunnen zijn. En voor een onderlinge band in een kerkenraad moet die ook weer niet al te groot zijn. Iets wat bij een heel grote gemeente niet vermeden kan worden.
Komen bijna alle kerkgangers uit een niet al te groot dorp, dan pleegt het splitsen van een ge­meente niet eenvoudig te zijn. Het dorp voelt zich als ene gemeenschap en dat werkt door in de kerk. In grotere plaatsen ligt dat toch wat anders. Helemaal anders is het als tal van kerk­gangers uit omliggende plaatsen komen.
Komen meer dan honderd kerkgangers uit een na­bij­liggende plaats of op zijn minst uit eenzelfde gebied, dan wordt de zon-dagsrust ook door de split­sing van een gemeente bevorderd. In de gereformeerde gezindte zijn er zelfs wel ge­meenten die op deze manier in vijf delen gesplitst zouden kunnen worden. 
Voor de grote kerkgebouwen die er al staan en waarbij kerk-gangers uit een wijde tot zeer wijde omgeving naar de kerk komen, geldt voor een deel: gedane zaken nemen geen keer. Bezinning voor de toekomst is echter hoogst noodzakelijk.

Het gebruik van een vervoermiddel op zondag
Tot voor een aantal jaren geleden droeg de Vereniging tot bevordering van de zondagsrust en zondagsheiliging het stand-punt uit dat je op zondag ook voor kerkgang geen vervoermiddel moet gebruiken. Daar is men op teruggekomen. Naar ik meen terecht. 
Ik weet dat er mensen zijn die dat standpunt hebben, maar als kerk moet je dat niet je leden opleggen en naar mijn diepe overtuiging is het toch beter om met een vervoermiddel naar de kerk te gaan dan thuis de dienst via de kerk­telefoon mee te maken of een preek te lezen. 
Iemand als Voetius noemde zelfs de schaats als middel dat je mocht gebruiken om de kerk te bereiken. In vroeger tijd was dat in een strengere winter in een waterrijk gebied een heel goed te begrijpen advies
Van mij zou de Vereniging tot bevordering van de zondagsrust en zondagsheiliging wel syno­des, classes en gemeenten onder de aandacht mogen brengen om zo gauw daartoe enigs­zins mogelijk-heden zijn, tot gemeentesplitsing over te gaan. Aan mensen moet, zoveel als maar kan, de mogelijkheid worden geboden om dicht bij huis naar de kerk te gaan.
Wil men men­sen buiten de kerk bereiken, dan is een groot voordeel als je hen op een kerke­lijke gemeente in eigen plaats of eigen woonwijk kan wijzen. In de achterban van de Vereniging tot bevor­dering van de zondagsrust en zondagsheiliging zie je op dit punt soms wel heel grote ver­schui­­vingen. 
Terwijl men vroeger volstrekt niet van een vervoermiddel gebruik wilde maken, legt men nu soms vele kilometers met de auto af. Kerkenraden voelen daarom minder de nood­­zaak om een gemeente niet al te groot te laten worden. De Vereniging tot bevordering van de zondagsrust en zondagsheiliging heeft mij aan haar zijde, als zij hier een waar­schu­wend geluid laat horen.
Ds. Zondag van de Gereformeerde Gemeente van Woerden voerde in De Saambinder een plei­dooi om zondags minder van de auto gebruik te maken en lopend naar de kerk te gaan. Ik heb dat in het midden van de gemeente van Bonven-Hardinxveldnooit gedaan om de simpele reden dat dit niet nodig is. 
Ik zou eigenlijk niemand kennen die heel goed lopend naar de kerk kan komen en dat toch niet doet. Eerder moet ik soms de vraag stellen of het niet gebruik maken van een vervoermiddel echt een zaak is die men niet met het geweten kan over-eenbrengen.
Als dat laatste werkelijk zo is, zal het ingebed zijn in een leven van godzaligheid. Zo heb ik dat gezien bij mijn goede vriend Willem Gelderblom. Deze was voor zichzelf zeer nauw, maar heeft mij het nooit kwalijk genomen dat ik de auto gebruikte om elders te preken. Hij legde zijn standpunt aan anderen niet op. 
In mijn studententijd heb ik in vakanties een aantal jaren bij schoonmaakbedrijf Kinderdijk gewerkt. Daar werkte ik onder andere samen met een meneer Brand uit Streefkerk. Ook dat was zo’n man. Hij had weliswaar niet de geloofs­vrij­moedigheid van Willem Gelderblom, maar ik denk met achting aan hem terug.
Zondag las hij met zijn gezin preken en op tweede feestdagen en bij andere doordeweekse diensten ging hij met zijn gezin naar de Gereformeerde Gemeente in Nederland. Ook hem herinner ik mij als een man die nauwgezet was voor zichzelf, maar mild voor een ander. Een man ook die zocht naar wat verbond in de vreze des Heeren. Vanuit die houding is hij jarenlang voorzitter ge­weest van de vereniging van de School met de Bijbel in Streefkerk.

Het gebruik van een vervoermiddel door een predikant
Het pleidooi van ds. Zondag om op de dag des Heeren, als het mogelijk is, lopend naar de kerk te gaan, riep de vraag op hoe je het moet zien als predikanten de auto gebruiken om elders te preken. Als predikanten daar innerlijk bezwaar tegen hebben, respecteer ik dat ten volle. Dan zullen zij mijn pleidooi, om als het even kan tot splitsing van een gemeente over te gaan, helemaal bijvallen.
Het eerste jaar dat ik ging preken kon ik nog geen auto rijden. Preekte ik in de buurt, dan werd ik gereden door een vriend of kennis. Was het verder weg, dan ging ik zaterdag met de bus en trein naar een logeeradres en reisde op maandag terug. De reizen per trein naar Groningen en Leeuwarden herinner ik mij nog goed. In de trein las ik en overdacht ik mijn preek.
Toen ik auto kon rijden, ging ik bij heel grote afstanden zaterdag van huis om op maandag terug te reizen. Bijvoorbeeld als ik vanuit Opheusden of Elspeet naar Ouddorp of Wouters­woude ging. Dan gebeurde het wel dat je zondagavond met meerderen bij elkaar kwam om over de preek te spreken. 
Zoveel mogelijk sprak en spreek ik als ik wat verder moet gaan een hele zondag af. Dichterbij ligt dat anders. Op deze wijze probeer ik dan de zondagsrust zoveel mogelijk gestalte te geven.
In ieder geval lijkt het mij beter dat een predikant naar een wat kleinere gemeente reist. Dan dat zo’n gemeente wordt opgeheven of niet gesticht en kerk­gan­gers in grote getale naar een an­dere plaats moeten reizen. 
Ik mocht zondag middag 17 januari 2016 voor het eerst in Oosterhout voor te gaan. Daar worden nu om de twee weken op zondagmiddag diensten belegd die door krap tien mensen uit Oosterhout worden bezocht en daarnaast nog door wat andere be­lang­stellenden. Dat zijn dan in de praktijk vrijwilligers van het evangelisatiewerk in Ooster­hout.
Laat ons gebed zijn dat Nederland overdekt wordt met gemeenten waar het Woord bijbels wordt verkondigd, waar mensen de boodschap van zonde en genade, van schuld en vergeving kunnen horen. Laat het zo zijn dat anderen aan ons kunnen bemerken dat die boodschap aan ons hart vertroosting, geest en leven schenkt.