Al
enige jaren geleden startte uitgeverij Zondervan met een nieuwe reeks
commentaren op het Nieuwe Testament. De opzet is van de Zondervan Exegetical
Commentary on the New Testa-ment is dat allereerst aan de literaire context,
de centrale ge-dachte en de structuur van een passage aandacht wordt gege-ven.
Daarna volgt een uitleg waarbij de passage vers voor vers wordt doorgelopen.
In
het commentaar wordt steeds op de Griekse brontekst terug-gegrepen, maar het
feit dat de Griekse brontekst en de Griekse woorden steeds tussen haakjes
staan voorafgegaan door de Engelse vertaling, betekent dat deze commentaar voor
hen die wel Engels maar geen Grieks beheersen zeer goed bruikbaar is. Dat geldt
niet alleen voor theologen (van wie je mag hopen dat zij Griekse kennen) maar
ook voor geïnteresseerde gemeenteleden.
De
commentaar op het evangelie naar Mattheüs is van de hand van Grant R. Osborne
die als hoogleraar Nieuwe Testament ver-bonden is aan Trinity Evangelical
Divinity School in Deerfield, Illinois. Osborne houdt met de kerkelijke
traditie vast aan het auteurschap van Mattheüs, één van de twaalf discipelen.
Osborne acht het goede Grieks waarin het eerste evangelie is ge-schreven geen valide argument tegen het auteurschap van Mattheüs. Hij wijst erop dat taal van Joden in Galilea naast Ara-mees en Hebreeuws op zijn minst al enigermate Grieks be-heersten.
Osborne acht het goede Grieks waarin het eerste evangelie is ge-schreven geen valide argument tegen het auteurschap van Mattheüs. Hij wijst erop dat taal van Joden in Galilea naast Ara-mees en Hebreeuws op zijn minst al enigermate Grieks be-heersten.
Osborne
neemt met de overgrote meerderheid van de eigentijdse nieuwtestamentici aan dat
Markus het eerste evangelie is. Dat houdt dan ook in dat Mattheüs van Markus
gebruikt moet hebben gemaakt. Is het wel te rijmen met het auteurschap van een
apostel dat hij gebruikt maakt van een boek dat niet door een apostel is
geschreven?
Hierop
geeft Osborne als antwoord dat Markus zijn evangelie opschreef uit de mond van
Petrus en Mattheüs zal zich op geen enkele wijze bezwaard hebben gevoeld, van
het getuigenis van Petrus gebruikt te maken. Ik wijs er nog op dat wellicht nog
voordat Markus zijn evangelie schreef in mondelinge vorm de stof die hij
neerschreef, waarschijnlijk al een behoorlijke vaste vorm had. Al de twaalf
apostelen wisten zich hoeders van deze mondelinge traditie(s) over het optreden
van Christus op aarde.
Osborne
geeft er ook de voorkeur aan om het evangelie naar Mattheüs nog vóór de val van
Jeruzalem te dateren. Het evangelie naar Markus dateert hij aan het einde van
de jaren vijftig en dat naar Lukas aan het begin van de jaren zestig. Ik val
Osborne in de voorkeur voor deze vroege dateringen bij. Ten aanzien van
Mattheüs wijst hij erop dat de aandacht die in dit evangelie aan de sadduceeërs
wordt gegeven beter bij een datering vóór de val van Jeruzalem past dan erna.
Osborne wijst op meerdere moge-lijkheden om het evangelie naar Mattheüs te
structureren.
In
samenhang met de vijf toespraken van de Heere Jezus in Mattheüs kwam Benjamin
B. Bacon samen met een proloog en epiloog tot zeven delen. Bacon verdedigde de
visie dat het evan-gelie naar Mattheüs als een vervulde Pentateuch moest worden
gezien. Zelf vind ik deze verdeling nog altijd heel aantrekkelijk.
Ze
past bij het sterk Joodse karakter van het eerste evangelie. Osborne voelt het
meest voor de verdeling die Donald A. Carson heeft voorgesteld. Feitelijk is
het verschil met Bacon niet heel groot. Ook Carson komt tot een zevendeling.
Het belangrijkste verschil met Bacon is dat hij het tweede deel niet met Mat.
3:1 maar met Mat. 4:12 laat aanvangen.
Wie
de uitleg van Osborne doorneemt, zal telkens opnieuw getrof-fen worden door de grote
eerbied voor de Bijbel als het Woord van God. Er worden geen vragen gesteld
bij de betrouwbaarheid van datgene wat de evangelist als historisch geschied
meedeelt.
Bij een moeilijke tekst als Mat. 16:28 (Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk) noemt Osborne een aantal mogelijkheden, namelijk de verheerlijking op de berg, de opstanding, pinksteren, de verbreiding van de kerk en de wederkomst.
Bij een moeilijke tekst als Mat. 16:28 (Voorwaar zeg Ik u: Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke den dood niet smaken zullen, totdat zij den Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk) noemt Osborne een aantal mogelijkheden, namelijk de verheerlijking op de berg, de opstanding, pinksteren, de verbreiding van de kerk en de wederkomst.
Hij
geeft aan zelf het meest voor een combinatie ervan te voelen. Terecht geef hij
aan Mat. 28:19 de bouwstenen bevat van het vroegchristelijke dogma van de
triniteit. De commentaar van Osborne sluit af met een korte typering van de
theologie van Mattheüs. Al met al gaat het om een zeer lezenswaardig en nuttig commentaar.
Grant R. Osborne, Matthew, Zondervan Exegetical
Commentary on the New Testament, Zondervan, Grand Rapids 2010; ISBN
978-0-310-24357-1; hb. 1154 pp., prijs $59,99.